typ. LD
rolnr. C0400572/HE en C0400573/HE
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
derde kamer, van 16 mei 2006,
gewezen in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid WÜRTH NEDERLAND B.V.,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
appellante,
procureur: mr. J.A.J. van de Wouw,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ESSENT ENERGIE VERKOOP NEDERLAND B.V.,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
2. de naamloze vennootschap ESSENT N.V.,
gevestigd te Arnhem,
geïntimeerden,
procureur: mr. G.E.M.C. Reinartz,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 1 november 2005 in het hoger beroep van het door de rechtbank 's-Hertogenbosch onder nummer 93592/HA ZA 03-700 gewezen vonnis van 19 november 2003.
6. Het tussenarrest van 1 november 2005
Bij genoemd arrest is de zaak naar de rol verwezen voor akte uitlating aan de kant van Essent Energie Verkoop met een inhoud als in r.o. 4.8 van voornoemd arrest aangegeven, als ook voor een akte uitlating aan de kant van Würth met een inhoud als in r.o. 4.12 en 4.13 van dat arrest is overwogen. Iedere verdere beslissing is aangehouden.
7. Het verdere verloop van de procedure
Essent Energie Verkoop en Würth hebben beide een akte genomen en daarop over en weer bij antwoordakte gereageerd. Vervolgens hebben partijen wederom de stukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
8. De verdere beoordeling
Vordering van Würth jegens Essent Energie Verkoop
8.1. Bij voornoemd arrest heeft het hof als meest verstrekkend eerst (onder meer) het verweer van Essent dat Würth de verkeerde rechtspersoon, want Essent Energie Verkoop in plaats van Essent Netwerk Brabant B.V, heeft gedagvaard, besproken. In dat verband is van belang of de middenspanningsruimte, waarin op 19 november 1998 de storing heeft plaatsgevonden, al dan niet tot 'het net' in de zin van de Elektriciteitswet 1998 behoort. Het hof is in voornoemd arrest tot het voorlopig oordeel gekomen dat zulks niet het geval is en heeft Essent in de gelegenheid gesteld zich daarover uit te laten (zie r.o. 4.8 van voornoemd arrest).
8.2. Het hof is tot deze - voorlopige - conclusie gekomen op grond van de definitie van 'het net' in artikel 1 sub b van de Elektriciteitswet 1998 gelezen in onderling verband en samenhang met de onderhavige overeenkomst en de daarbij behorende algemene voorwaarden. In artikel 1 sub b van die wet is 'het net' namelijk omschreven als: "één of meer verbindingen voor het transport van elektriciteit en de daarmee verbonden transformator-, schakel-, verdeel-, en onderstations en andere hulpmiddelen, behoudens voor zover deze verbindingen en hulpmiddelen liggen binnen de installatie van een producent of van een afnemer."
Omdat Würth op grond van de overeenkomst verplicht was de middenspanningsruimte aan PNEM ter beschikking te stellen, heeft het hof daar vooralsnog uit afgeleid dat de midden-spannings-installatie deel uitmaakt van de installatie van Würth en dus niet tot het net behoort.
8.3. Essent stelt echter in haar akte van 17 januari 2006 dat het hof ten onrechte tot die conclusie is gekomen, want: "Tot 'het net' behoort kort gezegd alles t/m de kWh-meter. Tot de installatie van een afnemer behoort kort gezegd alles dat zich achter de kWh-meter bevindt". Essent voegt daaraan toe dat de kWh-meter bij Würth zich bevindt achter de middenspanningsruimte, zodat duidelijk is dat de middenspanningsruimte - en de apparatuur die zich daarin bevindt - geen deel uitmaakt van de installatie van Würth. Würth heeft daar tegenin gebracht (antwoordakte na tussen-arrest, sub 1) dat het in casu gaat om een installatie die in het pand van Würth lag en geen onderdeel van het net was. Maar uit het feit dat de middenspanningsinstallatie in het pand van Würth ligt, volgt nog niet dat die installatie niet tot het net behoort. Daarvoor is immers van belang, zoals Essent terecht opmerkt, of die installatie zich voor of na de kWh-meter bevindt; zie een in voornoemd arrest reeds aangehaalde passage uit de Memorie van Toelichting bij de Elektriciteitswet 1998 (Tweede Kamer, vergaderjaar 1997-1998, 25 621, nr 3, p. 22), welke passage het hof omwille van de leesbaarheid thans herhaalt:
"Van belang is de uitzondering van verbindingen en hulpmiddelen die liggen binnen de installatie van een producent of van een afnemer. "Installatie" moet ruim worden opgevat en betekent (...) aan afnemerszijde alles wat - doorgaans achter zijn elektriciteitsmeter - in zijn woning of vestiging elektriciteit verbruikt. Tot de installatie kan ook behoren de verbinding tussen een vestiging van een afnemer en het punt waarop de afnemer is voorzien van een aansluiting op het net. Dit betekent met andere woorden dat het net zich uitstrekt van de "poort" van een elektriciteitscentrale tot en met de meter of een elektriciteitverbruikende installatie van een afnemer."
