4.3.1. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
a. De bank heeft met [kredietnemer] en [kredietneemster] (hierna in enkelvoud: [de kredietnemer]) een kredietovereenkomst gesloten, waarbij de bank aan [de kredietnemer] een lening heeft verstrekt van f. 150.000,-- (hierna: de lening) tegen een (toen geldend) rentepercentage van 4,85% per jaar, ofwel een effectieve kredietvergoeding van 5% per jaar.
De kredietovereenkomst is op 5 juni 1997 ondertekend door de bank, en op 23 juni 1997 door [de kredietnemer]. De lening is door de bank geadministreerd onder nummer 41.45.85.577.
b. Op grond van de kredietovereenkomst [de kredietnemer] zich om de lening terug te betalen in 20 opeenvolgende, driemaandelijkse termijnen van
f. 7.500,--, voor het eerst te voldoen op 1 oktober 1997. Ook de rente diende [de kredietnemer] driemaandelijks aan de bank te betalen, eveneens voor het eerst op
1 oktober 1997.
c. Bij notariële akte van 31 juli 1997 heeft [principaal geïntimeerde] op zijn woning aan de [adres] te [plaats], ten behoeve van de bank een derdehypotheek gevestigd voor een bedrag van f. 150.000,--, vermeerderd met rente en kosten tot f. 210.000,--. In de akte is de volgende 'bijzondere bepaling' opgenomen:
'Blijkens een aan deze akte gehecht schrijven de dato achtentwintig juli negentienhonderd zevenennegentig heeft de bank verklaard dat, in afwijking van het vorenstaande, de onderhavige hypotheekstelling enkel en alleen zal strekken tot zekerheid voor de voldoening door de schuldenaar (= [de kredietnemer], hof) van de financiering beschreven in voormelde kredietovereenkomst (door de bank ondertekend op vijf juni negentienhonderd zevenennegentig) en dat de onderhavige zekerheidsstelling uitdrukkelijk niet zal gelden voor eventuele toekomstige financieringen aan ieder van de schuldenaren.'
d. In de brief van 28 juli 1997 waarnaar in de notariële akte wordt verwezen heeft de bank verklaard dat de hypotheek op de woning van [principaal geïntimeerde]:
'alleen betrekking heeft en zal hebben op de financiering aan de heer [de kredietnemer] en/of mevrouw [de kredietneemster], zoals beschreven in de kredietovereenkomst, door ons getekend op 05-06-1997 en door de heer en mevrouw [de kredietnemer] getekend op
23-06-1997.
Deze zekerheid zal uitdrukkelijk niet gelden voor eventuele toekomstige financieringen aan de heer en/of mevrouw [de kredietnemers].'
e. De bank heeft de eerste twee aflossingstermijnen voor de lening ad f. 7.500,-- (vermeerderd met rente) per
1 oktober 1997 en 1 januari 1998 geboekt ten laste van een door [de kredietnemer] bij de bank aangehouden
rekening-courant, nr. 44.45.02.327. De daaropvolgende termijnen van f. 7.500,-- (vermeerderd met rente) zijn met ingang van 1 april 1998 geboekt ten laste van een andere rekening-courant van [de kredietnemer] bij de bank, nr. 45.46.95.039 (hierna: de rekening-courant). Op 30 maart 1998 had laatstgenoemde rekening-courant nog een creditsaldo van f. 4.883,47; per 1 april 1998 is daarop een debetsaldo ontstaan.
f. Bij brieven van 15 januari 1998 en 19 mei 1998 heeft de bank [principaal geïntimeerde] medegedeeld dat [de kredietnemer] zijn aflossingsverplichtingen ter zake de lening niet (tijdig) is
nagekomen.
g. Bij brief van 22 juli 1998 heeft de bank [de kredietnemer] gesommeerd om het debetsaldo van de rekening-courant vóór 1 augustus 1998 geheel aan te zuiveren. Op 28 juli 1998 is [principaal geïntimeerde] hiervan telefonisch op de hoogte gesteld door de bank.
h. Bij brief van 3 augustus 1998 heeft de bank alle aan [de kredietnemer] verstrekte kredietfaciliteiten met onmiddellijke ingang opgezegd wegens het niet nakomen van aflossingsverplichtingen. Daarbij heeft de bank [de kredietnemer] gesommeerd om haar schuld aan de bank uiterlijk op 20 augustus 1998 integraal af te lossen.
De bank heeft [principaal geïntimeerde] hiervan niet op de hoogte gesteld.
i. Medio februari 2000 heeft [principaal geïntimeerde] zijn woning verkocht aan een derde. Teneinde de woning vrij van hypotheek te kunnen leveren per 1 maart 2000, heeft [principaal geïntimeerde] de bank verzocht opgave te doen van de schuld van [de kredietnemer] uit hoofde van de kredietovereenkomst. Vervolgens heeft Solveon Incasso B.V. (hierna: Solveon) bij brief van 21 februari 2000 aangegeven dat de schuld van [de kredietnemer] aan de bank per 1 maart 2000 zal bedragen:
* Lening 41.45.85.577 f. 71.325,--
* Bestemmingskrediet 40.98.76.259 f. 99,85
* Rekening-courant 45.46.95.039 f. 53.221,34
* Totaal f. 124.646,19
j. Op 1 maart 2000 heeft [principaal geïntimeerde] genoemd totaalbedrag van
f. 124.646,19 aan de bank betaald, omdat de bank anders niet zou meewerken aan doorhaling van de hypotheek.