parketnummer: 20.001886.02
datum uitspraak: 19 december 2003
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Breda van 15 februari 2002 in de strafzaak onder parketnummer 02/004077-00 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Duitsland), op [geboortedatum] 1962,
wonende te [adres].
De verdachte heeft tijdig tegen genoemd vonnis hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Het hof neemt hier uit het beroepen vonnis de weergave van de tenlastelegging over, met dien verstande dat het hof in de plaats van het in de vierde regel van de tenlastelegging vermelde woord "afbeeldingen" het woord "gegevensdragers" leest.
Voor zover overigens in de tenlastelegging schrijffouten voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door het hof eveneens verbeterd. De verdachte is door deze verbeteringen niet in de verdediging geschaad.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande:
dat hij in de periode van 23 juli 2000 tot en met 26 juli 2000 te Lelystad in voorraad heeft gehad meerdere gegevensdragers, bevattende telkens een afbeelding van een seksuele gedraging waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van zestien jaar nog niet heeft bereikt is betrokken, immers heeft hij, verdachte, in voornoemde periode gegevensdragers, te weten computers en harddisks van een computer en cd-rom's en dvd's, bevattende gedigitaliseerde afbeeldingen/foto's in voorraad gehad, welke voornoemde gegevensdragers telkens bevatten:
- afbeeldingen waarop een volwassen man zijn penis oraal en/of vaginaal inbrengt bij een persoon (jongen en/of meisje), kennelijk jonger dan zestien jaar, of
- afbeeldingen waarop een volwassen man de geslachtsdelen van die persoon, kennelijk jonger dan zestien jaar, betast en zijn eigen penis door die persoon, kennelijk jonger dan zestien jaar, laat betasten en/of likken, of
- afbeeldingen waarop personen, kennelijk jonger dan zestien jaar, een of meer van voornoemde handelingen bij elkaar en/of zichzelf verrichten, of
- afbeeldingen waarop personen, kennelijk jonger dan zestien jaar, geheel of gedeeltelijk ontkleed, een pose aannemen gericht op seksuele prikkeling en waarbij de geslachtsdelen en/of de anus van die personen nadrukkelijk in beeld zijn gebracht, of
- een afbeelding van een detailopname van een van voornoemde handelingen en/of poses.
De redengeving van de partiële vrijspraak
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hieromtrent in het bijzonder als volgt.
De steller van de tenlastelegging heeft bij de feitelijke omschrijving van het in voorraad hebben en verspreiden van (de gegevensdragers bevattende) afbeeldingen van seksuele gedragingen waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van zestien jaar nog niet heeft bereikt is betrokken kennelijk het oog gehad op die afbeeldingen die tijdens het gespecialiseerd technisch onderzoek zijn aangetroffen op de harddisks van het computersysteem van de verdachte.
Met betrekking tot die afbeeldingen heeft het hof in het dossier geen bewijs aangetroffen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het verspreiden ervan, zodat de verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken.
Evenmin heeft het hof bewijs aangetroffen dat de verdachte de hiervoor bedoelde (gegevensdragers bevattende) afbeeldingen gedurende de gehele in de tenlastelegging vermelde periode in voorraad heeft gehad, op grond waarvan het hof evenmin bewezen acht dat de verdachte een gewoonte heeft gemaakt van het aanwezig hebben van (gegevensdragers bevattende) de hier bedoelde afbeeldingen. Ook van deze onderdelen van de tenlastelegging moet de verdachte worden vrijgesproken.
De door het hof gebruikte bewijsmiddelen
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit.
Het bewezenverklaarde is telkens als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 240b, eerste lid (oud), van het Wetboek van Strafrecht.
Het moet worden gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straffen
Bij de bepaling van de op te leggen straffen is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Hierbij is rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft - zoals bewezenverklaard - (gegevensdragers bevattende) een grote hoeveelheid kinderpornografische afbeeldingen in voorraad gehad. Dusdoende heeft de verdachte bijgedragen aan het instandhouden van een systeem waarin vaak zeer jonge kinderen door volwassenen seksueel worden misbruikt en/of vernederd. Het behoeft geen twijfel dat deze mensonterende handelingen voor de jeugdige slachtoffers gruwelijke en pijnlijke ervaringen zijn. Het hof acht het een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van seksueel misbruik veelal grote psychische schade oplopen, die vaak pas na vele jaren aan de oppervlakte komt. Het hof neemt het de verdachte bijzonder kwalijk dat hij zijn eigen gerief heeft gesteld boven de pijn en het leed dat de jeugdige slachtoffers van de door hen ondergane handelingen ondervinden.
