GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te 's-Hertogenbosch van 28 oktober 2003 in de strafzaak onder parketnummer 01/025237-03 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1982,
thans preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Oosterhoek" te Grave,
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
De verdachte heeft tijdig tegen genoemd vonnis hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, behalve voor wat betreft de bewijsvoering. De bewijsvoering behoeft verbetering. Naast de door de eerste rechter gebruikte bewijsmiddelen, komt de bewezenverklaring mede te berusten op de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover deze - zakelijk weergegeven - inhoudt al hetgeen is vermeld in de aanvulling als bedoeld in de artikelen 365a en 365b van het Wetboek van Strafvordering.
De tenlastelegging en bewezenverklaring
Nu ten aanzien van de tenlastelegging en de bewezenverklaring niet opnieuw recht wordt gedaan, kan worden volstaan met de omschrijving zoals in het beroepen vonnis vervat.
De door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Door de verdediging is gesteld dat verdachte zo snel mogelijk hulp in de vorm van behandeling nodig heeft en dat een langdurige vrijheidsstraf voor verdachte niet wenselijk is.
Er zijn geen aanwijzingen -en dit is ook niet gesteld- dat verdachte detentie-ongeschikt is.
Het standpunt van de verdediging miskent de functie van het volwassenen-strafrecht. Het primaire doel is niet hulpverlening aan de pleger van een strafbaar feit, maar het geven van een passende reactie -na afweging van alle betrokken belangen- op het gepleegde delict. Het in het vonnis waarvan beroep terzake overwogene, leidt naar het oordeel van het hof tot de in genoemd vonnis opgelegde langdurige vrijheidsstraf.
Opgemerkt wordt dat, volgens geldende richtlijnen van het ministerie van justitie met de behandeling van de terbeschikkinggestelde wordt aangevangen nadat eenderde deel van de opgelegde vrijheidsstraf is geëxecuteerd (artikel 42 lid 1 Penitentiaire Maatregel). Het hof gaat er van uit dat ook in dit geval deze richtlijn wordt nageleefd en acht geen termen aanwezig een advies als bedoeld in artikel 37b, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht op te nemen.
De toegepaste wettelijke voorschriften
De strafoplegging is gegrond op de artikelen: 24, 33, 33a, 37a, 37b, 45, 47, 63 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Bevestigt het beroepen vonnis.
Dit arrest is gewezen door Mr. Eijsenga, als voorzitter
Mrs. Bark - van Gink en Nieuwenhuijsen, als raadsheren
in tegenwoordigheid van Dhr. De Jonge, als griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 juli 2004.
U I T D R A A I G E G E V E N S 1e A A N L E G
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1982,
,
thans preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Oosterhoek" te Grave
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande
Is bij vonnis van de rechtbank te 's-Hertogenbosch van 28 oktober 2003 ter zake van:
primair:"Medeplegen van poging tot moord",
veroordeeld tot:
5 jr. gev.straf OV MAV + TBS met verpl voor de duur van 2 jaar; MVV