ECLI:NL:GHSHE:2004:AR8512

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R200400917 en R200400918 (gevoegd)
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Etten
  • W. Waaijers
  • A. Spliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging schuldsaneringsregeling met verlening van de schone lei na beroep

In deze zaak gaat het om de beëindiging van de schuldsaneringsregeling van appellanten, [appellant 1] en [appellante 2], die in hoger beroep zijn gegaan tegen een vonnis van de rechtbank te 's-Hertogenbosch. Het hof heeft op 23 november 2004 uitspraak gedaan. De rechtbank had eerder de looptijd van de schuldsaneringsregeling verlengd met een jaar, waardoor de totale termijn vier jaar zou bedragen. Tevens was bepaald dat [appellante 2] zich zou inspannen om betaald werk te vinden en dat zij de bewindvoerder hierover moest informeren. De man, [appellant 1], diende zijn medewerking te verlenen aan deze inspanningen.

Het hof heeft vastgesteld dat [appellant 1] door medische redenen niet in staat was om te werken, terwijl [appellante 2] sociale beperkingen ondervond die haar werkzoekende activiteiten bemoeilijkten. Ondanks deze beperkingen heeft zij haar medewerking verleend aan reïntegratie- en activeringstrajecten. Het hof oordeelt dat appellanten, voor zover zij op de hoogte waren van hun verplichtingen, aan deze verplichtingen hebben voldaan. Het hof concludeert dat er geen sprake is van onwil aan de zijde van [appellante 2] om te solliciteren, aangezien de strikte eis om schriftelijk te solliciteren pas ten tijde van het bestreden vonnis is gesteld.

Daarom heeft het hof het bestreden vonnis vernietigd en de schuldsaneringsregeling beëindigd met verlening van de schone lei, zoals bepaald in artikel 358 lid 1 van de Faillissementswet. De uitspraak benadrukt de noodzaak om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de betrokkenen in schuldsaneringen.