Op grond van het vorenstaande acht het hof, ofschoon het hof komt tot een bewezenverklaring van minder gedragingen dan waarvan in de vordering van de advocaat-generaal is uitgegaan, toch een straf, welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor een periode gelijk aan die welke door de advocaat-generaal is gevorderd, geboden.
Met de bepaling dat de gevangenisstraf voor een deel voorwaardelijk wordt opgelegd, wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en de strafoplegging anderzijds dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
De in de beslissing als zodanig te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, volgens eigen opgave aan de verdachte toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het voorwerpen betreft, waarmee het bewezenverklaarde is begaan.
Daarbij heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De redengeving van de op te leggen maatregel
De voorts in de beslissing als zodanig te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zijn van zulke aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang. Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het voorwerpen zijn waarmee het bewezenverklaarde is begaan danwel dat deze voorwerpen bij gelegenheid van het onderzoek naar het door de verdachte begane feit zijn aangetroffen, terwijl deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten.
Deze voorwerpen zullen aan het verkeer worden onttrokken.
Het hof heeft bij zijn beslissing deze voorwerpen als een gezamenlijkheid van voorwerpen opgevat, waarop het voorgaande van toepassing is.
De toegepaste wettelijke voorschriften
De oplegging van de straffen en de maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24, 27, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 57 en 240b (oud) van het Wetboek van Strafrecht.
vernietigt het beroepen vonnis en doet opnieuw recht;
verklaart, zoals hiervoor is overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezenverklaarde oplevert:
"Een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van zestien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in voorraad hebben, meermalen gepleegd".
verklaart de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van vierentwintig maanden;
beveelt dat van de opgelegde gevangenisstraf een deel, groot zes maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde niet heeft nageleefd de voorwaarde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar niet schuldig te maken aan een strafbaar feit;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf daarop geheel in mindering zal worden gebracht;
verklaart verbeurd de navolgende inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- goednummer 2.1.2.5.1: PC, open kast met 3 HD/DVDRAM/-
DATSTREAMER;
- goednummer 2.1.2.5.4: PC, AOPEN;
- goednummer 2.1.3.1: PC, CD WRITER/COAX NETWERKKAART/
2 VIDEOKAARTEN 2 HD'S;
verklaart onttrokken aan het verkeer de navolgende inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- goednummer 2.1.1.4.3: HARDDISK, Quantum;
- goednummer 2.1.1.5.1: negen diskettes;
- goednummer 2.2.1.4: harddisk WD, serienummer WWMA111531832;
- goednummer 2.1.2.5.2: vijf CD DVDRAM;
- goednummer 2.1.2.10.1: harddisk;
- goednummer 2.1.2.5.5: CD;
- goednummer 2.1.2.6.2: honderdnegen diskettes;
- goednummer 2.1.2.8.2: honderdzesenvijftig diskettes;
- goednummer 2.1.2.1.1.4.A: VHS-C cassette;
- goednummer 2.1.2.6.3: flash-kaart.
Dit arrest is gewezen door Mr. Harmsen, als voorzitter
Mrs. Van de Loo en De Lange, als raadsheren
in tegenwoordigheid van Dhr. Koningstein, als griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 december 2003.
U I T D R A A I G E G E V E N S 1e A A N L E G
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Duitsland), op [geboortedatum] 1962,
wonende te [adres],
Is bij vonnis van de rechtbank te Breda van 15 februari 2002 ter zake van:
"Een gewoonte maken van een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van zestien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in voorraad hebben en verspreiden",
veroordeeld tot:
vierentwintig maanden gevangenisstraf, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met aftrek van de tijd in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht,
verklaart verbeurd de in beslag genomen, niet teruggegeven voorwerpen te weten de computer met nummer 2.1.2.5.1., de computer met nummer 2.1.2.5.4 en de computer met nummer 2.1.3.1.,
verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen te weten een harddisk (Quantum) nummer 2.1.1.4.3., negen diskettes met nummer 2.1.1.5.1., een harddisk WD met nummer 2.2.1.4., vijf CD's DVDRAM met nummer 2.1.2.5.2., een harddisk met nummer 2.1.2.10.1., een CD met nummer 2.1.2.5.5., honderdnegen diskettes met nummer 2.1.2.6.2., honderdzesenvijftig diskettes met nummer 2.1.2.8.2., de VHS-C cassette met nummer 2.1.2.1.1.4.A en een flashkaart met nummer 2.1.2.6.3.,
met vrijspraak van hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan bewezen is verklaard.