in principaal en incidenteel appel
16.1. Het gaat in deze zaak om het volgende.
16.1.1. Het pand aan de Graafschap Hornelaan 165 te Weert (hierna: het pand) is op 15 mei 1997 in eigendom geleverd aan Holding Lathouwers Weert B.V., die het op 15 september 2000 leverde aan G.J. Vanderfeesten, welke laatste het vervolgens op 26 februari 2002 heeft geleverd aan appellante Houben Intrak.
16.1.2. In het pand was gevestigd Autocentrum Weert B.V., waarvan bestuurder en enig aandeelhouder was Holding Lathouwers Weert B.V., die sinds 15 september 2000 het pand huurde van Vanderfeesten.
16.1.3. Tussen Volvo Nederland Personenauto B.V. en Autocentrum Weert B.V. (Dealer) is op 1 oktober 1996 een zgn. Volvo Dealerovereenkomst gesloten. Appendix 5 van deze overeenkomst draagt als kop "Volvo corporate identity" en hierin staat vermeld dat onder verwijzing naar art. 7.5 van de Volvo Dealerovereenkomst aan Dealer de volgende identificatiemiddelen in bruikleen zijn verstrekt:
65 meter fascia band inclusief belettering; 1 lichtbak "dealernaam", 1 lichtbak "Volvo" en 1 mast (5 meter) incl. dubbelzijdige lichtbak.
In genoemd art. 7.5 van de Volvo Dealerovereenkomst staat onder meer vermeld dat Volvo Nederland (waarmee volgens appendix 8 hier bedoeld is Volvo Nederland Personenauto B.V.) eigenaar blijft van onder meer genoemde fascia banden, doch dat de Dealer voor (onder meer) het onderhoud moet zorgen.
16.1.4. Op 17 januari 2000 heeft Volvo Nederland Personenauto B.V. aan Autocentrum Weert geschreven dat er nieuw Volvo-buitenidentificatiemateriaal zou worden bevestigd aan het bedrijfspand.
16.1.5. Op 21 november 2001 is Autocentrum Weert in staat van faillissement verklaard. Kort hierna heeft Armada Janse B.V. in opdracht van "Volvo Nederland" een deel van de fascia band verwijderd. G.J. Vanderfeesten, de toenmalige eigenaar van het pand, verbood verdere verwijdering van de fascia band e.a., omdat hij zich op het standpunt stelde daarvan eigenaar te zijn.
16.1.6. Het is het hof niet duidelijk welke Volvo-onderneming precies de opdracht aan Armada Janse had verstrekt, nu de aanduiding "Volvo Nederland" kennelijk zowel gebruikt wordt voor Volvo Nederland Personenauto B.V. - degene die de Dealerovereenkomst met Autocentrum Weert sloot - als voor Volvo Cars Nederland, geïntimeerde sub 1. Zowel de brief over deze kwestie van 15 januari 2002 aan Vanderfeesten als de brief hieromtrent van 15 maart 2002 aan Houben Intrak is geschreven namens Volvo Nederland Personenauto B.V. en AB Volvo.
16.1.7. Vanderfeesten wenste slechts de merknaam VOLVO te laten verwijderen van het pand, doch de fascia band e.a. wilde hij laten zitten.
16.1.8. De zonemanager van Volvo Cars Nederland, M. Bax, heeft Houben-Intrak voor het transport van het pand op de hoogte gesteld van het standpunt over deze kwestie van - wat het hof gemakshalve zal aanduiden als - "de Volvo-ondernemingen" (Bax noemt dit in zijn gespreksnotitie "ons standpunt").
Het transport van het pand aan Houben Intrak vond zoals gezegd plaats op 26 februari 2002.
16.1.9. Volvo Cars Nederland en AB Volvo hebben vervolgens Houben Intrak in kort geding gedagvaard. Van de zitting in kort geding is een proces verbaal opgemaakt. Hierin staat vermeld dat de advocaat van eiseressen ter zitting heeft medegedeeld dat partijen voorafgaand aan de zitting tot een vergelijk zijn gekomen ten aanzien van de merkenrechtelijke kwestie met betrekking tot de beplating met de merknaam VOLVO. Eiseressen beperken hun vordering tot het verkrijgen van een beslissing omtrent de blauwe fascia banden en de onbeletterde voorplaten.
De voorzieningenrechter heeft de - aldus verminderde - vorderingen van Volvo Cars Nederland en AB Volvo tot verwijdering van de fascia banden e.a. en het retourneren daarvan aan Volvo Cars Nederland toegewezen en de reconventionele vordering van Houben Intrak afgewezen. Tegen dit oordeel richten zich de grieven.
16.1.10. In hoger beroep hebben Volvo Trademark en Volvo Corporation toestemming gekregen in de procedure tussen Houben Intrak enerzijds en Volvo Cars Nederland en AB Volvo anderzijds te mogen tussenkomen, omdat - kort gezegd - het merkrecht van het Volvo-merk toebehoort aan Volvo Trademark en Volvo Corporation de exclusief licentiehouder in Nederland is en slechts zij gerechtigd zijn zich te verzetten tegen merkinbreuk.
16.1.11. Het hof zal ter wille van de leesbaarheid geïntimeerden en de interveniërende partijen in dit arrest gezamenlijk aanduiden als "Volvo", en alleen wanneer dat voor de beoordeling van belang is, onderscheid maken tussen de verschillende Volvo-ondernemingen.