Uitspraak

23 november 2004
Rekestenkamer
Rekestnummer R200400917 en R200400918
GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
Arrest
In de zaken in hoger beroep van:
[Appellant 1],
hierna te noemen: [appellant 1],
en
[Appellante 2],
hierna te noemen: [appellante 2],
appellanten,
beiden wonende te [woonplaats],
procureur: mr. A. van Hoey.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar het ten name van [appellant 1] en [appellante 2] gewezen vonnis van de rechtbank te 's-Hertogenbosch d.d. 25 oktober 2004, waarvan de inhoud bij hen bekend is.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 29 oktober 2004, hebben [appellant 1] en [appellante 2] - zakelijk weergegeven- verzocht voormeld vonnis te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen dat hen alsnog de schone lei worden verleend, kosten rechtens.
2.2. Gelet op de bijzondere verknochtheid van de voormelde onder R200400917 en R200400918 ter griffie ingeschreven zaken, heeft het hof de voeging daarvan gelast, opdat zij gezamenlijk zullen worden behandeld en beslist.
2.3. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 november 2004. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- [appellant 1] en [appellante 2], bijgestaan door mr. A. van Hoey.
Het hof constateert dat mevrouw E.M. van Ooijen, de bewindvoerder, ondanks behoorlijke oproeping niet is verschenen.
2.4. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- de producties, overgelegd bij het beroepschrift;
- een brief met bijlage van de bewindvoerder, d.d. 2 november 2004;
- een brief met bijlage van de advocaat van appellanten, d.d. 2 november 2004;
- een brief met bijlagen van de advocaat van appellanten, d.d. 3 november 2004;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg,
d.d. 13 september 2004.
3. De gronden van het hoger beroep
Het hof verwijst naar de inhoud van het beroepschrift.
4. De beoordeling
4.1. Bij vonnis van 27 augustus 2001 van de rechtbank te 's-Hertogenbosch is ten aanzien van [appellant 1] en [appellante 2] de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken. De totale schuldenlast waarop ten aanzien van [appellant 1] en [appellante 2] de schuldsaneringsregeling van toepassing is, bedraagt circa E. 11.750,-.
4.2. Bij vonnis van de rechtbank van 14 januari 2002 is het saneringsplan in de gezamenlijke schuldsaneringsregeling van [appellant 1] en [appellante 2] vastgesteld. Daarbij is onder meer de looptijd van de schuldsaneringsregeling vastgesteld op een termijn van 3 jaar, derhalve tot 27 augustus 2004, en is bepaald dat [appellant 1] en [appellante 2] zich zullen inspannen om een zo hoog mogelijk inkomen uit arbeid te verwerven.
4.3.1. Bij het bestreden vonnis heeft de rechtbank de saneringsplannen van [appellant 1] en [appellante 2] gewijzigd. Zij heeft daarbij onder meer de looptijd van de schuldsaneringsregeling verlengd met de periode van één jaar, zodat de totale termijn vier jaar beloopt. Voorts heeft zij in aanvulling op de eerder vastgestelde saneringsplannen bepaald dat [appellante 2] zich zal inspannen om op een zo kort mogelijke termijn betaald werk te vinden voor een zo hoog mogelijk aantal uren per week. Zij zal de bewindvoerder iedere maand berichten welke pogingen zij daartoe heeft ondernomen en bij welke bedrijven of andere potentiële werkgevers is gesolliciteerd. Zij zal zoveel mogelijk sollicitatiebewijzen en reacties daarop als bijlage bij het maandelijks bericht meezenden. [appellant 1] zal alle medewerking verlenen om [appellante 2] in staat te stellen betaald werk te zoeken.
[appellant 1] en [appellante 2] kunnen zich hiermee niet verenigen en komen hiervan in hoger beroep.
4.3.2. De rechtbank heeft in haar bestreden vonnis onder meer overwogen, dat afdoende is aangetoond dat [appellant 1] tijdens de schuldsaneringsregeling niet in staat is geweest om te werken. Ten aanzien van [appellante 2] is de rechtbank van oordeel dat zij zich niet maximaal heeft ingespannen om betaalde arbeid te vinden. Zij heeft niet aangetoond dat er bij haar sprake is van medische beperkingen. Weliswaar is er sprake van sociale beperkingen in verband met het feit dat zij woonwagenbewoonster en analfabete is, maar deze omstandigheden vormen naar het oordeel van de rechtbank geen verontschuldiging voor het feit dat zij in het geheel niet heeft gesolliciteerd en zich op geen enkele wijze actief heeft opgesteld bij het zoeken naar werk.
Dit zou er naar het oordeel van de rechtbank toe moeten leiden dat de schone lei ten aanzien van [appellante 2] op dit moment niet kan worden verleend. De rechtbank sluit echter niet uit dat [appellante 2] mogelijk de indruk heeft gehad dat één en ander, gelet op haar sociale omstandigheden, tijdens de schuldsaneringsregeling geaccepteerd zou worden. Derhalve is de rechtbank van oordeel dat zij middels een verlenging van de looptijd nog een kans moet krijgen om aan te tonen dat zij zich wel voldoende voor haar schuldeisers wenst in te spannen. Aangezien een deel van de argumenten van [appellante 2] om niet te kunnen werken gelegen is in het feit dat zij voor [appellant 1] en het huishouden dient te zorgen en niet uit de medische stukken is gebleken dat [appellant 1] daadwerkelijk dusdanig veel zorg nodig heeft dat van [appellante 2] niet kan worden verwacht dat zij gaat werken, zal de rechtbank ook de looptijd van zijn regeling verlengen met de verplichting om [appellante 2] te ondersteunen bij haar pogingen om werk te krijgen.
