28 september 2005
Rekestenkamer
Rekestnummer R200500696
GERECHTSHOF 'S-HERTOGENBOSCH
Arrest
In de zaak in hoger beroep van:
[Naam appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna: [appellant],
procureur: mr. B.Th.H. Boomsma.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank Breda van 21 juni 2005, waarvan de inhoud bij [appellant] bekend is.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 29 juni 2005, heeft [appellant] verzocht voormeld vonnis te vernietigen en te bepalen dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling niet zal worden beëindigd, maar met de wettelijk toelaatbare maximale termijn wordt verlengd c.q wordt gecontinueerd.
2.2. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 september 2005. Bij die gelegenheid zijn [appellant], bijgestaan door mr. E.R. Moes, alsmede de bewindvoerder A.J.P.M. Brekelmans gehoord.
2.3. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de behandeling in eerste aanleg d.d. 14 juni 2005;
- de stukken van de eerste aanleg, afkomstig van de griffie van de rechtbank Breda;
- de brief met bijlagen van de bewindvoerder d.d. 7 juli 2005.
3. De gronden van het hoger beroep
Het hof verwijst naar de inhoud van het beroepschrift.
4.1. Bij vonnis van 11 januari 2005 is ten aanzien van [appellant] de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken.
4.2.1. Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank op de voet van artikel 350 lid 3 sub c Faillissementswet de toepassing van de schuldsaneringsregeling op voordracht van de rechter-commissaris en op verzoek van de bewindvoerder d.d. 19 april 2005 beëindigd, nu [appellant] een of meer van zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren nakomt.
4.2.2. De rechtbank heeft daartoe onder meer overwogen, dat uit de verslag van de bewindvoerder gebleken is dat [appellant] nog niet is uitgeschreven als bestuurder van [X.] Europe Ltd., daar er nog zaken spelen. Voorts is gebleken dat [appellant] niet heeft afgedragen aan de boedel en geen inlichtingen heeft verstrekt. Dit levert een toerekenbare tekortkoming op in de verplichtingen die op schuldenaren rusten.
4.3.1. [appellant] heeft in het beroepschrift aangevoerd, dat hij op de door de bewindvoerder gestuurde brieven waarin om informatie werd verzocht niet heeft gereageerd omdat hij in de veronderstelling verkeerde dat dit geen zin had zolang zijn vrouw niet in de schuldsaneringsregeling zit, omdat de lange dagen werken hun tol eisten en de verkoop van zijn huis hem emotioneel zwaar viel. Het vertrouwen in de hele rechtsgang en de schuldsaneringsregeling was inmiddels tot een minimum gedaald omdat achteraf was gebleken dat zijn vrouw niet in de schuldsaneringsregeling zat en er van alles was misgelopen bij de gemeente.
4.3.2. Hieraan heeft hij ter zitting toegevoegd, dat hij inmiddels heeft ingezien dat hij de afgelopen periode niet in de realiteit heeft geleefd. Hij zit niet goed in zijn vel en heeft zijn emoties niet meer in de hand. Op advies van zijn advocaat heeft [appellant] contact gezocht met zijn huisarts. Deze huisarts heeft, blijkens de ter zitting overgelegde brief d.d. 20 september 2005, geconstateerd dat [appellant] een inadequate manier van omgaan met zijn problematiek lijkt te hebben, hetgeen zich onder andere heeft geuit in het niet openmaken van post. Dit kan een uiting zijn van een persoonlijkheid met vermijdende trekken. De huisarts heeft vervolgens een afspraak gemaakt met een psychiatrisch verpleegkundige. Deze afspraak zal op 22 september 2005 plaatsvinden. [appellant] is van mening dat de hele gang van zaken met betrekking tot de gedwongen verkoop van zijn huis de constatering van de huisarts illustreert. Dit gedrag kwam tevens aan de oppervlakte bij zijn voormalige (tijdelijke) werkgever. Deze had hem meerdere malen verzocht om informatie te verstrekken op basis waarvan het bedrijf een loonstrook kon opstellen. Omdat [appellant] die informatie niet verstrekt heeft, heeft hij nog steeds geen salaris van die werkgever ontvangen.
