BELASTINGKAMER
Nr. 03/01265
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, zesde enkelvoudige Belastingkamer, op het verzet van X te Y tegen de uitspraak als bedoeld in artikel 8:54, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), van de tweede enkelvoudige Belastingkamer van dit hof van 16 oktober 2003, op het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid Particulieren te P van de rijksbelastingdienst (hierna: evenals de voorzitter van het managementteam van het onderdeel Belastingdienst/Z van de rijksbelastingdienst, de thans ten aanzien van belanghebbende bevoegde Inspecteur, aan te duiden als: de Inspecteur) op het bezwaarschrift betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2000.
De behandeling van het verzet
Het onderzoek ter zitting van het verzet heeft plaatsgevonden op 2 november 2004 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede, de Inspecteur.
1. Bij voornoemde uitspraak van het hof is belanghebbende niet-ontvankelijk in het beroep verklaard op grond van de overweging dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
2. Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak tijdig verzet gedaan.
3. Ingevolge het bepaalde in artikel 8:55, eerste lid, van de Awb kan, voor zover hier van belang, een belanghebbende tegen de uitspraak, bedoeld in artikel 8:54, tweede lid, van de Awb verzet doen. De artikelen 6:4, derde lid, 6:5 tot en met 6:9, 6:11, 6:14, 6:15, 6:17 en 6:21 van de Awb zijn daarbij van overeenkomstige toepassing.
4. De uitspraak op bezwaar is gedagtekend 21 november 2002. Gesteld noch gebleken is dat de dagtekening van de uitspraak op bezwaar is gelegen vóór de dag van de bekendmaking daarvan. Ingevolge het bepaalde in artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. Ingevolge het bepaalde in artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Ingevolge het bepaalde in artikel 6:9, tweede lid, van de Awb is bij verzending per post een beroepschrift nog tijdig ingediend, indien het voor het einde van de termijn (in casu 2 januari 2003) ter post is bezorgd en het bovendien niet later dan een week na afloop van de termijn (in casu 9 januari 2003) is ontvangen.
5. Het beroepschrift, gedagtekend 12 mei 2003, is op 13 mei 2003, derhalve na 9 januari 2003, bij het gerechtshof ingekomen. De vraag of het beroepschrift vóór het einde van de termijn ter post is bezorgd kan derhalve onbeantwoord blijven.
6. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de termijn voor het indienen van het beroepschrift is overschreden. Niet-ontvankelijkheidverklaring kan dan ingevolge het bepaalde in artikel 6:11 van de Awb nog slechts achterwege blijven, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld, dat belanghebbende in verzuim is geweest.
7. De uitspaak op bezwaar bevat een correcte rechtsmiddelverwijzing. Deze rechtsmiddelverwijzing bevat onder meer de volgende passage:
" Als u in beroep gaat gelden de volgende regels:
1. U moet uw beroepschrift binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak indienen.
2. In uw beroepschrift geeft u gemotiveerd aan waarom u het niet eens bent met deze uitspraak."
8. Belanghebbende heeft direct vanaf het moment waarop zij de uitspraak op bezwaar had ontvangen, getracht informatie van de belastingdienst met betrekking tot de BRK te verkrijgen met het oog op de motivering van haar beroepschrift. Zij heeft dit onder meer gedaan per brief van 25 november 2002. Daarnaast heeft zij verklaard zich hiertoe, binnen de beroepstermijn van zes weken, diverse malen te hebben gewend tot het loket van het kantoor van de Inspecteur teneinde de verkrijging van de gevraagde informatie te bespoedigen. Toen de brief van belanghebbende uiteindelijk met dagtekening 9 mei 2003 werd beantwoord, heeft zij op 12 mei 2003 een gesprek gehad met de heer A van de belastingdienst. Dat gesprek is vastgelegd in een door de heer A opgestelde brief van die dag. Vervolgens heeft belanghebbende direct beroep ingesteld bij het hof. Het hof is van oordeel dat belanghebbende, een fiscale leek, zonder rechtsbijstand de passage onder 2 van de rechtsmiddelverwijzing kennelijk zo heeft geïnterpreteerd dat zij heeft gemeend slechts een gemotiveerd beroepschrift te kunnen indienen bij het hof, hetgeen zij op het moment dat zij over de gevraagde stukken beschikte ook direct heeft gedaan. Naar het oordeel van het hof is onder deze omstandigheden sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding.
9. Uit het vorenoverwogene volgt dat dient te worden beslist als hierna vermeld.
Het hof houdt de beslissing ter zake van de proceskosten aan tot uitspraak wordt gedaan op belanghebbendes beroep.
Het hof:
verklaart het verzet gegrond,
vernietigt de uitspraak van het hof, en
bepaalt dat de zaak alsnog in behandeling wordt genomen.
Aldus gedaan door P. van der Wal, plaatsvervangend lid van voormelde kamer, en voor wat betreft de beslissing in tegenwoordigheid van M.J.J. van Oorschot, griffier, in het openbaar uitgesproken op: 23 december 2004
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden
op: 23 december 2004
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).
2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is een griffierecht verschuldigd.
Na het instellen van dit beroep ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien U na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.