GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Maastricht van 13 mei 2003 in de strafzaak onder parketnummer 03/008187-02 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1947,
thans preventief gedetineerd in het Huis van Bewaring "Oosterhoek" te Grave.
De verdachte en de officier van justitie hebben tijdig tegen genoemd vonnis hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, behalve voor wat betreft:
- de kwalificatie van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde, het onder 3 en het onder 5 bewezenverklaarde. Deze behoort te luiden als hieronder vermeld.
- de strafmotivering.
- de toepasselijke wetsartikelen
Het hof neemt hier uit het beroepen vonnis de weergave van de tenlastelegging over.
De redengeving van de op te leggen straf
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren. Zowel de verdachte als de officier van justitie zijn in hoger beroep gekomen. De raadsman van de verdachte heeft gepleit voor oplegging van een gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren. De advocaat-generaal heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot zes jaren gevangenisstraf.
Het hof acht de door de eerste rechter opgelegde straf evenwel passend. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft ter onderbouwing van zijn verweer strekkende tot matiging van de op te leggen straf de frequentie van de drugstransporten naar Oostenrijk betwist. In dit verband heeft verdachte aangevoerd dat niet alle moneytransfers en overboekingen zoals deze uit de stukken naar voren komen betrekking hebben op betalingen voor door hem geleverde drugs.
Een deel van deze geldtransacties zou betrekking hebben op door de verdachte van [betrokkene] geleend geld.
Het hof stelt vast dat deze stelling van verdachte geen steun vindt in de onderzoeksbevindingen, maar daarentegen door [betrokkene] in een verhoor op 13 maart 2004 tegenover de rechter-commissaris wordt weersproken. Wat er ook zij van de juistheid van het door de verdachte op dit punt aangevoerde, vast staat dat verdachte zich gedurende een lange periode meermalen schuldig heeft gemaakt aan het door middel van verschillende internationale transporten, waarbij voor het vervoer gebruik is gemaakt van andere personen, exporteren naar het buitenland van aanzienlijke hoeveelheden hard drugs en soft drugs. In het bijzonder de hard drugs zijn voor de volksgezondheid zeer schadelijke stoffen. Bovendien wordt door feiten als de onderhavige de negatieve reputatie van Nederland als drugsuitvoerend land bevestigd. Op grond van het bovenstaande komt alleen een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur in aanmerking.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het verboden bezit van hard drugs (ongeveer 4 gram cocaïne en 1903 XTC-pillen) en heeft hij in strijd met de wapenwetgeving een tweetal wapens van categorie III en munitie voorhanden gehad.
Uit verdachtes strafblad blijkt dat hij reeds meerdere malen - ook recent - terzake van drugsdelicten en verboden wapenbezit tot langdurige gevangenisstraffen is veroordeeld. Deze veroordelingen hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden om zich opnieuw aan soortgelijke feiten schuldig te maken. Het hof rekent de verdachte de onderhavige feiten dan ook zwaar aan.
De door en namens verdachte aangevoerde persoonlijke omstandigheden, zoals deze mede uit de opgemaakte reclasseringsrapportage naar voren komen, acht het hof in het licht van de ernst van de gepleegde strafbare feiten en van de recidive van verdachte niet van een zodanig gewicht dat daarin aanleiding kan worden gevonden de op te leggen straf te matigen.
Mede gelet op de bestraffing voor soortgelijke feiten in vergelijkbare gevallen acht het hof oplegging van een gevangenisstraf van een duur als in eerste aanleg opgelegd passend en geboden.
De toegepaste wettelijke voorschriften
De strafoplegging is gegrond op de artikelen: 47, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen: 2 (oud), 3 (oud), 10 (oud) en 11 (oud) van de Opiumwet en de artikelen: 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Vernietigt het beroepen vonnis, doch alleen voor zover dit betreft de kwalificatie van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde en het onder 3 en onder 5 bewezen verklaarde en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart dat het sub 1 en 2 bewezenverklaarde oplevert:
"Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 (oud), eerste lid, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd, en Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 (oud), eerste lid, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd, begaan in eendaadse samenloop";
Verklaart dat het sub 3 bewezenverklaarde oplevert:
"Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 (oud), eerste lid, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd".
Verklaart dat het sub 5 bewezenverklaarde oplevert:
"Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 (oud), eerste lid, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod".
Bevestigt het beroepen vonnis voor al het overige.
Dit arrest is gewezen door Mr. Van de Loo, als voorzitter
Mrs. Claassens en Wabeke, als raadsheren
in tegenwoordigheid van Mr. Looijmans, als griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 10 mei 2004.
U I T D R A A I G E G E V E N S 1e A A N L E G
zaaknr.: 04
tijd : 11.30
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1947,
,
thans preventief gedetineerd in het Huis van Bewaring "Oosterhoek" te Grave
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande
Is bij vonnis van de rechtbank te Maastricht van 13 mei 2003 ter zake van:
sub 1 en 2 :
de voortgezette handeling van: "Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod",
en
"Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd",
sub 3:
"Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, eerste lid, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod",
sub 4:
"Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie",
en
"Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd",
sub 5:
"Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod",
veroordeeld tot:
een gevangenisstraf voor de tijd van vier jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht en met last tot bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de volgende in beslag genomen voorwerpen:
- een weegschaal, Tanita 1479;
- een weegschaal, Precisa 125a, serienr. 61699.