4.5. Het hof overweegt het navolgende.
Partijen hebben een verschillende lezing gegeven van de toedracht van het ongeval.
Volgens [appellant] is het ongeval gebeurd in de beperkte tussenruimte na de klapdeuren en vóór de schuifdeur, en liep [geïntimeerde] steeds al te dicht achter het paard. Volgens [geïntimeerde] (inleidende dagvaarding) hield zij voldoende afstand en is zij pas dichter achter het paard gekomen toen zij er links achterlangs wilde lopen om [appellante sub 1] te helpen met de schuifdeur. Als getuige heeft [geïntimeerde] echter verklaard dat het ongeval vóór de klapdeuren gebeurde; bij repliek heeft zij gesteld dat ze de klapdeuren niet heeft opgemerkt.
Wat hiervan ook zij, naar het oordeel van het hof is niet van doorslaggevend belang of het ongeval is gebeurd op de plaats en zoals [appellant] stelt, dan wel zoals [geïntimeerde] stelt.
Ook als de lezing van [geïntimeerde] wordt gevolgd moet immers worden geconcludeerd dat [geïntimeerde] zich op een gegeven moment te dicht achter het paard heeft bevonden, immers op een zodanig korte afstand dat het paard haar heeft kunnen raken. Dit alles vond plaats op een nauwe en voor het paard vreemde plek - het paard was kennelijk wel eerder in deze manege geweest maar had niet eerder deze route gelopen - waarbij het paard, zoals [appellante sub 1] als getuige, onbetwist, heeft verklaard, al wat ongedurig was omdat [appellante sub 1] met het paard snel uit de eerste rijbaan moest vertrekken, en het ook in de gang onrustig was met name omdat een ander paard begon te schoppen in zijn stal. Ook [geïntimeerde] heeft als bekend met paarden in het algemeen en dit paard in het bijzonder zich kunnen realiseren dat dit een situatie was die enige nervositeit voor het paard kon veroorzaken. Uitgaande van de lezing van [geïntimeerde] heeft [geïntimeerde] dan ook naar het oordeel van het hof te impulsief gehandeld door op een gegeven
moment dicht achterlangs het paard te willen lopen om
[appellante sub 1] te helpen met het openen van een deur. Als zij hiermee de klapdeuren bedoelde bestond daartoe geen noodzaak aangezien de " flappen" van deze deuren vanzelf (bij opzij houden) uiteen weken, en als zij hiermee de schuifdeur bedoelde bestond daartoe ook geen noodzaak aangezien deze ofwel al open stonden, zoals [appellante sub 1] als getuige heeft verklaard, ofwel met één (linker)hand geopend konden worden met een links op deze deuren geplaatste handgreep. Deze handgreep op de schuifdeur is goed zichtbaar op de door [appellant] overgelegde diskettes, die twee filmpjes en vier foto's bevatten. [geïntimeerde] heeft de inhoud van deze producties onbesproken gelaten.
Het hof is mitsdien van oordeel dat aan [geïntimeerde] haar onvoorzichtige gedrag kan worden toegerekend, waarbij in het midden kan blijven of dat onvoorzichtige gedrag bestond uit het steeds al te dicht achter het paard lopen (nl. zo dicht dat het paard haar kon raken zoals het heeft gedaan), of uit het dicht langs het paard naar voren willen lopen (eveneens zo dicht dat het paard haar kon raken zoals het heeft gedaan).