ECLI:NL:GHSHE:2004:AO9795

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 april 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C0300351-BR
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wanprestatie en bewijslevering in civiele procedure tussen Pinvideo BV en Movie Center Automaten BV

In deze zaak, gewezen door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 27 april 2004, gaat het om een hoger beroep van Pinvideo BV tegen Movie Center Automaten BV. Pinvideo stelt dat MovieCenter wanprestatie heeft gepleegd door niet te voldoen aan de verplichtingen uit de koopovereenkomsten. Pinvideo heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld en is in hoger beroep gekomen tegen het vonnis van de rechtbank Breda van 17 december 2002. In de memorie van grieven heeft Pinvideo elf grieven aangevoerd, waarop MovieCenter heeft gereageerd met een memorie van antwoord en heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis.

De kern van het geschil betreft de verschuldigdheid van bedragen die Pinvideo aan MovieCenter zou moeten betalen voor geleverde videoautomaten. Pinvideo stelt dat de videoautomaten niet aan de overeenkomst voldeden en dat zij kosten heeft moeten maken om deze werkend te krijgen. MovieCenter betwist dit en stelt dat de videoautomaten wel voldeden aan de overeenkomst. Het hof oordeelt dat het aan Pinvideo is om bewijs te leveren van haar stellingen, maar dat dit bewijs tot nu toe niet is geleverd. Het hof staat Pinvideo toe om bewijs te leveren, zoals nader omschreven in het dictum.

Het hof heeft de zaak verwezen naar een rolzitting voor het opgeven van verhinderdata en het vaststellen van een getuigenverhoor. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan, wat betekent dat de uitkomst van de zaak afhankelijk is van het bewijs dat Pinvideo kan leveren. Dit arrest benadrukt het belang van bewijslevering in civiele procedures en de verantwoordelijkheden van partijen in een geschil.

