ECLI:NL:GHSHE:2006:AW9576

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 april 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C0200792
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Etten
  • A. den Hartog Jager
  • J. van den Bergh
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verrekening van waardestijging van de voormalige echtelijke woning in het kader van echtscheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 april 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verrekenvordering van de vrouw met betrekking tot de waardestijging van de voormalige echtelijke woning. De woning was illegaal gevestigd in een bedrijfsloods, die op de balans van de eenmanszaak van de man stond. De vrouw heeft een taxatierapport overgelegd waaruit blijkt dat de waarde van de woning op 24 november 1993 f. 285.000,- bedroeg. Bij het indienen van het echtscheidingsverzoek op 7 mei 1997 was de waarde gestegen naar f. 344.844,-, wat een jaarlijkse waardestijging van 6% impliceert. Het hof achtte deze waardestijging redelijk en heeft de totale waardestijging vastgesteld op f. 59.844,-.

De man heeft verzuimd om bewijsstukken te overleggen en heeft niet gereageerd op het verzoek van het hof om informatie te verstrekken voor een deskundigenonderzoek. Hierdoor heeft het hof de stellingen van de vrouw als onvoldoende weersproken beschouwd. De vrouw heeft ook recht op de helft van de waardestijging, omdat de aflossingen op de geldleningen voor de bouw van de woning zijn betaald uit overgespaarde inkomsten.

Daarnaast heeft de man aangevoerd dat rekening gehouden moet worden met de belastinglatentie, omdat het pand op de balans voor een te laag bedrag is geboekt. Het hof heeft de belastinglatentie vastgesteld op 25%, wat resulteert in een bedrag van f. 21.651,50 ter verrekening. De vrouw heeft recht op de helft van dit bedrag, wat neerkomt op E. 4.912,51.

Het hof heeft verder vastgesteld dat de vrouw recht heeft op verschillende bedragen, waaronder verhuiskosten en cursuskosten, wat in totaal E. 14.118,47 oplevert. Uiteindelijk heeft het hof de vonnissen waarvan beroep vernietigd en de man veroordeeld om in totaal E. 19.030,98 aan de vrouw te betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van het arrest. De kosten van het hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

