ECLI:NL:GHSHE:2005:AV1122

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 juli 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
K05/0052
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
  • M.J. Stevens
  • A. Lo-Sin-Sjoe
  • G. Gelderman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van beklag ex artikel 12 Wetboek van Strafvordering inzake voorwaardelijk sepot en vervolging

In deze zaak heeft klaagster, die zich geconfronteerd zag met een voorwaardelijk sepot door het openbaar ministerie, het gerechtshof te 's-Hertogenbosch verzocht om een bevel tot vervolging. Klaagster was van mening dat zij ten onrechte was beschuldigd van overtreding van voorschrift 1.19 van de milieuvergunning, die was verleend door de Gemeente Reusel-de Mierden. De feiten zijn als volgt: op 2 juli 2004 ontving klaagster een kennisgeving van het voorwaardelijk sepot, waarna zij bezwaar maakte en verzocht om de beslissing te herzien. Het openbaar ministerie weigerde echter om het voorwaardelijk sepot om te zetten in een onvoorwaardelijk sepot, wat klaagster als stigmatiserend ervoer. Klaagster heeft vervolgens op 3 februari 2005 een klaagschrift ingediend bij het hof, waarin zij verzocht om haar vervolging te bevelen.

Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat klaagster als rechtstreeks belanghebbende kan worden aangemerkt in de zin van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft daarbij de ernst van de beschuldigingen en de gevolgen van het voorwaardelijk sepot voor klaagster in overweging genomen. Na het horen van de advocaat-generaal en de vennoten van klaagster, heeft het hof geoordeeld dat er voldoende redenen zijn om het beklag gegrond te verklaren. Het hof heeft besloten de vervolging van klaagster te bevelen, omdat de voorwaardelijke sepotbeslissing een negatieve impact heeft op haar bedrijfsvoering en reputatie.

De beslissing van het hof is op 12 juli 2005 genomen, waarbij mr. Stevens als voorzitter fungeerde, bijgestaan door mrs. Lo-Sin-Sjoe en Gelderman als raadsheren. De griffier van het hof was mr. Tappenbeck. Het hof heeft de zaak met zorg behandeld en de belangen van klaagster in het oog gehouden, wat heeft geleid tot de conclusie dat de vervolging gerechtvaardigd is.