Uitspraak

typ. MBR
rolnr. C0300351/BR
ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH,
vijfde kamer, van 27 april 2004,
gewezen in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid PINVIDEO BV,
gevestigd te Tilburg,
appellante,
procureur: mr. J.A.J. Dappers,
t e g e n :
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid MOVIE CENTER AUTOMATEN BV,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
procureur: mr. J.E. Lenglet,
op het bij exploot van dagvaarding van 12 maart 2003 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank te Breda tussen appellante, Pinvideo, als gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie en geïntimeerde, MovieCenter, als eiseres in conventie, verweerster in voorwaardelijke reconventie onder rolnummer 101998/HA ZA 01-1966 gewezen vonnis van 17 december 2002.
1. De eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar het vonnis waarvan beroep en het daaraan voorafgaande tussenvonnis van 8 januari 2002, die zich bij de processtukken bevinden.
2. Het geding in hoger beroep
Van het eindvonnis van 17 december 2002 is Pinvideo tijdig in hoger beroep gekomen.
Bij memorie van grieven heeft Pinvideo onder overlegging van drie producties elf grieven aangevoerd en geconcludeerd zoals in het petitum van de appeldagvaarding nader staat omschreven.
Bij memorie van antwoord heeft MovieCenter de grieven bestreden en geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van Pinvideo in de kosten van het geding.
Vervolgens hebben partijen de stukken overgelegd en uitspraak verzocht.
3. De grieven
Voor de exacte inhoud van de grieven verwijst het hof naar de memorie van grieven.
4. De beoordeling
4.1 Geen grieven zijn gericht tegen de feiten zoals in het beroepen vonnis onder 1. vastgesteld, zodat het hof ook in hoger beroep hiervan uitgaat. Voor een overzicht van hetgeen zich tussen partijen heeft voorgedaan, verwijst het hof kortheidshalve naar deze feiten.
4.2 In het beroepen vonnis heeft de rechtbank onder 3.1 geoordeeld dat het geschil gaat over de verschuldigdheid van de bedragen van ƒ 8.632,26 en ƒ 22.699,25, vermeld in de facturen van Pinvideo van 27 maart 2001 (prod. 3 cva/cve) respectievelijk 2 oktober 2001 (prod. 2 cva/cve). Tegen dit oordeel zijn geen grieven gericht, zodat dit ook het hof tot uitgangspunt strekt.
4.3 De factuur van 27 maart 2001 betreft een aantal zaken waarvan Pinvideo stelt dat deze op bestelling van MovieCenter in of omstreeks maart 2001 zijn geleverd maar niet betaald. MovieCenter heeft dit gemotiveerd betwist, zodat het aan Pinvideo is bewijs te leveren. Met hetgeen Pinvideo tot dusver naar voren heeft gebracht en aan bescheiden in het geding heeft gebracht, is dit bewijs niet geleverd. Nu Pinvideo nader bewijs heeft aangeboden, zal het hof haar daartoe in de gelegenheid stellen op de wijze als in het dictum nader is omschreven.
4.4 MovieCenter heeft in dit verband nog naar voren gebracht dat partijen in de koopovereenkomst van 21 mei 2001 hebben verklaard 'geen verdere vorderingen meer op elkaar te hebben' (cvr/cva punt 24). Volgens Pinvideo heeft de bepaling waar MovieCenter op doelt niets van doen met de factuur van 27 maart 2001 en ziet het kwijtingsbeding alleen op de in die koopovereenkomst genoemde verplichtingen wanneer partijen deze zijn nagekomen (cvd/cvr punt 17). In eerste aanleg is MovieCenter hier niet, althans niet voldoende gemotiveerd (cvd in vw. rec. punt 4) op teruggekomen. In hoger beroep herhaalt zij haar verwijzing naar de bepaling in de koopovereenkomst van 21 mei 2001 (mva punt 23). Tegenover de eerdere gemotiveerde betwisting door Pinvideo van het verband tussen die bepaling en de factuur van 27 maart 2001 heeft MovieCenter geen concrete feiten of omstandigheden gesteld die de conclusie rechtvaardigen dat deze bepaling een zodanige strekking heeft dat ook de factuur van 27 maart 2001 eronder valt. Het hof gaat daarom aan deze stelling voorbij.
4.5 De factuur van 2 oktober 2001 betreft de kosten van werkzaamheden, onderdelen en software ten behoeve van de vier videoautomaten die Pinvideo van MovieCenter heeft gekocht. Volgens Pinvideo voldeden deze videoautomaten niet aan de desbetreffende overeenkomsten van 21 mei 2001 en 22 juni 2001, zodat zij deze kosten heeft moeten maken om de automaten te kunnen laten werken. MovieCenter betwist een en ander. Volgens haar voldeden de videoautomaten aan de overeenkomsten. Zij wijst erop dat Pinvideo de twee automaten van de overeenkomst van 21 mei 2001 volledig heeft betaald en eerst nadat MovieCenter rechtsmaatregelen is gaan nemen om de twee automaten van de overeenkomst van 22 juni 2001 betaald te krijgen met de factuur van 2 oktober 2001 is gekomen.
4.6 Pinvideo beroept zich op wanprestatie aan de zijde van MovieCenter, zodat het tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door MovieCenter aan Pinvideo is om bewijs bij te brengen. Door hetgeen zij naar voren heeft gebracht en aan producties in het geding heeft gebracht, is dit bewijs niet geleverd. Het hof zal Pinvideo overeenkomstig haar aanbod ook op dit onderdeel toelaten tot bewijslevering zoals in het dictum nader omschreven.
4.7 Wanneer Pinvideo er niet in slaagt het gevraagde bewijs te leveren, komt daarmee de grondslag aan haar beide tegenvorderingen te ontvallen en dient het bestreden vonnis bekrachtigd te worden.
4.8 Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
5. De beslissing
Het hof:
laat Pinvideo toe te bewijzen:
1) dat zij in of omstreeks maart 2001 in opdracht en voor rekening van MovieCenter aan deze de zaken heeft geleverd die zijn vermeld in haar factuur van 27 maart 2001;
2) feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat de door haar gekochte videoautomaten om te kunnen werken voorzien dienden te zijn van de zaken die zijn vermeld op haar factuur van 2 oktober 2001, dat deze zaken ontbraken en dat het alsnog aanbrengen hiervan de bedragen vergde die in deze factuur zijn opgenomen;
bepaalt, voor het geval Pinvideo bewijs wenst te leveren door middel van getuigen, dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden ten overstaan van mr. B.A. Meulenbroek als raadsheer-commissaris, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch;
verwijst de zaak naar de rolzitting van dinsdag 11 mei 2004 voor opgave van de verhinderdata van partijen zelf, hun raadslieden en de getuige(n) op dinsdagen in de maanden juni, september en oktober 2004;
bepaalt dat de procureur van Pinvideo bij zijn opgave op genoemde rolzitting een fotokopie van het procesdossier zal meezenden;
bepaalt dat de raadsheer-commissaris na genoemde rolzitting dag en uur van het getuigenverhoor zal vaststellen;
bepaalt dat de procureur van Pinvideo tenminste 7 dagen voor het verhoor de namen en woonplaatsen van de te horen getuigen zal opgeven aan de wederpartij en aan de griffier;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. Kranenburg, Meulenbroek en Venhuizen uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 27 april 2004.