ECLI:NL:GHSHE:2004:AR3677

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 september 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
20.002128.04
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Mr. De Vries-Leemans
  • Mrs. Huurman-van Asten
  • Mr. Van Beuge
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in drugszaken wegens gebrek aan bewijs van MDMA-bezit

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 september 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter. De verdachte was eerder veroordeeld voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, specifiek voor het binnenbrengen van ongeveer 13 pillen MDMA in Nederland op 27 juli 2003 te Budel, gemeente Cranendonck. De politierechter had de verdachte een geldboete opgelegd, maar de verdachte ging in hoger beroep tegen deze veroordeling.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld. Het hof heeft vastgesteld dat de tenlastelegging zich beperkte tot de beschuldiging van het vervoeren van MDMA en niet betrekking had op amfetamine. Het hof heeft de bewijsvoering van de eerste rechter kritisch bekeken en geconcludeerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was dat de aangetroffen pillen daadwerkelijk MDMA bevatten. De enige bewijsbron was een test die positief had gescoord, maar het hof oordeelde dat dit niet voldoende was om de verdachte te veroordelen.

Daarom heeft het hof het eerdere vonnis vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken, vooral in drugszaken waar de gevolgen voor de verdachte aanzienlijk kunnen zijn. Het hof heeft de beslissing genomen in aanwezigheid van de advocaat-generaal en de verdediging, waarbij de verdachte niet aanwezig was, gezien haar onbekende woon- of verblijfplaats.

Uitspraak

parketnummer: 20.002128.04
datum uitspraak: 23 september 2004
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
meervoudige kamer voor strafzaken
A R R E S T
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank te 's-Hertogenbosch van 19 december 2003 in de strafzaak onder parketnummer 01/027929-03 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1970,
wonende te [adres],
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Het hoger beroep
De verdachte heeft tijdig tegen genoemd vonnis hoger beroep ingesteld.
Het hoger beroep moet, blijkens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, worden begrepen als uitdrukkelijk beperkt tot de veroordeling terzake van hetgeen aan de verdachte bij inleidende dagvaarding is ten laste gelegd met betrekking tot materiaal bevattende MDMA en niet met betrekking tot amfetamine.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Het onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof zich niet kan verenigen met de bewezenverklaring door de eerste rechter.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
zij op of omstreeks 27 juli 2003 te Budel, gemeente Cranendonck, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 13 pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemd middel als bestuurster van een auto van België naar Nederland vervoerd;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 27 juli 2003 te Budel, gemeente Cranendonck, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 13 pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De redengeving
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte als bovenvermeld is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. In het bijzonder acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen dat de bij de verdachte aangetroffen pillen MDMA bevatten. Immers, het strafdossier houdt hieromtrent niet meer in dan dat de pillen zijn onderzocht met behulp van een zogenoemde ESA Opiaten/Amfetamine-test en dat deze test een positief eindresultaat heeft opgeleverd. Bij gebrek aan enig ander (ondersteunend) bewijs acht het hof dit onvoldoende om aan te nemen dat de pillen inderdaad MDMA bevatten.
B E S L I S S I N G:
Het hof:
Vernietigt het beroepen vonnis en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het als voormeld ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door Mr. De Vries-Leemans, als voorzitter
Mrs. Huurman-van Asten en Van Beuge, als raadsheren
in tegenwoordigheid van Mr. Kroes, als griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 23 september 2004.
Mr. Van Beuge is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
U I T D R A A I G E G E V E N S 1e A A N L E G
zaaknr.: 11
tijd : 14.45
verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1970,
wonende te [adres],
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande
Is bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te 's-Hertogenbosch van 19 december 2003 ter zake van:
primair: "Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid aanhef en onder A, van de Opiumwet gegeven verbod";
veroordeeld tot:
een geldboete van zevenhonderdvijftig euro subsidiair vijftien dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen goederen, te weten: dertien witte XTC-pillen en 1,3 gram speed;