Nu in het onderhavige geval, want onweersproken, ervan moet worden uitgegaan dat de middenspanningsinstallatie voor de kWh-meter van Würth ligt, volgt daaruit dat de middenspanningsinstallatie tot 'het net' behoort. Dit betekent dat het verweer van Essent, dat Würth de verkeerde rechtspersoon aansprakelijk heeft gesteld, slaagt en dat de vordering van Würth reeds op die grond moet worden afgewezen.
Tekortkoming Essent Energie Verkoop
8.4. Geheel ten overvloede merkt het hof op dat, voor het geval Essent Energie Verkoop wel door Würth had kunnen worden aangesproken, de vordering van Würth ook in dat geval niet voor toewijzing in aanmerking zou zijn gekomen. In voornoemd arrest is immers overwogen dat naar het oordeel van het hof vooralsnog geen sprake is van een toerekenbare tekortkoming van Essent (zie r.o. 4.12). Würth is ter nadere onderbouwing van de door haar gestelde toerekenbare tekortkoming in de gelegenheid gesteld zich nader uit te laten over de door Essent eerst bij MvA overgelegde "Handelwijze bij brand in een elektrische bedrijfsruimte" uit 2003. Zulks in verband met de vraag of van de monteurs - gemachtigd of niet - ingeval van brand verlangd kan worden de middenspanningsruimte te betreden als de spanning nog niet is uitgeschakeld.
8.5. Würth betwist allereerst dat Essent met een verwijzing naar voornoemde handelwijze, zijnde de versie uit 2003, zich op het standpunt kan stellen dat geen sprake is van een toerekenbare tekortkoming, omdat de brand zich heeft voorgedaan in november 1998 en die handelwijze toen niet gold. Het hof gaat aan dit verweer voorbij daar er naar het oordeel van het hof gevoeglijk vanuit kan worden gegaan dat de werkinstructie uit 2003 de formele vastlegging is van de ook reeds in november 1998 geldende regels, zoals ook neergelegd in het handboek Arbo & Milieu. Het is immers alleszins aannemelijk dat betreding van een middenspanningsruimte ingeval van brand risicovol is en het zal derhalve van de concrete omstandigheden afhangen of betreding toegestaan is.
8.6. De 'Handelwijze bij brand in een elektrische bedrijfsruimte' (hierna: werkinstructie) luidt, voor zover thans van belang, als volgt:
"4.3. Betreden van de E-ruimte bij een beginnende brand
4.3.1. Door medewerkers van Essent Netwerk Zuid
4.3.1.1. Ten behoeve van schakelhandelingen
Indien het voor de bedrijfsvoering absoluut noodzakelijk is, mag de E-ruimte bij een beginnende brand, na zorgvuldige beoordeling van de situatie, ten behoeve van het verrichten van de noodzakelijke schakelhandelingen, kortstondig door een IV (hof: installatieverantwoordelijke) of WV (hof: werkverantwoordelijke) worden betreden. Daarbij geldt dat de medewerker die de E-ruimte betreedt in staat dient te zijn om op basis van eigen waarneming en deskundigheid de volgende aspecten te beoordelen:
* de brand verkeert in een beginfase; en
* het risico van een snelle vuuruitbreiding van de brand -door aanwezige brandbare (vloei)stoffen- is niet aanwezig; en (...)
