ECLI:NL:GHSHE:2004:AO4898

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C0201104-BR
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Koster-Vaags
  • Waaijers
  • Spoor
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over voorlopige voorziening voor kantinebeheerder

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat door [appellant] is ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in kort geding. [Appellant] vordert een voorlopige voorziening om als kantinebeheerder zijn werkzaamheden in de kantine van Sportpark Seringenlaan te kunnen voortzetten, zoals overeengekomen in zijn arbeidsovereenkomst van 9 juni 1998. De kantonrechter heeft de vordering van [appellant] in eerste aanleg afgewezen, waarop hij in hoger beroep is gegaan. De Stichting, die als gedaagde partij optreedt, heeft verweer gevoerd maar is niet verschenen in de hoger beroepsprocedure.

Het hof heeft vastgesteld dat [appellant] geen nadere informatie heeft verschaft over de gang van zaken sinds zijn op non-actief stelling op 17 augustus 2002, noch over de status van de arbeidsovereenkomst. Het hof oordeelt dat het spoedeisend belang van [appellant] niet is aangetoond, waardoor de vordering reeds op die grond moet worden afgewezen. Het hof overweegt verder dat, zelfs als de werktijden door het oude bestuur van de Stichting zouden zijn aangepast, de voorstellen van het huidige bestuur niet onredelijk zijn.

Uiteindelijk bekrachtigt het hof het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt [appellant] in de proceskosten in hoger beroep, die aan de zijde van de Stichting op nihil worden begroot. De uitspraak is gedaan op 3 februari 2004 door de achtste kamer van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

typ. MB
rolnr. C0201104/BR
ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH,
achtste kamer, van 3 februari 2004,
gewezen in de zaak van:
[APPELLANT],
wonende te [woonplaats],
appellant bij exploot van dagvaarding van
16 oktober 2002,
procureur: mr. E.J.P.J.M. Kneepkens,
tegen:
de stichting STICHTING BEHEER KANTINE-SPORTPARK SERINGENLAAN,
gevestigd te [plaats],
geïntimeerde bij gemeld exploot,
niet verschenen,
op het hoger beroep van het door de rechtbank Breda, sector kanton, locatie Bergen op Zoom gewezen vonnis in kort geding van 18 september 2002 tussen appellant, ook te noemen [appellant], als eiser en geïntimeerde, ook te noemen de Stichting, als gedaagde.
1. Het geding in eerste aanleg (rolnr. 238289 VV 02-73)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij memorie van grieven heeft [appellant] drie grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, kort gezegd, tot toewijzing van zijn vordering om hem in de gelegenheid te stellen zijn normale werkzaamheden uit te oefenen, onder verbeurte van een dwangsom van € 250,-- per dag indien de Stichting geen gevolg zou geven aan de veroordeling, met veroordeling van de Stichting in de proceskosten in beide instanties.
2.2. De Stichting is niet in rechte verschenen en tegen haar is verstek verleend.
2.3. [Appellant] heeft daarna uitspraak gevraagd.
3. De gronden van het hoger beroep
Daartoe wordt verwezen naar de inhoud van de memorie van grieven.
4. De beoordeling
4.1. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
[Appellant] vordert bij wege van voorlopige voorziening om als kantinebeheerder in de gelegenheid gesteld te worden zijn normale werkzaamheden uit te voeren in de kantine van Sportpark Seringenlaan overeenkomstig het takenpakket zoals overeengekomen in de arbeidsovereenkomst van 9 juni 1998 alsmede op de werktijden zoals die volgens [appellant] nadien, in augustus 1999, zijn afgesproken.
In eerste aanleg heeft de Stichting tegen die vordering verweer gevoerd.
De kantonrechter heeft de gevraagde voorziening afgewezen.
Daartegen richt zich het beroep van [appellant].
4.2. [appellant] heeft drie grieven aangevoerd tegen het vonnis van de kantonrechter en stelt in hoger beroep nog steeds recht en spoedeisend belang te hebben bij de gevraagde voorziening.
4.3. Het spoedeisend belang
[appellant] heeft hoger beroep ingesteld bij dagvaarding van 16 oktober 2002 en heeft eerst op 8 juli 2003 van grieven gediend.
[appellant] heeft geen nadere informatie verschaft omtrent de verdere gang van zaken sedert zijn op non-actief stelling op 17 augustus 2002, noch over de vraag of een bodemprocedure is aangespannen, noch over de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen nog bestaat, dan wel op enigerlei wijze is beëindigd.
De appelrechter, oordelend in kort geding dient, ook ambtshalve, te onderzoeken of in het onderhavige geval het belang van partijen een onverwijlde voorziening vordert. In dit geval is daarvan, gezien het vorenstaande, niet gebleken zodat de vordering van [appellant] reeds op die grond dient te stranden.
4.4. Ten overvloede overweegt het hof naar aanleiding van de opgeworpen grieven dat, ook indien in rechte zou komen vast te staan dat de werktijden door het oude bestuur van de Stichting zouden zijn aangepast, de voorstellen van het huidige bestuur van de Stichting, zoals deze blijken uit de in eerste aanleg overgelegde brieven van 5 juni 2002 (productie 11 eerste aanleg) en van 2 juli 2002 (productie 12 eerste aanleg) voorshands niet als onredelijk zijn aan te merken, zodat ook op die grond de grieven dienen te worden verworpen.
Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd met veroordeling van [appellant] in de proceskosten in hoger beroep, aan de zijde van de Stichting begroot op nihil.
5. De uitspraak
Het hof:
bekrachtigt het tussen partijen op 18 september 2002 gewezen vonnis in kort geding van de rechtbank Breda, sector kanton, locatie Bergen op Zoom;
veroordeelt [appellant] in de proceskosten in hoger beroep, aan de zijde van de Stichting begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door mrs. Koster-Vaags, Waaijers en Spoor en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 3 februari 2004.