ECLI:NL:GHSHE:2005:AU0211

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 juli 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
20-000303-05
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Huurman-van Asten
  • A. Bergkotte
  • J. de Poorter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vrijspraak in hoger beroep met betrekking tot toediening van medicijnen en dood van slachtoffer

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 juli 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de Rechtbank Breda van 10 november 2004. De verdachte, geboren in 1972, was aangeklaagd voor het toedienen van medicijnen aan het slachtoffer, waarbij de vraag was of deze toediening heeft geleid tot de dood van het slachtoffer. Het hof bevestigt het eerder uitgesproken vonnis van de rechtbank, maar voegt hieraan toe dat niet is komen vast te staan dat de dood van het slachtoffer door de toediening van de medicijnen is veroorzaakt. Het hof heeft de verklaringen van deskundigen en de aard van de middelen in overweging genomen en is tot de conclusie gekomen dat de bedoeling van de verdachte was om de symptomen van het slachtoffer te bestrijden en niet om diens leven te beëindigen. De officier van justitie had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, waarin de verdachte was vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Het hof heeft het onderzoek in hoger beroep en het onderzoek in eerste aanleg in aanmerking genomen en heeft de vordering van de advocaat-generaal beoordeeld. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte tot een gevangenisstraf van honderdtachtig dagen zou worden veroordeeld, waarvan honderdtweeënzeventig dagen voorwaardelijk. Het hof heeft echter besloten het vonnis van de rechtbank te bevestigen, met enkele aanvullingen op de motivering van de vrijspraak.

Uitspraak

Parketnummer: 20-000303-05
Uitspraak : 19 juli 2005
TEGENSPRAAK
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de Rechtbank Breda van 10 november 2004 in de strafzaak met parketnummer 02-001703-03 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972,
wonende te [adres].
Hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte terzake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van honderdtachtig dagen, waarvan honderdtweeënzeventig dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht en met opheffing van het geschorste bevel gevangenhouding.
Tenlastelegging
Het hof neemt hier uit het beroepen vonnis de weergave van de tenlastelegging over.
Vonnis waarvan beroep
Het hof bevestigt het beroepen vonnis met dien verstande dat, nu namens de verdachte het verweer dienaangaande in hoger beroep niet is herhaald, het hof voor hetgeen is overwogen in de overweging "De ontvankelijkheid van de officier van justitie" het hiernavolgende in de plaats stelt:
"Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de weg staan. Het Openbaar Ministerie kan dus in zijn vordering worden ontvangen."
en voorts met dien verstande, dat het hof aan de in het beroepen vonnis opgenomen motivering van de vrijspraak van het aan de verdachte onder 1. en 3. ten laste gelegde nog toevoegt, dat bij het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep niet is komen vast te staan, dat de dood van [slachtoffer] door de onder 1. weergegeven toediening van medicijnen is veroorzaakt.
Ten aanzien van die toediening is het hof, de inhoud van de verklaringen dan wel berichten van de deskundigen [deskundige 1], [deskundige 2] en [deskundige 3] in aanmerking genomen, tot de overtuiging gekomen, dat - gezien zowel de aard van de middelen als de dosering ervan - verdachtes bedoeling bestrijding van de bij [slachtoffer] waargenomen symptomen was en niet de beëindiging van diens leven.
BESLISSING
Het hof:
Bevestigt het vonnis, waarvan beroep.
Aldus gewezen door
mr. Huurman-van Asten, vice-president, als voorzitter,
mr. Bergkotte, vice-president, en mr. De Poorter, vice-president, als raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. Kroes, griffier,
en op 19 juli 2005 ter openbare terechtzitting uitgesproken.