Uitspraak

K05/0052
GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
Beschikking van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 12 juli 2005 inzake het beklag ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering van:
[klaagster],
gevestigd te te Reusel,
in de hoedanigheid van klaagster,
te dezer zake domicilie kiezende ten kantore van mr M.J.J.E. Stassen, advocaat te Tilburg,
over de beslissing van de officier van justitie tot het niet vervolgen van:
[beklaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats],
in de hoedanigheid van beklaagde,
wegens overtreding van voorschrift 1.19 dat op 23 juli 2002 door het bevoegd gezag (in casu Gemeente Reusel-de Mierden) is toegevoegd aan de bij Besluit van 8 mei 1990 verleende milieuvergunning krachtens de Hinderwet.
De feitelijke gang van zaken.
Op 2 juli 2004 heeft klaagster van de officier van justitie te 's-Hertogenbosch een kennisgeving voorwaardelijk sepot ontvangen terzake - kort gezegd - overtreding van de milieuvergunning, beweerdelijk gepleegd door klaagster c.q. beklaagde.
Namens klaagster is bij brief van 22 juli 2004 bij het parket van de officier van justitie bezwaar gemaakt tegen het voorwaardelijk sepot en is verzocht om de beslissing te herzien en de zaak onvoorwaardelijk te seponeren.
Bij schrijven van 4 augustus 2004 is door [parketsecretaris] namens de officier van justitie aan de advocaat van klaagster bericht dat de beslissing niet zal worden herzien.
Naar aanleiding van een herhaald verzoek namens klaagster bij brief van 22 november 2004 om het voorwaardelijk sepot om te zetten in een definitief sepot, is door voornoemde parketsecretaris namens de officier van justitie schriftelijk op 16 december 2004 medegedeeld dat het voorwaardelijk sepot gehandhaafd blijft.
Hierop is namens klaagster een klaagschrift d.d. 3 februari 2005 een klaagschrift ingediend bij het hof, ingekomen ter griffie van het hof op 4 februari 2005, met het verzoek de vervolging van klaagster als beklaagde te bevelen.
De advocaat-generaal heeft in het schriftelijk verslag van 8 maart 2005 het hof primair geadviseerd klaagster niet-ontvankelijk te verklaren in haar beklag en subsidiair geraden het beklag af te wijzen.
Op 14 juni 2005 is het klaagschrift in raadkamer van het hof behandeld in aanwezigheid van de vennoten van klaagster en de advocaat van klaagster.
De advocaat-generaal heeft verklaard te persisteren bij het schriftelijk verslag.
De beoordeling.
Klaagster stelt dat zij ten onrechte is beschuldigd van overtreding van voorschrift 1.19 - dat op 23 juli 2002 door het bevoegd gezag (in casu Gemeente Reusel-de Mierden) is toegevoegd aan de bij Besluit van 8 mei 1990 verleende milieuvergunning krachtens de Hinderwet - en dat te dien aanzien door het openbaar ministerie ten onrechte een voorwaardelijke sepotbeslissing is genomen.
Klaagster voert daartoe aan dat in het kader van een voorlopige voorzieningprocedure ten overstaan van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, uitspraak van 18 februari 2004, is vastgesteld dat 'de Voorzitter er niet van overtuigd is dat voorschrift 1.19 wordt overtreden ....'. Voorts stelt klaagster dat uit de rapportage van de Regionale Milieudienst van 25 oktober 2004 blijkt dat klaagster het onderhavige voorschrift niet heeft overtreden.
Klaagster wenst alsnog vervolgd te worden omdat zij het voorwaardelijk sepot als stigmatiserend ervaart en bezwaar heeft tegen de vermelding van het voorwaardelijk sepot op het strafblad van klaagster.
Klaagster stelt, nu het openbaar ministerie geen gehoor heeft gegeven aan haar herhaalde verzoeken om het voorwaardelijk sepot om te zetten in een onvoorwaardelijk sepot, geen andere mogelijkheid te zien om zich te verweren tegen de onderhavige aantijging dan langs de weg van de beklagprocedure het hof te verzoeken een bevel tot vervolging van klaagster als beklaagde af te geven.
Het hof dient primair te beoordelen of klaagster in haar beklag kan worden ontvangen. Daarbij is met name van belang de vraag in hoeverre klaagster is aan te merken als rechtstreeks belanghebbende zoals bedoeld in artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering.
Het hof stelt vast dat in casu sprake is van een voorwaardelijk sepot met daaraan gekoppeld een proeftijd. Deze sepotbeslissing impliceert dat de schuld aan enig strafbaar feit als uitgangspunt is genomen. Voorts is van belang dat deze sepotbeslissing wordt opgenomen in de justitiële documentatie, hetgeen voor klaagster in het kader van haar bedrijfsvoering zeer nadelig kan zijn.
Het hof is van oordeel dat, gelet op het vorenstaande, klaagster kan worden aangemerkt als rechtstreeks belanghebbende in de zin van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering.
Het hof acht, gelet op de ernst en omvang van het beweerdelijk gepleegde strafbare feit, hetgeen namens klaagster in raadkamer naar voren is gebracht en de zich in het dossier bevindende aanwijzingen, termen aanwezig om het beklag gegrond te verklaren en de vervolging van klaagster als beklaagde te bevelen, terzake van overtreding van voorschrift 1.19 dat op 23 juli 2002 door het bevoegd gezag (in casu Gemeente Reusel-de Mierden) is toegevoegd aan de bij Besluit van 8 mei 1990 verleende milieuvergunning krachtens de Hinderwet.
De beslissing.
Het Hof verklaart het beklag gegrond en beveelt de vervolging van [beklaagde] terzake van het feit waarop het beklag betrekking heeft.
Aldus gegeven door
mr. Stevens, als voorzitter,
mrs. Lo-Sin-Sjoe en Gelderman, als raadsheer,
in tegenwoordigheid van mr. Tappenbeck, als griffier.
op 12 juli 2005.
mr. Stevens is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.
Beschikking inzake K05/0052 3