Vanaf 1 september jl. zit [appellant] thuis. Hiervoor heeft hij in de periode 21 juli tot 30 augustus 2005 tijdelijk werk gehad. Daarvoor had hij ook een tijdelijke baan van 1 maart tot en met 1 juni 2005. [appellant] geeft aan dat hij een buitengewoon machteloos gevoel heeft overgehouden aan de beëindiging van zijn eigen bedrijf. Daar bovenop kwam nog de gedwongen verkoop van zijn huis door de bank en problemen met de gemeente met betrekking tot de schuldsaneringsaanvraag van hemzelf en zijn vrouw, en tevens met betrekking tot een uitkering. [appellant] geeft aan het gevoel te hebben dat hij op drijfzand staat. Hij ervaart de schuldsaneringsregeling niet als redmiddel, maar als dwangmiddel.
4.3.3. De bewindvoerder heeft ter zitting aangevoerd, dat hij reeds bij het eerste gesprek met [appellant] de indruk had dat er psychische problemen speelden. Dat is de reden waarom hij [appellant] bij brief van 4 februari 2005 met klem heeft aangeraden om hulp te zoeken. [appellant] heeft hier geen gehoor aan gegeven. De bewindvoerder is van mening dat [appellant] niet klaar is voor de schuldsaneringsregeling en merkt op dat de schuldsaneringsregeling geen medisch/ therapeutisch traject is. Nu [appellant] ter zitting heeft verklaard dat hij met het tijdelijk werk maandelijks E. 2.500,- bruto verdiende, constateert de bewindvoerder dat dit, gelet op het vrij te laten bedrag, tot een boedelafdracht had moeten leiden.
4.4. Het hof is van oordeel dat het vonnis waarvan beroep dient te worden bekrachtigd op grond van het volgende.
4.4.1. Het hof is van oordeel dat de rechtbank op goede gronden de tussentijdse beëindiging heeft uitgesproken. Gebleken is dat [appellant] ondanks herhaalde schriftelijke verzoeken daartoe van de bewindvoerder, geen inlichtingen heeft verstrekt, terwijl [appellant] op de hoogte moet zijn van de gevolgen die dit voor het verdere verloop zijn schuldsaneringsregeling kon hebben, nu de bewindvoerder hem daar telkenmale op heeft gewezen. Daarnaast heeft [appellant] nimmer de verplichte boedelbijdrage van E. 44,63 per maand voldaan. Als verzachtende omstandigheid voor deze tekortkomingen heeft [appellant] ter zitting aangevoerd dat zijn gedrag samenhangt met zijn psychische gesteldheid. Dit blijkt ook uit de ter zitting overgelegde brief van de huisarts van [appellant]. Het hof constateert dat deze psychische gesteldheid met zich meebrengt dat [appellant] op dit moment kennelijk niet in staat is zijn leven op een zodanige wijze in te richten dat hij in staat is om aan de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren te voldoen. Het hof benadrukt dat de schuldsaneringsregeling niet bedoeld is als therapeutisch traject. Personen die gebruik maken van de regeling dienen al dan niet na inschakeling van beschermingsbewind, in staat te zijn ook daadwerkelijk aan de schuldsaneringsregeling mee te werken. Het hof wijst erop dat [appellant], nadat hij met behulp van de adequate hulpverlening zijn psychische problemen te boven is gekomen, en nadat het faillissement beëindigd is, opnieuw met kans op succes een verzoek kan indienen om toegelaten te worden tot de schuldsaneringsregeling. Het is daarbij overigens van belang of [appellant] zich tussentijds de belangen van zijn schuldeisers naar maximale vermogen heeft aangetrokken.
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep met aanvulling van de gronden;
Dit arrest is gewezen door mrs. Van Teeffelen, Spliet en Philips en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 28 september 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.