4.2. Het gaat in dit geding om het volgende.
(a) Op [1993] is DAF Bus B.V. (hierna: DAF Bus) in staat van faillissement verklaard, met benoeming van mr. [toenmalige curator] tot curator;[toenmalige curator] is later opgevolgd door de huidige curator;
(b) [toenmalige curator] heeft onderhandelingen geopend over een doorstart van DAF Bus met twee gegadigden, Berkhof en een combinatie van Van der Leegte Beheer B.V., De Rooij Transport B.V. en DAF Trucks N.V.;
(c) Directeur financiën en control van DAF Trucks was toen [persoon 1], die DAF Trucks vertegenwoordigde bij de oprichting van DBI; verder waren daarbij betrokken [persoon 2] en [persoon 3];
(d) In verband met deze onderhandelingen heeft [toenmalige curator] een memo opgesteld (productie 1 bij de conclusie van antwoord) waarvan de kop luidt: "Verkoop activa DAF Bus 8 november 1993". In dit memo wordt uitgegaan van een waarde "going concern na faillissement" van 32.3 miljoen. Daarvan worden onder andere bedragen afgetrokken betreffende "dwangcred." (3 miljoen) en "garantie" (2 miljoen). Het memo sluit met acht PM's, waarvan het eerste luidt: "Verkoopprijs ƒ 17 500,-- (compensatie afwaardering F.)".
Het vijfde PM luidt "eigendomsvoorbehouden worden integraal gehonoreerd" en het zesde "overige relaties met derden (inclusief concerngenoten) voor rekening en risico van koper". Het achtste luidt:
"De transactie beoogt voortzetting van de activiteiten en in dienstneming van circa 80 werknemers tegen (nagenoeg) gelijkluidende voorwaarden als thans voor hen gelden."
(e) [toenmalige curator] heeft bij brief van 12 november 1993 aan Daf Trucks NV t.a.v. drs. [persoon 1] voornoemd (productie 2 bij conclusie van antwoord) onder meer geschreven:
"In mijn memo d.d. 8 november 1993 - het stuk is in uw bezit - heb ik de contouren aangegeven van de door mij beoogde activa-transactie.
Thans zijn aan de orde de biedingen van een tweetal gegadigden. (...)
Ik zou dan beide partijen kunnen oproepen en hen vragen onder couvert een onherroepelijk eindbod aan mij te overhandigen en wel onvoorwaardelijk en onder akkoordverklaring van het gestelde onder p.m. 1 t/m p.m. 8."
(f) Drs. [persoon 1] voornoemd had aanvankelijk namens DAF Trucks N.V. een concept-brief gedateerd 15 november 1993 gezonden aan [toenmalige curator] (productie 3 bij conclusie van antwoord) waarvan de tweede alinea luidde:
"Het bod bedraagt Hfl. 13,2 mln en is op basis van de waardebepaling van de aktiva aanwezig in de nacht van 27 op 28 oktober 1993, zoals blijkt uit het overzicht van KPMG.
Het betreft alle daar genoemde activa met uitsluiting van Optare."
Op verzoek van [toenmalige curator] (brief d.d. 15 november 1993, productie 4 bij conclusie van antwoord) is deze alinea door DAF Trucks aangepast in de definitieve versie (brief d.d. 15 november 1993 van drs. [persoon 1] aan [toenmalige curator], productie 5 bij conclusie van antwoord). In deze brief is onder andere opgenomen:
"Het bod bedraagt Hfl. 13,2 mln en is op basis van de activa aanwezig in de nacht van 27 op 28 oktober 1993 en overigens onder aanvaarding van het sub p.m. 2 t/m p.m. 8 gestelde in uw memo d.d. 8 november 1993."
(g) Vervolgens is een "overeenkomst tot overdracht van activa" gesloten tussen (het nieuw opgerichte) DAF Bus International B.V. en [toenmalige curator], waarvan een notariële akte is opgemaakt ten overstaan van notaris Van der Horst te Eindhoven op 23 november 1993 (productie 10 bij conclusie van antwoord); het hof zal hierna verder dit contract aanduiden als "de overeenkomst" of "de activa-overeenkomst". In de considerans van deze overeenkomst is onder meer het volgende opgenomen:
"b. DAF Bus is bereid om zekere activa te verkopen en te leveren aan DBI, gelijk DBI die bereid is om die activa te kopen en in eigendom te verwerven van DAF Bus."
