ECLI:NL:GHSHE:2005:AU5136
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- M. Smeenk-van der Weijden
- A. Draijer-Udo
- J. Vlaardingerbroek
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake niet-ontvankelijkheid van appellant in gezagskwestie over [de zoon]
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 juli 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep over de niet-ontvankelijkheid van [appellant] in zijn beroep tegen een beschikking van de kinderrechter. De kinderrechter had op 27 januari 2005 de termijn van de ondertoezichtstelling van [de zoon] verlengd tot 31 december 2005. [Appellant] was van mening dat de gezinsvoogdij-instelling vervangen diende te worden, maar het hof oordeelde dat hij niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn hoger beroep. Dit oordeel was gebaseerd op de interpretatie van artikel 807 aanhef en sub a. Rv., dat volgens het hof zo gelezen moet worden dat tegen de beschikking van de kinderrechter slechts cassatie in het belang der wet openstond. Het hof heeft voorts vastgesteld dat er een fout was geslopen in de wetgeving, maar dat dit niet leidde tot ontvankelijkheid van [appellant]. De zaak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de grenzen van hoger beroep in gezagskwesties en de rol van de kinderrechter in ondertoezichtstellingen verduidelijkt. De uitspraak benadrukt ook de noodzaak van zorgvuldige wetgeving en de gevolgen van fouten in juridische teksten.