parketnummer: 20.003558.04
datum uitspraak: 24 november 2004
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Breda van 22 juli 2004 in de strafzaak onder parketnummer 02.001938/04 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1969,
wonende te [adres],
thans UAH gedetineerd in het Huis van Bewaring P.I. Nieuw-Vosseveld te Vught.
De officier van justitie heeft tijdig tegen genoemd vonnis hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, behalve voor wat betreft de opgelegde straf en de strafmotivering; de door de eerste rechter aan de strafoplegging ten grondslag gelegde motivering kan deze beslissing niet dragen, aangezien in die motivering wordt gerefereerd aan binnen de sector strafrecht van de rechtbank Breda gehanteerde oriëntatiepunten ten aanzien van de strafoplegging voor veelplegers, zonder dat duidelijk wordt gemaakt wat de inhoud van deze oriëntatiepunten is. Een en ander is daardoor oncontroleerbaar.
Nu ten aanzien van de tenlastelegging en de bewezenverklaring niet opnieuw recht wordt gedaan, kan worden volstaan met de omschrijving zoals in het beroepen vonnis vervat.
De redengeving van de op te leggen straf
De politierechter heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één week. De officier van justitie is in hoger beroep gekomen. De advocaat-generaal heeft oplegging van vier weken gevangenisstraf gevorderd.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep een brief van de voorzitter van de sector strafrecht van de rechtbank Breda d.d. 9 februari 2004 aan de advocaten in het arrondissement Breda overgelegd. Deze brief heeft onder meer betrekking op de oplegging door de rechtbank aan de hand van een aantal oriëntatiepunten van hogere straffen aan zogenaamde veelplegers. De raadsman heeft betoogd dat de verdachte niet voldoet aan de door de rechtbank Breda in genoemde brief gehanteerde definitie van een veelpleger en dat daarom voor hem ook geen sprake dient te zijn van een verhoogde strafmaat.
Voorts heeft de raadsman van de verdachte een niet nader geadstrueerd beroep op het gelijkheidsbeginsel gedaan.
Het hof begrijpt uit de genoemde brief in samenhang met het beroepen vonnis, dat de politierechter de verdachte niet heeft aangemerkt als "veelpleger", aangezien de verdachte gedurende de laatste twee jaren vijf maal is veroordeeld terzake van vermogensdelicten, terwijl de door de rechtbank gehanteerde norm is: ten minste zes vermogensdelicten, verdeeld over twee of meer vonnissen in de afgelopen twee jaren.
Het hof stelt voorop dat het zich bij de bepaling van de in de onderhavige zaak op te leggen straf niet baseert op de door de rechtbank Breda gehanteerde oriëntatiepunten voor veelplegers, doch binnen de door de wetgever gelaten ruimte de ernst van het bewezen verklaarde, alle omstandigheden van het onderhavige geval en de persoon van de verdachte in aanmerking neemt. Aldus kan van schending van het gelijkheidsbeginsel geen sprake zijn.
Bij de bepaling van de op te leggen straf dient in het onderhavige geval te worden gelet op de omstandigheid dat de verdachte vele malen terzake van vermogensdelicten is veroordeeld tot een grote variëteit aan straffen; de verdachte is een zeer frequente pleger van strafbare feiten welke voor grote schade, overlast en ergernis bij benadeelden en hun omgeving leiden; zij dragen ook in aanzienlijke mate bij aan het gevoel van onveiligheid. In de justitiële documentatie d.d. 25 oktober 2004 van de verdachte worden tussen 1996 en 1 april 2004 in totaal 21 veroordelingen terzake van diefstal - al dan niet in gekwalificeerde vorm en al dan niet voor meerdere feiten - vermeld.
In het licht van met name de zeer omvangrijke recidive gedurende een groot aantal jaren verbleekt het uitgangspunt ("oriëntatiepunt") dat slechts een veelplegerssanctie wordt opgelegd indien de verdachte valt onder een strikte omschrijving van "veelpleger", zoals hiervoor weergegeven.
Onder deze omstandigheden kan niet worden volstaan met de door de eerste rechter opgelegde straf (één week gevangenisstraf). Het wettelijk strafmaximum voor het bewezen verklaarde feit bedraagt zes jaren. Een gevangenisstraf voor de duur van vier weken is naar het oordeel van het hof geboden en passend.
Vernietigt het beroepen vonnis, doch alleen voor zover dit betreft de aan de verdachte opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van vier weken.
Beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf daarop geheel in mindering zal worden gebracht.
Bevestigt het beroepen vonnis voor al het overige.
Dit arrest is gewezen door Mr. Claassens, als voorzitter
Mrs. Rothuizen-van Dijk en Van Dijk, als raadsheren
in tegenwoordigheid van Mr. Looijmans, als griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 november 2004.
Mr. Van Dijk is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
U I T D R A A I G E G E V E N S 1e A A N L E G
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1969,
wonende te [adres],
thans UAH gedetineerd in het Huis van Bewaring P.I. Nieuw-Vosseveld te Vught
Is bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Breda van 22 juli 2004 ter zake van:
"Diefstal door twee of meer verenigde personen",
veroordeeld tot:
gev. str. 1 wk. MAV