4.4. [appellant 1] en [appellante 2] hebben in het beroepschrift aangevoerd, dat de rechtbank de aspecten waaruit blijkt dat [appellante 2] zich maximaal heeft ingespannen om betaald werk te vinden onvoldoende heeft meegewogen. [appellant 1] en [appellante 2] zijn woonwagenbewoners en dit, in combinatie met het feit dat zij beiden analfabeet zijn, plaatst hen in een sociaal isolement. Daarnaast is [appellante 2] reeds 53 jaar en heeft zij geen enkele ervaring met werkgevers. Bovendien is zij beperkt in haar sociale vaardigheden, hetgeen blijkt uit het feit dat [appellante 2] nog nooit met het openbaar vervoer heeft gereisd. Fietsen vormt hiervoor geen alternatief, nu zij dit niet beheerst. Daar komt bij dat [appellante 2] is belast met de zorg voor [appellant 1]. Bovendien heeft [appellante 2] zelf een slechte rug. Dat zij medisch beperkt is en een verhoogd risico heeft op ziekteverzuim bij lichamelijk intensieve beroepen blijkt voldoende uit de brief van de Gemeente Cranendonck van 27 oktober 2004. Daaruit blijkt ook dat [appellante 2] op een positieve manier haar medewerking verleent aan diverse trajecten. Voorts heeft ook mevrouw [B.] van IWA arbeidsintegratie, welke instantie [appellante 2] in het kader van sociale activering begeleidt, [appellante 2] ervaren als bijzonder gemotiveerd. [appellante 2] volgt een cursus lezen en schrijven en omdat zij deze cursus goed en gemotiveerd doorloopt, is besloten haar deelname te verlengen tot juli 2005. Daarnaast is ook de bewindvoerder van mening dat zowel [appellant 1] als [appellante 2] de schone lei hebben verdiend, omdat zij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen behoorlijk zijn nagekomen. [appellante 2] heeft zich derhalve, ondanks het feit dat zij niet heeft gesolliciteerd, tot het uiterste toe ingespannen om op een zo kort mogelijke termijn betaalde arbeid te vinden. Dit was echter niet binnen de termijn van de schuldsaneringsregeling mogelijk. Het mag niet zijn dat de inspannings-verplichting het karakter krijgt van een resultaatsverbintenis.
4.5. Het hof is van oordeel dat het vonnis waarvan beroep dient te worden vernietigd op grond van het volgende.
4.5.1. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat uit de medische rapportage van Argonaut d.d. 10 juni 2003 afdoende blijkt dat [appellant 1] als gevolg van zowel orthopedische als psychische aandoeningen tijdens de schuldsanerings-regeling niet in staat is geweest om te werken.
Ten aanzien van [appellante 2] is aan het hof uit de rapportages van het CWI en van IWA, als ook uit hetgeen [appellante 2] daarover zelf ter zitting heeft verklaard, gebleken dat zij een aantal sociale beperkingen heeft die het verkrijgen van betaald werk in de weg staan. Naast het feit dat zij geen enkele werkervaring heeft, geen opleiding heeft genoten en (nog) nauwelijks kan lezen en schrijven, heeft zij vrijwel geen contact met de mensen buiten haar kleine woonwagenkamp en is zij beperkt in haar mobiliteit, aangezien zij geen rijbewijs heeft en zij en [appellant 1] geen auto bezitten, terwijl zij ook niet kan fietsen en onbekend is met het reizen met het openbaar vervoer.
Daarnaast is uit de voormelde brief van de Gemeente Cranendonck en uit de voormelde rapportage van IWA gebleken dat [appellante 2] is opgelegd haar medewerking te verlenen aan reïntegratie en sociale activering, aangezien er voor haar een grote afstand tot de arbeidsmarkt bestaat en het verwerven van inkomen uit een betaalde baan voor haar (op korte termijn) niet haalbaar is. Gebleken is dat [appellante 2] daaraan, vanaf het moment dat zij daarvan op de hoogte is gebracht, haar medewerking verleent. Sinds november 2003 volgt zij een cursus lezen en schrijven en werkt zij aan haar integratie en ontwikkeling van sociale vaardigheden. Daarnaast hebben [appellante 2] en [appellant 1] hun boedelbijdragen betaald en hebben zij tijdens de looptijd van de schuldsaneringsregeling geen nieuwe schulden laten ontstaan.
Naar het oordeel van het hof hebben [appellante 2] en [appellant 1], voor zover zij op de hoogte waren van de verplichtingen die aan hen in het kader van de schuldsaneringsregeling werden gesteld, aan die verplichtingen voldaan, terwijl specifiek aan [appellante 2] nooit eerder dan ten tijde van het bestreden vonnis de strikte eis is gesteld dat zij (schriftelijk) diende te solliciteren, zodat thans niet geconcludeerd kan worden dat er sprake is van onwil aan de zijde van [appellante 2] om te solliciteren, althans dat haar daarvan een zodanig verwijt kan worden gemaakt dat haar en daarmee ook [appellant 1] vooralsnog de schone lei wordt onthouden.
4.5.2. Nu naar het oordeel van het hof, gelet op het bovenstaande, niet gezegd kan worden dat [appellante 2] en [appellant 1] gedurende de looptijd van de schuldsaneringsregeling toerekenbaar tekort zijn geschoten in de hen bekende verplichtingen voortvloeiend uit de toepassing van de schuldsaneringsregeling, zal het hof het bestreden vonnis vernietigen en de toepassing van de schuldsaneringsregeling beëindigen met verlening van de schone lei.
5. De uitspraak
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep;
en opnieuw rechtdoende:
beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling met toepassing van
art. 358 lid 1 Fw.
Dit arrest is gewezen door mrs. Van Etten, Waaijers en Spliet en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 23 november 2004 in tegenwoordigheid van de griffier.