typ. JP
rolnr. C0200792/BR
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
zevende kamer, van 18 april 2006,
gewezen in de zaak van:
[APPELLANT],
wonende te [plaats],
appellante in principaal appel,
geïntimeerde in incidenteel appel,
hierna te noemen: de vrouw,
procureur: mr. B.Th.H. Boomsma,
tegen:
[GEÏNTIMEERDE],
wonende te [plaats],
geïntimeerde in principaal appel,
appellant in incidenteel appel,
hierna te noemen: de man,
procureur: mr. J.A.Th.M. van Zinnicq Bergmann,
als vervolg op de door het hof gewezen tussenarresten van 7 september 2004, 12 april 2005 en 18 oktober 2005 in het hoger beroep van de door de rechtbank Breda onder nr. 68427/HA ZA 99-74 gewezen vonnissen van 16 maart 1999,
21 maart 2000, 10 oktober 2000, 27 november 2001 en 23 april 2002 tussen de vrouw als eiseres in conventie en verweerster in reconventie en de man als gedaagde in conventie en eiser in reconventie.
14. Het tussenarrest van 18 oktober 2005
Bij genoemd arrest heeft het hof aan partijen verzocht nadere informatie te verschaffen en is iedere verdere beslissing aangehouden.
15. Het verdere verloop van de procedure
De vrouw heeft een akte na tussenarrest genomen.
De procureur van de man heeft akte gevraagd van haar verklaring dat zij niet in staat is gesteld verder te procederen.
Vervolgens hebben partijen de stukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
16. De verdere beoordeling
in principaal en incidenteel appel
16.1. In het tussenarrest van 18 oktober 2005 heeft het hof aan partijen informatie gevraagd met het oog op een te gelasten deskundigenonderzoek naar het mogelijke aandeel van de vrouw in de waardestijging van de voormalige echtelijke woning.
Van de kant van de man is de gevraagde informatie niet verstrekt. Zijn procureur heeft ter rolzitting verklaard niet in staat te zijn gesteld verder te procederen.
16.2. Het hof zal thans beslissen op de verrekenvordering van de vrouw. De vordering heeft betrekking op de waardestijging van de voormalige echtelijke woning die (illegaal) was gevestigd in een bedrijfsloods, welke bedrijfsloods is geboekt op de balans van de onderneming van de man (een eenmanszaak).
De vrouw heeft aan de hand van een taxatierapport d.d. 24 november 1993 (overgelegd bij memorie na tussenarrest d.d. 30 november 2004) in voldoende mate aangetoond dat de waarde op die datum f. 285.000,- bedroeg.
Volgens de vrouw bedroeg de waarde ten tijde van het indienen van het echtscheidingsverzoek op 7 mei 1997 f. 344.844,- uitgaande van een jaarlijkse waardestijging van 6%. Het hof acht die waardestijging redelijk.
De vrouw heeft aldus de waardestijging berekend op f. 59.844,-.
16.3. Nu de man niet heeft voldaan aan het verzoek van het hof in het tussenarrest van 12 mei 2005 om bewijsstukken te overleggen en evenmin de gelegenheid heeft gegeven om een deskundigenonderzoek in te stellen, acht het hof de voormelde stellingen van de vrouw onvoldoende weersproken. Het hof zal dan ook van voormelde gegevens uitgaan.
Ditzelfde geldt voor de stelling van de vrouw dat zij recht heeft op de helft van de waardestijging omdat de aflossingen op de geldleningen ten behoeve van de bouw van de voormalige echtelijke woning zijn betaald uit overgespaarde inkomsten.
16.4. De man heeft aangevoerd dat bij de berekening van het te verrekenen bedrag rekening gehouden moet worden met de belastinglatentie in verband met het feit dat het onderhavige pand op de balans van zijn eenmanszaak voor een te laag bedrag is geboekt. Deze stelling is door de vrouw niet weersproken.
De boekwaarde van het pand in 1997 bedroeg f. 192.074,-, zodat er sprake is van een stille reserve van f. 152.770,- (f. 344.844 minus f. 192.074,-). De belastinglatentie wordt door het hof naar redelijkheid en billijkheid vastgesteld op 25% = f. 38.192,50.
Aldus resteert een bedrag van f. 21.651,50 ter verrekening. De vrouw heeft recht op de helft van dat bedrag = f. 10.825,75. In euro's: E. 4.912,51.
16.5. Op grond van hetgeen in de eerdere tussenarresten is beslist en op grond van het eindvonnis van de rechtbank (voorzover daartegen niet is gegriefd), komen verder de volgende bedragen aan de vrouw toe:
- Verhuiskosten: f. 261,50
- Cursuskosten: f. 2.200,--
- Lijfrente: f. 20.901,53
- Buggy: f. 2.000,--
- Overnamekosten: f. 4.500,--
- Almkruiser: f. 1.250,--
- Totaal: f. 31.113,03. In euro's: E. 14.118,47.
16.6. Het voorgaande betekent dat de man in totaal aan de vrouw dient te betalen: E. 14.118,47 + E. 4.912,51 = E. 19.030,98.
Het hof zal de vonnissen waarvan beroep vernietigen voorzover deze betrekking hebben op de overnamekosten, de Almkruiser, de Mazda, de teveel betaalde aflossing, de afrekening terzake van de lijfrentepolis en de omvang van het door de man aan de vrouw te betalen bedrag en opnieuw rechtdoende de man veroordelen voormeld bedrag van E. 19.030,98 aan de vrouw te voldoen.
16.7. De kosten van het hoger beroep zullen worden gecompenseerd nu partijen voormalige echtgenoten zijn.
17. De uitspraak
Het hof:
op het principaal en incidenteel appel
vernietigt de vonnissen waarvan beroep voorzover deze betrekking hebben op de overnamekosten, de Almkruiser, de Mazda, de teveel betaalde aflossing, de afrekening terzake van de lijfrentepolis en voorzover de man in het eindvonnis is veroordeeld om aan de vrouw een bedrag van E. 9.336,31 te betalen en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt de man om aan de vrouw een bedrag van E. 19.030,98 (negentienduizend en dertig euro en 98 eurocent) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de datum van dit arrest tot aan de dag der voldoening;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde;
bekrachtigt de vonnissen waarvan beroep voor het overige;
compenseert de kosten van het hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten dient te dragen.
Dit arrest is gewezen door mrs. Van Etten, Den Hartog Jager en Van den Bergh en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 18 april 2006.