Blijkens de overeenkomst bedroeg de koopprijs ƒ 13,2 mln en heeft DAF Bus aan DBI onder meer verkocht en geleverd alle voorraden, de gehele inventaris, alle machines en alle gereed produkt, steeds voor zover deze zaken "eigendom zijn of waren van DAF Bus" op 27 oktober 1993. Voorts zijn verkocht het onderhanden werk, het gehele klantenbestand, de vorderingen, alle immateriële activa en het recht om de handelsnaam DAF Bus te mogen voeren. Tevens heeft DAF Bus verkocht:
"j. Die lopende overeenkomsten met derden, leveranciers, dealers, importeurs en klanten welke DBI noodzakelijk acht in het belang van de door haar overgenomen activiteiten. DAF Bus zal de aldus door DBI aangegeven overeenkomsten overdragen aan DBI op de voorwaarden door DBI met de betrokken derde(n) overeen te komen. In geval van zulk een contractsovername zal DBI DAF Bus vrijwaren tegen aanspraken van de betreffende derde(n) met inachtneming van hetgeen met die derde(n) is overeengekomen."
De overeenkomst bevat voorts onder meer de volgende bepalingen:
"3.1. Afgezien van (i) mogelijke aanspraken van leveranciers op basis van eigendomsvoorbehoud of recht van reclame en (ii) aanspraken en verplichtingen terzake van overeenkomsten met derden, leveranciers, dealers, importeurs en klanten welke vrijwillig en expliciet door DBI zijn overgenomen overeenkomstig het in artikel 1 sub (j) overeengekomene, aanvaardt DBI geen enkele aansprakelijkheid of verplichting, bestaande of toekomstige, uit welken hoofde of oorzaak dan ook, van DAF Bus.
3.2. De curator garandeert, met inachtneming van het in 3.1 bepaalde dat op de verkochte en geleverde goederen en zaken generlei zekerheidsrecht rust van de Rabobank, ABN Amrobank en/of de Nationale Investeringsbank mits betaling van de koopprijs geschiedt als hiervoor sub 2 omschreven. Er zijn DAF Bus geen door andere banken dan de hiervoor vermelde bedongen zekerheidsrechten bekend. De aan DAF Bus bekende eigendomsvoorbehouden, retentierechten, rechten van reclame en andere zekerheidsrechten op de in deze akte vermelde goederen/zaken zijn op een aan deze akte gehechte lijst vermeld.
DBI zal de terecht gemaakte eigendomsvoorbehouden, rechten van reclame, retentierechten en terecht gevestigde zekerheidsrechten zoals voorkomende op voormelde lijst integraal respecteren. Voor zover er eigendomsvoorbehouden, rechten van reclame, retentierechten/of andere zekerheidsrechten geclaimd worden die niet voorgekomen op vorenbedoelde lijst zal DBI in overleg met de curator nagaan of bedoelde rechten terecht geclaimd kunnen worden. (...)
9. Al hetgeen in deze overeenkomst niet is geregeld zal door partijen worden geregeld rekening houdend met de strekking van deze overeenkomst en de voorgeschiedenis bij het totstandkomen van deze overeenkomst.".
(h) DBI heeft vervolgens bij de curator een aantal vorderingen ter verificatie ingediend. Het betrof een vordering van ƒ 20.000.000 die de curator had geïnd, maar die deze volgens DBI diende door te betalen aan DBI, en voorts vorderingen tot een bedrag van ƒ 5.850.672,24. Deze laatste vorderingen had DBI van derden overgenomen - en wel tegen de nominale waarde - dan wel ging het om vorderingen van derden op de boedel in welke rechten DBI naar haar stelling was gesubrogeerd.
(i) Op 31 mei 1995 is de verificatievergadering gehouden in het faillissement van DAF Bus. Aldaar heeft de curator zijn eerdere betwisting van de hiervoor genoemde door DBI ingediende vorderingen gehandhaafd. De rechter-commissaris heeft partijen toen verwezen naar de (rol)zitting van 3 november 1995 (productie
1 bij conclusie van dupliek).
(j) Op de zitting van 3 november 1995 is DBI niet verschenen. De zaak is toen door de rolrechter ambtshalve geroyeerd.
Vervolgens is de zaak geplaatst op de rol van 17 november 1995. Van die beslissing is geen mededeling gedaan aan DBI.
