ECLI:NL:GHSHE:2006:AX5369

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 mei 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C0501539
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van voorlopige voorziening in geschil over schilder- en herstelwerkzaamheden

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, ging het om een hoger beroep in een kort geding. De appellant, een particulier, had de geïntimeerde, een schilder, opdracht gegeven voor diverse schilder- en herstelwerkzaamheden aan zijn pand. De appellant betwistte de hoogte van de door de geïntimeerde gevorderde bedragen en stelde dat hij al een deel had betaald. De geïntimeerde vorderde in kort geding een totaalbedrag van € 22.377,86, maar het hof oordeelde dat de zaak zich niet leende voor een behandeling in kort geding, omdat bewijslevering nodig was om de stellingen van partijen vast te stellen. Het hof weigerde daarom de gevraagde voorlopige voorziening en wees de vordering van de geïntimeerde in hoger beroep af. Het hof vernietigde het vonnis van de voorzieningenrechter en wees de vordering van de appellant tot terugbetaling van het door hem betaalde bedrag toe, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens werd de geïntimeerde veroordeeld in de proceskosten van beide instanties.

Uitspraak

typ. MdL
rolnr. KG C0501539/HE
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
derde kamer, van 16 mei 2006,
gewezen in de zaak van:
[APPELLANT],
wonende te [plaats],
appellant bij exploot van dagvaarding van 4 november 2005,
procureur: mr. H.A.M.J. Loeffen,
tegen:
[GEÏNTIMEERDE],
wonende te [plaats],
geïntimeerde bij gemeld exploot,
procureur: mr. C.C.C.A.M. Kuijken,
op het hoger beroep van het door de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch in kort geding gewezen vonnis van 18 oktober 2005 tussen appellant - [naam] - als gedaagde en geïntimeerde - [naam] - als eiser.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 131360/KG ZA 05-596)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij memorie van grieven heeft [appellant] 6 grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep. Voorts concludeert [appellant] - kort samengevat - tot afwijzing van de vorderingen van [geïntimeerde] en veroordeling van [geïntimeerde] om aan [appellant] terug te betalen al hetgeen [appellant] ter uitvoering van het bestreden vonnis aan [geïntimeerde] heeft voldaan, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot aan die van terugbetaling, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties.
2.2. Bij memorie van antwoord heeft [geïntimeerde] de grieven bestreden.
2.3. Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd. Het hof heeft in het door [geïntimeerde] overgelegde dossier handgeschreven opmerkingen aangetroffen. Het hof heeft hier geen acht op geslagen. Het hof verzoekt de procureur van [geïntimeerde] zijn correspondent te wijzen op artikel 7.1 van het rolreglement met betrekking tot de staat waarin dossiers dienen te worden overgelegd.
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de grieven verwijst het hof naar de memorie van grieven.
4. De beoordeling
4.1. De voorzieningenrechter heeft in overweging 2 van het vonnis van 18 oktober 2005 vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. Tegen deze feiten is geen aparte grief gericht en [geïntimeerde] heeft bij memorie van antwoord de juistheid daarvan erkend. Derhalve zullen de door de voorzieningenrechter vastgestelde feiten, voor zover door [appellant] niet betwist, ook in hoger beroep het uitgangspunt vormen.
4.2 Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
4.2.1 [appellant], die voor [geïntimeerde] als boekhouder fungeert, heeft [geïntimeerde] in de loop van 2004 en 2005 diverse opdrachten verstrekt tot het verrichten van schilder- en herstelwerkzaamheden aan zijn pand te [plaats]. Zo heeft [appellant] [geïntimeerde] in juni 2004 opdracht gegeven tot het verrichten van schilderwerk.
[geïntimeerde] heeft deze "basisopdracht" gedeeltelijk uitgevoerd en heeft terzake de aldus door hem verrichte werkzaamheden een bedrag van E. 3.180,- inclusief BTW aan [appellant] bij factuur van 5 september 2005 in rekening gebracht (prod. 3 brief mr. Kuijken d.d. 14 september 2005).
In april 2005 heeft [appellant] [geïntimeerde] opdracht gegeven om de buitenkant van zijn pand te texen voor een prijs van E. 6.890,- inclusief BTW. Ook deze opdracht is gedeeltelijk door [geïntimeerde] uitgevoerd. [geïntimeerde] heeft voor deze werkzaamheden eveneens bij factuur van 5 september 2005 (prod. 3 brief mr. Kuijken d.d. 14 september 2005) een bedrag van E. 4.770,- aan [appellant] gefactureerd.
Voorts heeft [appellant] [geïntimeerde] opdracht gegeven tot het verrichten van een aantal extra werkzaamheden. In het kader van deze opdracht heeft [geïntimeerde] eveneens werkzaamheden verricht.
4.2.2 Volgens [geïntimeerde] heeft [appellant] een gedeelte van het bedrag dat hij uit hoofde van alle hiervoor genoemde werkzaamheden aan [geïntimeerde] verschuldigd is aan [geïntimeerde] betaald, zijnde E. 7.000,-. Bij schrijven van 19 juli 2005 (prod. 1 bij brief mr. Kuijken d.d. 14 september 2005) heeft de raadsman van [geïntimeerde] [appellant] verzocht om ook het restantbedrag te betalen. Nadien zijn partijen een betalingsregeling overeengekomen. Partijen verschillen van mening over de inhoud van deze betalingregeling. Bij brief van 5 september 2005 (prod. 2 bij brief mr. Kuijken d.d. 14 september 2005) heeft de raadsman van [geïntimeerde] [appellant] nogmaals verzocht het restantbedrag te betalen. [appellant] heeft vervolgens driemaal een bedrag van E. 500,- overgemaakt aan [geïntimeerde], waarna hij met de betalingen is gestopt.
