ECLI:NL:GHSHE:2004:AP4621
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Raadkamer
- M. Claassens
- R. Rothuizen
- W. Wabeke
- Rechtspraak.nl
Schorsing van voorlopige hechtenis in hoger beroep na termijnoverschrijding
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 juni 2004 uitspraak gedaan over een verzoek tot opheffing of schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte, die sinds 11 maart 2003 in voorarrest verkeert. De verdachte was eerder door de rechtbank Maastricht veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden wegens overtredingen van de Opiumwet en de Wet wapens en munitie. Het hof heeft vastgesteld dat de voorlopige hechtenis niet automatisch is geëxpireerd door het verstrijken van de termijn van drie maanden, zoals gesteld op 8 maart 2004, omdat de bepalingen van artikel 282 Sv niet van toepassing zijn in hoger beroep, zoals blijkt uit artikel 415 Sv.
De verdediging voerde aan dat de termijnoverschrijding een rechtsgrond voor opheffing van de voorlopige hechtenis met zich meebracht, maar het hof oordeelde dat deze overschrijding geen zelfstandige grond voor opheffing was. Het hof heeft de belangen van de verdachte afgewogen tegen het strafvorderlijke belang van het voortduren van de voorlopige hechtenis. Het hof nam daarbij in aanmerking dat het openbaar ministerie hoger beroep had ingesteld, terwijl de verdachte bereid was zich neer te leggen bij het vonnis. Bovendien was de termijn voor het inzenden van de stukken naar het hof aanzienlijk overschreden, wat niet aan de verdachte kon worden toegerekend.
Uiteindelijk heeft het hof besloten de voorlopige hechtenis te schorsen tot 17:00 uur op de dag voorafgaande aan de hervatting van het onderzoek ter terechtzitting, met voorwaarden waaronder dat de verdachte zich moet melden in de Penitentiaire Inrichting en zich moet onthouden van strafbare feiten. De beslissing werd genomen door mrs. Claassens, Rothuizen en Wabeke, met mr. Van Term als griffier.