Blijkens het proces-verbaal van deze zitting (productie 2 bij conclusie van dupliek) is, omdat voor geen van de opgeroepen partijen (waaronder DBI) zich een procureur had gesteld, de zaak opnieuw ambtshalve geroyeerd.
Bij brief van 4 januari 1996 (productie 4 bij de memorie van antwoord in incidenteel appel) is namens de griffier van de rechtbank aan DBI onder meer meegedeeld:
"De rechter-commissaris had partijen aanvankelijk verwezen naar de terechtzitting van deze rechtbank van vrijdag 3 november 1995 te 9.30 uur, waar u in de gelegenheid bent gesteld om bij procureur te verschijnen ter verificatie van uw vordering.
De rechtbank heeft nadien de zaak aangehouden tot 17 november 1995. Aangezien is gebleken dat een aantal partijen geen bericht heeft gekregen van deze nadere dagbepaling, is dezerzijds besloten partijen alsnog nader te verwijzen naar de terechtzitting van vrijdag 16 februari 1996 te 9.30 uur.
Bij niet-verschijning wordt u geacht uw aanvrage tot verificatie te hebben ingetrokken."
(k) Bij vonnis van 20 februari 1998 heeft de rechtbank te 's-Hertogenbosch onder meer beslist:
(1) dat het beroep van de curator op niet-ontvankelijkheid van DBI op grond van artikel 122 lid 3 Fw faalt, omdat een beslissing van de rolrechter niet in dezelfde instantie kan worden aangetast (behoudens bijzondere omstandigheden die zich hier naar het oordeel van de rechtbank niet voordeden);
(2) dat DBI niet-ontvankelijk moet worden verklaard voor wat betreft haar vordering van ƒ 20.000.000,--, omdat het daarbij gaat om vorderingen uit verbintenissen ontstaan na het faillissement;
(3) dat het verweer van de curator inhoudende dat de zaken waarop eigendomsvoorbehoud rustte niet door DAF Bus aan DBI zijn verkocht, maar dat DBI deze alsnog heeft gekocht van de desbetreffende crediteuren, moet worden gepasseerd; dat derhalve DBI op grond van de overeenkomst en de daarna gevolgde bezitsverschaffing de eigendom heeft verkregen van deze goederen;
(4) dat ook de beperkte uitleg die DBI geeft aan de overeenkomst tussen haar en de curator - inhoudende dat DBI afgifte van zaken waarop eigendomsvoorbehoud rustte zou kunnen voorkomen door zelf die vordering op DAF Bus van de eigendomsvoorbehouders te verwerven - in strijd is met de tussen partijen bij de naleving van de door hen aangegane overeenkomst geldende redelijkheid en billijkheid;
(5) dat bepaling 3.2 van de overeenkomst [hiervoor geciteerd onder (g)] moet worden begrepen als schuldoverneming, die eraan in de weg staat dat DBI de aan die schulden spiegelbeeldige vorderingen (waaraan een eigendomsvoorbehoud is verbonden) zou hebben kunnen kopen dan wel door middel van subrogatie in de rechten van de desbetreffende schuldeisers zou hebben kunnen treden; derhalve komen deze, met eigendomsvoorbehoud samenhangende, vorderingen niet voor verificatie in aanmerking;
(6) dat de tussen partijen gesloten activa-overeenkomst niet in de weg staat aan het vorderingsrecht van DBI ter zake garantieclaims en vorderingen van dwangcrediteuren op DAF Bus, mits deze rechtsgeldig op DBI zijn overgegaan; de rechtbank heeft partijen vervolgens in de gelegenheid gesteld zich bij akte nader uit te laten over een aantal ingediende vorderingen.
(l) Nadat partijen akten hadden genomen heeft de rechtbank bij vonnis van 12 mei 2000 haar hiervoor onder (1) genoemde beslissing gehandhaafd, en DBI een bewijsopdracht verstrekt inzake een aantal door haar gepretendeerde vorderingen.
Nadat partijen een aantal getuigen hadden doen horen heeft de rechtbank bij eindvonnis van 26 juni 2002
(7) inzake de vordering die DBI van DAF Trucks had overgenomen geoordeeld dat het daarbij ging om een vordering ter zake van betaling aan een eigendomsvoorbehouder ter zake waarvan de rechtbank eerder had geoordeeld dat die buiten beschouwing moest blijven; voorts heeft zij (8) ten aanzien van een aantal vorderingen (tot een totaalbedrag van € 328.899,01) de curator veroordeeld deze te erkennen.