GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
economische kamer
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank te Breda van 10 juni 2002 in de strafzaak onder parketnummer 02/043349-01 tegen:
De verdachte heeft tijdig tegen genoemd vonnis hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof zich niet kan verenigen met de bewezenverklaring door de eerste rechter.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 1 mei 2001 te Zevenbergen, gemeente Moerdijk, al dan niet opzettelijk, zonder daartoe verleende vergunning, een in of op perceel [adres] gelegen inrichting voor het vervaardigen, bewerken, verwerken, behandelen, opslaan, en overslaan van hout en/of houten of houtachtige voorwerpen, zijnde een inrichting genoemd in Categorie 15 van de bij het Inrichtingen-en vergunningenbesluit milieubeheer behorende Bijlage I, in werking heeft gehad.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het de bedoeling van verdachte was om in het pand aan de [adres] te Zevenbergen als kernactiviteit de produktie van haardblokken op te zetten en als sequeel hiervan de opslag van geproduceerde voorraden te doen plaatsvinden. Daarop vooruitlopend zijn door verdachte reeds partijen elders geproduceerde haardblokken en machines naar dat pand overgebracht. De machines waren echter nog niet aangesloten zodat het produktieproces in het pand aan de [adres] nooit is opgestart.
Op basis van vorenstaande feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat weliswaar de verdachte de intentie had om op enig moment in het genoemde pand aan de [adres] tot de produktie van haardblokken over te gaan, maar dat van deze kernactiviteit op of omstreeks 1 mei 2001 (nog) geen sprake was. Niet bewezen kan derhalve worden dat verdachte in de tenlastegelegde periode een in de tenlastelegging genoemde inrichting in werking heeft gehad. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van hetgeen aan haar ten laste is gelegd.
Vernietigt het beroepen vonnis en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het als voormeld ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vernietigt het beroepen vonnis en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het als voormeld ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door Mr. De Lange, als voorzitter
Mrs. Harmsen en Van de Loo, als raadsheren
in tegenwoordigheid van Mr. Van der Meijs, als griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 30 januari 2004.
U I T D R A A I G E G E V E N S 1e A A N L E G
Is bij vonnis van de economische politierechter in de rechtbank te Breda van 10 juni 2002 ter zake van:
"Overtreding van een voorschrift gesteld bij of krachtens artikel 8.1 van de Wet Milieubeheer";
veroordeeld tot:
een geldboete ten bedrage van dertienhonderdvijftig euro, met vrijspraak van hetgeen meer of anders is ten laste gelegd;