4.3 Daarop heeft [geïntimeerde] [appellant] bij dagvaarding in kort geding van 7 september 2005 in rechte betrokken en gevorderd [appellant] te veroordelen, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, tegen een behoorlijk bewijs van kwijting, aan [geïntimeerde] te betalen een totaalbedrag van E. 22.377,86, althans een voorschot, te vermeerderen met wettelijke rente, en [appellant] te veroordelen in de kosten van het geding, die van eventueel gelegde beslagen daaronder begrepen.
4.4 De Voorzieningenrechter heeft bij vonnis van 18 oktober 2005 de vordering van [geïntimeerde] voor een bedrag van E. 12.113,04 zó aannemelijk geacht dat het restitutierisico als aanvaardbaar is aan te merken. De voorzieningenrechter heeft dan ook de vordering voor een bedrag van E. 12.113,04, vermeerderd met wettelijke rente, toegewezen en [appellant] als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.
4.5 De grieven zijn tegen deze toewijzing gericht. Alvorens tot beoordeling van de grieven over te kunnen gaan, dient het hof ambsthalve te beoordelen of het geschil zich leent voor een behandeling in kort geding (Hoge Raad 13 juni 2003, NJ 2005,77, Hoge Raad 8 januari 1965, NJ 1965,162). Het hof overweegt ten aanzien daarvan als volgt.
4.5.1 [geïntimeerde] vordert betaling van een totaalbedrag van E. 22.377,86 voor de gestelde werkzaamheden:
a. schilderwerk ('basisopdracht'): E. 3.180,- excl. BTW;
b. texen: E. 4.770,- incl. BTW;
c. extra werkzaamheden: E. 14.427,28 incl. BTW (totaalbedrag van E. 21.427,86 minus een reeds betaalde bedrag van E. 7.000,-).
ad a. schilderwerk
Partijen zijn het er over eens dat [appellant] voor het door [geïntimeerde] verrichte schilderwerk een bedrag van E. 3.180,- (excl. BTW) aan [geïntimeerde] verschuldigd is.
ad b. texen
Partijen verschillen van mening over de werkzaamheden die [geïntimeerde] in dit kader heeft verricht. [geïntimeerde] stelt dat hij voorwerk ten bedrage van E. 4.770,- (incl. BTW) heeft verricht en dat er thans nog twee dagen dient te worden getext. [appellant] stelt dat [geïntimeerde] slechts een vijftal scheuren in de buitenmuren heeft hersteld en stelt voor deze werkzaamheden een bedrag van E. 1.000,- aan [geïntimeerde] verschuldigd te zijn.
ad c. extra werkzaamheden
[appellant] betwist in aanzienlijke mate de verschuldigdheid van het door [geïntimeerde] gevorderde bedrag voor de extra werkzaamheden, zoals gespecificeerd in de bijlage bij de brief van de raadsman van [geïntimeerde] van 19 juli 2005 (prod. 1 pleitnotities eerste aanleg).
4.5.2 De vordering van E. 3.180,- betreffende het schilderwerk (zie onder a.) zou kunnen worden toegewezen nu dit gedeelte van de vordering tussen partijen niet ter discussie staat. Nu echter tussen partijen vaststaat dat het door [appellant] reeds betaalde voorschot voormeld bedrag van E. 3.180,- overtreft, behoeft dit deel van de vordering wegens gebrek aan belang geen beoordeling meer.
4.5.3 Partijen betwisten voor het overige (zie onder b. en c.) over en weer elkanders stellingen. Derhalve is niet op eenvoudige wijze vast te stellen welke werkzaamheden door [geïntimeerde] zijn verricht en welk bedrag [appellant] daarvoor aan [geïntimeerde] verschuldigd is. Daarvoor zal bewijslevering nodig zijn, waarvoor evenwel in kort geding geen plaats is. Mitsdien is het hof van oordeel dat deze zaak zich niet leent voor een behandeling in kort geding. Het hof zal om die reden de gevraagde voorlopige voorziening weigeren en de vordering van [geïntimeerde] in hoger beroep afwijzen.
4.6 Op grond van het bovenstaande dient het vonnis waarvan beroep te worden vernietigd. Dit betekent dat de vordering van [appellant] tot terugbetaling van al hetgeen hij ter uitvoering van het vonnis waarvan beroep aan [geïntimeerde] heeft voldaan, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot aan die van terugbetaling, voor toewijzing gereed ligt.
4.7 Het hof zal [geïntimeerde] als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de kosten van de procedure in beide instanties.
5. De uitspraak
Het hof:
vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch waarvan beroep, en
opnieuw rechtdoende:
weigert de gevraagde voorziening;
wijst de vordering van [appellant] tot veroordeling van [geïntimeerde] om aan [appellant] terug te betalen al hetgeen [appellant] ter uitvoering van het bestreden vonnis aan [geïntimeerde] heeft voldaan, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot aan die van terugbetaling, toe;
veroordeelt [geïntimeerde] in de proceskosten van de eerste aanleg en het hoger beroep, welke kosten aan de zijde van [appellant] worden begroot op E. 248,- aan verschotten en E. 816,- aan salaris procureur in eerste aanleg en op E. 725,60 aan verschotten en E. 1.158,- aan salaris procureur voor het hoger beroep;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. Zwitser-Schouten, Venner-Lijten en H. Vermeulen en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 16 mei 2006.