ECLI:NL:GHSHE:2006:AY6377
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- F. van Beuge
- N.J.L.M. Tuijn
- A.H.Q. Goossens
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte wegens gebrek aan bewijs van ongewenst vreemdelingschap
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 augustus 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Breda. De verdachte, geboren in 1976 en woonachtig in Nederland, was ten laste gelegd dat hij als vreemdeling in Nederland verbleef terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij als ongewenst vreemdeling was verklaard. De tenlastelegging was gebaseerd op een beschikking van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 1 maart 2005, die later op 1 september 2005 was vernietigd.
Tijdens de rechtszitting heeft de verdediging betoogd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen, aangezien de beschikking die de ongewenstverklaring inhield, niet meer van kracht was. Het hof heeft vastgesteld dat de beschikking van 1 maart 2005 geen werking meer had en dat er geen bewijs was dat de verdachte wetenschap had van zijn status als ongewenst vreemdeling. Het hof oordeelde dat de verdachte niet kon worden veroordeeld op basis van de vernietigde beschikking.
Het hof heeft ook het verweer van de verdediging overwogen dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk zou moeten worden verklaard, omdat het voor de verdachte feitelijk onmogelijk zou zijn om Nederland te verlaten. Het hof verwierp dit verweer, omdat de verdachte niet had aangetoond dat hij daadwerkelijk inspanningen had verricht om Nederland te verlaten.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij het feit had begaan. De overige verweren van de verdediging behoefden geen bespreking meer.