ECLI:NL:GHSHE:2005:AT9320

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
20-004012-04
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R. Rijken
  • A. Bergkotte
  • J. Mooy
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietige betekening van de dagvaarding in eerste aanleg

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 maart 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 27 mei 2004. De zaak betreft de geldigheid van de inleidende dagvaarding in een strafzaak. De verdachte, geboren in 1951, was niet op het adres waar de dagvaarding op 30 april 2004 moest worden uitgereikt. Het hof concludeert dat de dagvaarding niet rechtsgeldig is betekend, omdat er geen schriftelijk bericht is achtergelaten op het adres van de verdachte, zoals vereist door artikel 588, derde lid, onder b, van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor had de rechtbank de zaak niet ten gronde mogen behandelen, aangezien de verdachte niet ter terechtzitting was verschenen.

Het hof overweegt verder dat de wettelijke termijn voor het uitreiken van de dagvaarding aan de griffier niet in acht is genomen. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zou vernietigen en de dagvaarding in eerste aanleg nietig zou verklaren. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, evenals het onderzoek in eerste aanleg.

Na het vernietigen van het bestreden vonnis heeft het hof de inleidende dagvaarding nietig verklaard en de zaak verwezen naar de rechtbank 's-Hertogenbosch voor een nieuwe behandeling. De beslissing van het hof is genomen in het belang van een eerlijke rechtsgang, waarbij de rechten van de verdachte gewaarborgd moeten zijn.

Uitspraak

Parketnummer: 20-004012-04
Uitspraak dd.: 17 maart 2005
TEGENSPRAAK
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van
27 mei 2004 in de strafzaak met parketnummer 01-089060-03 tegen:
[VERDACHTE],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]1951,
wonende te [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zal vernietigen en opnieuw rechtdoende de dagvaarding in eerste aanleg nietig zal verklaren.
De geldigheid van de inleidende dagvaarding
Het hof overweegt nopens de geldigheid van de inleidende dagvaarding als volgt.
In het dossier bevindt zich een Akte van Uitreiking, waaruit blijkt, dat de inleidende dagvaarding voor de terechtzitting op 13 mei 2004, op 7 mei 2004 is uitgereikt aan de griffier van de rechtbank ’s-Hertogenbosch en op dezelfde dag als gewone brief is verzonden aan het op de Akte vermelde adres van de verdachte.
Uit de Akte blijkt niet, dat vóór de hierboven beschreven uitreiking is getracht de dagvaarding aan het daarop vermelde adres van de verdachte uit te reiken.
Wel is aan de Akte een zogeheten mutatie (het hof begrijpt: van de politie) gehecht, nr. 04-051530, van [verbalisant] - zakelijk weergegeven - inhoudende dat hij op 29 april 2004 over het uit te reiken stuk van [betrokkene] is opgebeld door een medewerkster van het parket die graag zou zien dat zij langs de woning [adres] te [woonplaats] gingen en dat hij persoonlijk op 30 april 2004 is langs geweest. De woning stond leeg en te koop.
Uit dit één en ander leidt het hof af, dat de dagvaarding op 30 april 2004 niet op het adres van de verdachte is kunnen worden uitgereikt omdat op dat adres niemand werd aangetroffen.
Onder die omstandigheden had op dat adres een schriftelijk bericht als bedoeld in artikel 588, derde lid, onder b, van het Wetboek van Strafvordering moeten worden achtergelaten.
Nu het, bij gebrek aan aanwijzingen voor het tegendeel, ervoor moet worden gehouden dat zulks niet is geschied, is de inleidende dagvaarding niet rechtsgeldig betekend en had - nu de verdachte niet ter terechtzitting is verschenen - de rechtbank de zaak niet ten gronde mogen behandelen.
Daaraan kan de bovenbeschreven uitreiking aan de griffier niet afdoen en evenmin de uit evenvermelde mutatie af te leiden omstandigheid, dat op 30 april 2004 aan de steller van die mutatie werd meegedeeld - zakelijk weergegeven - dat de verdachte metterwoon in [verblijfplaats] verbleef, nu toch die mededeling hem niet werd gedaan door iemand die zich op dat adres bevond, maar door een buurvrouw.
Het hof zal – na vernietiging van het bestreden vonnis - de inleidende dagvaarding nietig verklaren en de zaak verwijzen naar de rechtbank ’s-Hertogenbosch teneinde opnieuw te worden berecht en afgedaan.
Het hof overweegt in dit verband nog, dat bij het uitreiken van de dagvaarding aan de griffier de wettelijke termijn niet in acht is genomen.
Aan de vraag of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het onderzoek - ondanks de afwezigheid van de verdachte - niet behoefde te worden geschorst omdat diens wel verschenen raadsman te kennen had gegeven, door deze uitdrukkelijk te zijn gemachtigd de verdediging te voeren, komt het hof bijgevolg niet toe.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart de dagvaarding in eerste aanleg nietig.
Verwijst de zaak naar de rechtbank 's-Hertogenbosch teneinde opnieuw te worden berecht en afgedaan.
Aldus gewezen door
mr Rijken, voorzitter,
mrs Bergkotte en Mooy, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mw Van Zandbeek, griffier,
en op 17 maart 2005 ter openbare terechtzitting uitgesproken.