ECLI:NL:GHSHE:2004:AQ1739

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 mei 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02/01306
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.Th. Simons
  • A.W.J. Strik
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen grondwaterheffing en de redelijkheid van het tarief

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 mei 2004 uitspraak gedaan in een beroep van belanghebbende, een houder van een geregistreerde inrichting voor het onttrekken van grondwater, tegen de grondwaterheffing voor het jaar 2000. De heffing bedroeg ƒ 150,=, gebaseerd op artikel 7 van de Verordening op de heffing en invordering van de Grondwaterheffing. Belanghebbende betwistte de hoogte van de aanslag en stelde dat deze verlaagd diende te worden tot ƒ 11,40, gebaseerd op zijn onttrekking van 570 kubieke meters grondwater à ƒ 0,02 per kubieke meter.

Tijdens de zitting op 12 mei 2004 heeft belanghebbende zijn standpunt toegelicht, terwijl de ambtenaar verklaarde dat het tarief van ƒ 150,= kostendekkend was voor de heffing en invordering. Het Hof heeft echter geconcludeerd dat het vaste tarief voor onttrekkingen onder 7.500 kubieke meters leidt tot een willekeurige en onredelijke heffing. Het Hof heeft de bestreden uitspraak vernietigd en de aanslag verlaagd tot het door belanghebbende gevraagde bedrag van ƒ 11,40 (€ 5,17).

Daarnaast heeft het Hof bepaald dat het griffierecht van ƒ 109,= (€ 49,46) aan belanghebbende dient te worden vergoed door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant. De uitspraak is gedaan door de Eerste enkelvoudige Belastingkamer van het Gerechtshof, waarbij de gronden voor de beslissing zijn uiteengezet. Het Hof heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten, aangezien er geen sprake was van beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken en belanghebbende is geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen vier weken een schriftelijk verzoek in te dienen voor vervanging van de mondelinge uitspraak door een schriftelijke.

Uitspraak

BELASTINGKAMER
Nr. 02/01306
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK
Uitspraak van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, eerste enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van X te Y tegen de uitspraak van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant (hierna: de ambtenaar) op het bezwaarschrift betreffende de aanslag in de grondwaterheffing over het jaar 2000.
Het onderzoek ter zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 12 mei 2004 te
's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende alsmede, de ambtenaar.
Na de behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 26 mei 2004, de volgende mondelinge uitspraak gedaan.
De beslissing
Het Hof:
-verklaart het beroep gegrond,
-vernietigt de bestreden uitspraak,
-vermindert de aanslag tot een bedrag van ƒ 11,40 (€ 5,17),
-gelast dat aan belanghebbende wordt vergoed het door deze ter zake van de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van ƒ 109,= (€ 49,46), en
-wijst Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant aan als de rechtspersoon die het griffierecht moet vergoeden.
De gronden voor de beslissing
1. Belanghebbende is als houder van een geregistreerde inrichting voor het onttrekken van grondwater voor het jaar 2000 betrokken in de grondwaterheffing ten bedrage van ƒ 150,=. Dit tarief is gebaseerd op artikel 7 van de Verordening op de heffing en invordering van de Grondwaterheffing, dat luidt als volgt:
"Artikel 7
Voor onttrekkingen met een omvang kleiner dan of gelijk aan
7.500 belastbare kubieke meters onttrokken grondwater bedraagt
de heffing ƒ 150,--. Dit bedrag wordt voor grotere onttrekkingen
verhoogd met ƒ 0,02 per belastbare kubieke meter meer.".
2. Belanghebbende heeft tijdens de zitting verklaard, dat zijn grief hieruit bestaat dat hij meent dat de aanslag ƒ 11,40 dient te bedragen, namelijk de door hem onttrokken hoeveelheid grondwater van 570 kubieke meters à ƒ 0,02.
3. In zijn verweerschrift en ook ter zitting heeft de ambtenaar verklaard dat het bedrag van ƒ 150,= dient ter dekking van de kosten van heffing en invordering van de grondwaterheffing. Hij heeft eveneens verklaard dat het tarief van ƒ 0,02 per kubieke meter kostendekkend is.
Die twee verklaringen, in onderlinge samenhang bezien, brengen het hof tot de conclusie dat naar mate de hoeveelheid onttrokken grondwater groter wordt het bedrag dat ter beschikking komt voor de kosten van heffing en invordering lager wordt en dat vanaf een hoeveelheid van 7.500 kubieke meters de aanslag in het geheel geen bedrag meer voor de kosten van heffing en invordering bevat.
De ambtenaar heeft, ter zitting met die conclusie geconfronteerd, geen afdoende verklaring hiervoor gegeven.
Het Hof komt tot de slotsom dat het vaste tarief voor onttrekkingen onder 7.500 kubieke meters leidt tot een willekeurige en onredelijke heffing en verklaart dit tarief dan ook onverbindend.
Griffierecht en proceskosten
Gelet op artikel 8:74, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht dient aan belanghebbende het door hem gestorte griffierecht te worden vergoed.
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat geen sprake is van beroepsmatig verleende rechtsbijstand en van overige voor nadere opgaaf vatbare kosten, als bedoeld in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht, niet is gebleken.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
Aldus gedaan door J.Th. Simons, lid van voormelde kamer, en voor wat betreft de beslissing in tegenwoordigheid van A.W.J. Strik, griffier, in het openbaar uitgesproken op 26 mei 2004.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden
op: 26 mei 2004
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak dit gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).
Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht voor belanghebbende € 51,=.
Het bestuursorgaan is voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak een griffierecht van € 204,50 verschuldigd.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.