4.2. Het gaat in dit geding om het volgende.
(a) ABN Amro (België) N.V. heeft bij kredietbrief van 22 februari 1996 aan Inve een kredietfaciliteit toegestaan van 150 miljoen Belgische francs, tot wederopzegging.
(b) Bij amendement van 27 oktober 2000 is de kredietovereenkomst gewijzigd, in die zin dat aan Inve toen een kredietfaciliteit werd verleend tot een bedrag van
E. 7.500.000,--, welk bedrag bij amendement van 23 juli 2000 is verlaagd tot E. 7.150.000,--.
(c) De bank heeft op 6 oktober 2003 de kredietfaciliteit, gelet op de financiële situatie van Inve, met onmiddellijke ingang geschorst en de kredietlimiet herleid tot het uitstaande saldo.
(d) De bank heeft bij brief van 9 februari 2004 het verzoek van Inve om de kredieten bij de bank af te lossen in negen maanden, te beginnen in mei 2000, niet aanvaard en heeft Inve voorgesteld om de kredieten bij de bank af te lossen in zes maanden, te beginnen in februari 2004, welk voorstel Inve uiterlijk 24 februari 2000 diende te aanvaarden.
(e) Inve heeft de bank op 20 februari 2004 bericht dat volgens Fortis en Rabobank, eveneens kredietverleners van Inve, een afbetalingsschema zoals door de bank gewenst enkel kan indien het kadert binnen een globale afbouw van de kredietlijn van de groep.
(f) Omdat Inve het voorstel van de bank niet (tijdig) heeft aanvaard, heeft de bank te Brussel het krediet bij brief van
25 februari 2004 opgezegd en het uitstaande bedrag van Inve opgeëist tegen uiterlijk 11 maart 2004.
(g) Bij brief van 1 april 2004 heeft Mr. Van Celst namens de bank Inve een laatste uitstel toegestaan onder voorwaarde dat Inve akkoord zou gaan met het door de bank aangegeven afbetalingsschema; bij brief van 26 april 2004 heeft
Mr. Van Celst voornoemd Inve bericht dat hij uiterlijk vrijdag 30 april 2004 een definitief en bevredigend afbetalingsplan verwachtte en uitvoering van de eerste betaling van 200.000 dollar.
(h) Inve heeft aan laatstgenoemd verzoek niet voldaan.
(i) In de kredietovereenkomst, het amendement van 27 oktober 2000 en het van toepassing zijnde Algemeen Reglement der Kredietopeningen is bepaald dat Belgisch recht van toepassing is, dat ingeval van geschil de rechtbank van Brussel bevoegd zal zijn en dat de bank zich het recht voorbehoudt om de bevoegdheid van een andere rechtbank te erkennen, indien hierdoor haar rechten beter zouden worden gevrijwaard.
(j) In eerste aanleg heeft de bank gevorderd gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan de bank van een bedrag van de tegenwaarde in euro's van USD 7.111.241,61 als in de dagvaarding nader omschreven en met veroordeling van gedaagden in de proceskosten.
(k) De Voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de bank spoedeisend belang heeft bij haar vordering, zich ook overigens bevoegd geacht en de vorderingen van de bank toegewezen.