4.2 Het gaat in dit geding om het volgende.
(a) [appellant] exploiteert vanaf 1996 (aanvankelijk samen
met [mede-exploitant appellant] in een vennootschap onder firma,
en vanaf het najaar van 1998 alleen) een kinderdag-
verblijf te [woonplaats], "Kindercentrum De Speelburght"
geheten.
(b) [geïntimeerde] was al vóór 1996 de vaste accountant van
[appellant] en is dat ook geworden van het kinderdag-
verblijf; [geïntimeerde] heeft voorts vanaf de oprichting
werkzaamheden verricht ten behoeve van de salaris
administratie van (de werknemers van) [appellant].
(c) [geïntimeerde] heeft aan [appellant] voor door haar voor
[appellant] verrichte werkzaamheden inzake de Speel
burght facturen verzonden, die [appellant] tot een
bedrag van fl. 36.557,96 onbetaald heeft gelaten.
(d) Tot 1 januari 2000 gold voor de Speelburght geen
algemeen bindend verklaarde CAO. Vanaf het begin kwam
[appellant] echter met iedere werknemer overeen dat de
CAO Welzijnswerk van toepassing zou zijn. Volgens
deze CAO gold tot 1 juli 1997 een werkweek van 40 uur
en daarna een werkweek van 36 uur.
(e) Vanaf 1 januari 2000 is voor de werknemers van de
Speelburght de CAO Kinderopvang - als algemeen
bindend - van toepassing. Ook volgens deze CAO
bestaat een volledige werkweek uit 36 uur.
(f) De werknemers van de Speelburght hebben van begin af
aan nooit langer gewerkt dan 36 uur per week.
(g) Tot de "werknemers van het eerste uur" behoorden
[werknemer 1] en [werknemer 2]; met beiden is een arbeids-
overeenkomst gesloten op 5 augustus 1996 (productie
22 bij conclusie van dupliek).
In beide arbeidsovereenkomsten is bepaald
- dat de werkneemster is aangesteld "in volledig
dienstverband van 36 uren per week",
- dat op de overeenkomst van toepassing is de
collectieve arbeidsovereenkomst voor het welzijnswerk
"zoals deze thans is vastgesteld respectievelijk
gedurende deze arbeidsovereenkomst zal worden gewij-
zigd" en
- dat "de werkneemster wordt gesalarieerd volgens de
salarisregeling volgens nummer 8 tot en met 16 in de
tabel salarisbedragen."
[werknemer 1] ontving bij aanvang van het dienstverband
"een salaris van fl. 2.312,66 per maand overeenkomend
met het nummer 8 in de tabel van salarisbedragen (op
fulltime basis)" en [werknemer 2] "een salaris van
fl. 2.653,18 per maand overeenkomend met het nummer
13 in de tabel van salarisbedragen (op fulltime
basis)."
(h) Vanaf de oprichting van de Speelburght tot en met het
najaar van 2000 heeft [appellant] aan zijn werknemers
de lonen uitbetaald alsof de fulltime werkweek
[geïntimeerde] stuurde aan [appellant] steeds de loonstroken
betreffende diens werknemers. Op veel van deze loon-
stroken was zowel de arbeidsduur als het percentage
deeltijd vermeld; bij laatstgenoemd percentage werd
in de meeste gevallen uitgegaan van een volle werk-
tijd van 40 uur, zowel vóór als na de invoering van
de 36-urige werkweek.
(j) Op 30 augustus 2000 heeft een gesprek plaatsgehad
tussen [geïntimeerde] en [appellant] waarbij in ieder geval
door [geïntimeerde] is aangegeven dat er verschillen waren
geconstateerd in de salarissen en dat zulks te maken
had met het verschil tussen de 40-urige en de
36-urige werkweek.
(k) Vanaf het najaar van 2000 hebben werknemers van
[appellant] zich er bij [appellant] over beklaagd dat zij
te weinig loon ontvingen; in een aantal gevallen is
[appellant] door de rechter veroordeeld tot nabetaling
van salaris.
(l) Stellende dat [geïntimeerde] haar werkzaamheden onjuist had
verricht en dat zij daardoor schade had geleden,
heeft [appellant] in kort geding een voorschot op de
schadevergoeding gevorderd.
Nadat de Voorzieningenrechter in de rechtbank
's-Hertogenbosch die vordering had afgewezen heeft
dit hof bij arrest van 11 oktober 2001 [geïntimeerde]
veroordeeld aan [appellant] als voorschot op de vorde-
ring tot betaling van schadevergoeding een bedrag te
betalen van fl. 50.000,00 alsmede [geïntimeerde] in de pro-
ceskosten veroordeeld.
(m) [appellant] heeft bij de Raad van Tucht voor register-
accountants een klacht ingediend tegen [waarnemer accountant geïntimeerde],
die van 1 februari 2000 tot 1 oktober 2000
werkzaam is geweest bij [geïntimeerde] als waarnemer voor de
aldaar als enige werkzame accountant [accountant geïntimeerde],
die toen ernstig ziek was en eind maart 2000 is
overleden. [appellant] heeft zich daarbij beklaagd over
het feit dat [waarnemer accountant geïntimeerde] een
samenstellingsverklaring heeft afgegeven bij de jaarrekening 1999
zonder dat daarbij rekening is gehouden met foutieve salaris-
berekeningen en de daaruit voortvloeiende latente
loonverplichting.
Bij uitspraak van 17 januari 2003 heeft de Raad de
klacht gegrond verklaard en aan [waarnemer accountant geïntimeerde]
als maatregel opgelegd een schriftelijke waarschuwing.