ECLI:NL:GHSHE:2004:AO6597
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Mr. Huurman-van Asten
- Mrs. De Vries-Leemans
- Mr. Reijntjes
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de economische kamer in strafzaken met economische delicten
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 maart 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische kamer van de Rechtbank te Roermond. De verdachte was beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie, zoals vastgelegd in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht. De economische kamer van de rechtbank had zich bevoegd verklaard om de zaak te behandelen, op basis van artikel 82 van de Wet toezicht kredietwezen 1992, en had de verdachte op 30 juli 2003 vrijgesproken. De officier van justitie ging echter in hoger beroep tegen deze vrijspraak.
Het hof heeft het beroep in behandeling genomen en het vonnis van de rechtbank vernietigd. Het hof oordeelde dat de economische kamer van de rechtbank zich ten onrechte bevoegd had verklaard. Het hof benadrukte dat de bevoegdheid om kennis te nemen van een ten laste gelegd feit uitsluitend moet worden beoordeeld aan de hand van het gehele feit, en niet slechts op basis van een onderdeel daarvan. De gedraging die onder artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht valt, is een commuun delict en kan niet worden gekwalificeerd als een economisch delict, ook al was het oogmerk van de organisatie gericht op het begaan van economische delicten.
Daarom heeft het hof de economische kamer van de Rechtbank te Roermond onbevoegd verklaard om van de tenlastelegging kennis te nemen. Dit arrest is gewezen door een collegiaal hof, bestaande uit de voorzitter en twee raadsheren, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 maart 2004.