* het zicht in de ruimte wordt niet door rook belemmerd.
8.7. Würth stelt dat uit het uitrukrapport van de brandweer kan worden opgemaakt dat sprake was van een beginnende brand en dat Essent niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake was van een gevaarlijke situatie, althans een zodanig grote of vergevorderde brand dat het betreden van die ruimte, ook volgens de gestelde werkinstructie, niet toegestaan of verantwoord kan zijn. Voorts blijkt niet dat door Essent onderzoek is gedaan naar de omvang of het stadium van de brand, en als dat wel was gedaan dan was waarschijnlijk geconcludeerd dat de brand op dat moment zo beperkt was dat de spanning ter plaatse uitgeschakeld kon worden. Het niet doen van onderzoek alsmede het niet direct uitschakelen van de spanning na het onderzoek dienen te worden beschouwd als toerekenbaar tekortkomen van de zijde van Essent. De monteurs hadden immers wel de bevoegdheid de ruimte kort te betreden zo blijkt uit de "Handelwijze", aldus Würth.
Essent heeft deze stellingen van Würth bij antwoordakte gemotiveerd weersproken.
8.8. Het hof is van mening dat onder de gegeven omstandigheden - er kwam op het moment van aankomst van de monteurs rook uit het rooster van de middenspanningsruimte naar buiten en de monteurs mochten er vanuit gaan dat het zicht in de ruimte beperkt was - de monteurs op grond van hun waarneming en deskundigheid terecht de afweging hebben gemaakt om de ruimte niet te betreden. Met Essent is het hof voorts van oordeel dat het feit dat de brandweer de brand heeft gekwalificeerd als een "kleine brand" daaraan niet afdoet. Het gaat immers ook bij een beginnende brand om een inschatting van de risico's bij betreding van de middenspanningsruimte waarin nog spanning aanwezig was. Essent heeft in dat verband gesteld dat zolang er nog spanning aanwezig is de brandweer niet mag blussen met CO2, omdat bij spanningen van meer dan 1.000 volt - in casu: 10.000 volt - gevaar voor overslag bestaat, welk gevaar nog eens aanmerkelijk wordt vergroot door de opwarming van de atmosfeer binnen de ruimte door de brand en de aanwezige rookontwikkeling. Voorts merkt Essent op dat bij Würth de misvatting bestaat dat in de middenspannings-ruimte de elektriciteit uitgeschakeld had kunnen worden. De ruimte moet altijd van buitenaf spanningsvrij gemaakt worden. De monteurs hebben na aankomst onmiddellijk telefonisch contact opgenomen met het verdeelstation om de ruimte spanningsvrij te maken, aldus Essent.
8.9. Het hof is dan ook van oordeel dat de nadere onderbouwing van Würth ontoereikend is. Derhalve handhaaft het hof zijn oordeel in 4.12 van het tussenarrest en is er geen sprake van een toerekenbare tekortkoming van Essent.
8.10. Op grond van het bovenstaande falen de grieven. Het vonnis waarvan beroep dient te worden bekrachtigd onder aanvulling van gronden en Würth zal als in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. Het salaris procureur wordt daarbij slechts éénmaal berekend nu de processtukken in beide zaken identiek zijn.
in de zaak met rolnummer C0400572/HE:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep onder aanvulling van gronden;
veroordeelt Würth in de proceskosten van het hoger beroep, welke kosten aan de zijde van Essent Energie Verkoop B.V. tot de dag van deze uitspraak worden begroot op E. 790,-- aan verschotten en E. 2.316,-- aan salaris procureur;
in de zaak met rolnummer C0400573/HE:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep onder aanvulling van gronden;
veroordeelt Würth in de proceskosten van het hoger beroep, welke kosten aan de zijde van Essent N.V. tot de dag van deze uitspraak worden begroot op E. 790,-- aan verschotten en op nihil aan salaris procureur.
Dit arrest is gewezen door mrs. Begheyn, Venner-Lijten en H. Vermeulen en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 16 mei 2006.