ECLI:NL:GHSHE:2003:AN9884

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 december 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
20.002017.03
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Mr. Eijsenga
  • Mrs. Van Nierop
  • Mrs. Bark - van Gink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor georganiseerde drugshandel en deelname aan criminele organisatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 12 december 2003 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank te Roermond. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar en zes maanden voor zijn betrokkenheid bij de georganiseerde drugshandel. De verdachte heeft zich gedurende een periode van ongeveer vijf maanden schuldig gemaakt aan het vervoeren van een aanzienlijke hoeveelheid heroïne in georganiseerd verband. De criminele organisatie waartoe hij behoorde had als doel de uitvoer van heroïne, waarbij de verdachte een ondersteunende en uitvoerende rol vervulde. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte binnen de organisatie en zijn persoonlijke omstandigheden, zoals het feit dat hij een eigen bedrijf leidt. Ondanks deze omstandigheden heeft het hof geoordeeld dat de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming rechtvaardigt. Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, maar hem wel schuldig bevonden aan de subsidiaire tenlasteleggingen. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht, waarbij de verdachte is veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en deelname aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.

Uitspraak

tegenspraak -1-
GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
meervoudige kamer voor strafzaken
A R R E S T
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Roermond van 18 februari 2003 in de strafzaak onder parketnummer 04/050496-02 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1974,
wonende te [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tijdig tegen genoemd vonnis hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
De tenlastelegging
Het hof neemt hier uit het beroepen vonnis de weergave van de tenlastelegging over.
De bewezenverklaring
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair ten laste is gelegd, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
-2-
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij:
1. omstreeks de periode van 1 juni 2001 tot en met 1 november 2001 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen opzettelijk heeft vervoerd en aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2. omstreeks de periode van 1 juni 2001 tot en met 1 november 2001 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit [verdachte] en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 7] en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] en anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het buiten het grondgebied van Nederland (naar Engeland) brengen van heroïne en het verwerken en het afleveren en het vervoeren en het aanwezig hebben van heroïne, zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 subsidiar en 2 meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
De door het hof gebruikte bewijsmiddelen
PRO MEMORIE
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit.
Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde is telkens als misdrijf voorzien bij artikel 2, eerste lid, onder B en C(oud) van de Opiumwet en strafbaar gesteld bij artikel 10, tweede en derde lid(oud) van de Opiumwet juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 2 bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 140, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Het moet telkens worden gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is derhalve strafbaar.
-3-
De redengeving van de op te leggen straf of maatregel
De rechtbank heeft verdachte veroordeeld tot vier jaren gevangenisstraf. Verdachte is in hoger beroep gekomen. De advocaat-generaal heeft gevorderd verdachte tot drie jaren gevangenisstraf te veroordelen.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met:
- de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere
strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het
hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor
soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de omstandigheid dat hard drugs als de onderhavige, eenmaal in
handen van gebruikers, grote gevaren voor de gezondheid van die
gebruikers opleveren, terwijl die gebruikers hun verslaving vaak
door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen,
waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend.
Bij het bepalen van de hoogte van de vrijheidsstraf heeft het hof voorts het volgende mee laten wegen.
Verdachte heeft zich tezamen en in vereniging met anderen gedurende ongeveer vijf maanden schuldig gemaakt aan het in georganiseerd verband vervoeren van een substantiële hoeveelheid drugs.
De criminele organisatie waarvan verdachte deel uitmaakte had onder andere als oogmerk de uitvoer van heroïne. Binnen die organisatie vervulde hij een ondersteunende en uitvoerende rol. Genoemde organisatie kenmerkte zich door een hoge organisatiegraad. Verdachte heeft kennelijk uitsluitend uit winstbejag gehandeld.
De door de raadsman ter terechtzitting aangevoerde persoonlijke omstandigheden, zoals onder meer het feit dat verdachte thans een eigen bedrijf leidt, doen aan bovengenoemde omstandigheden niet af.
Het hof heeft in voor verdachte gunstige zin rekening gehouden met verdachte's procespositie, te weten het in beperkte mate toegeven van zijn aandeel in hetgeen is bewezenverklaard.
-4-
De toegepaste wettelijke voorschriften
De strafoplegging is gegrond op de artikelen: 47, 55, 57 en 140 van het Wetboek van Strafrecht en 2(oud) en 10(oud) van de Opiumwet.
B E S L I S S I N G:
Het hof:
Vernietigt het beroepen vonnis en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor is overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1 subsidiair en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
1:"Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in
artikel 2, eerste lid, onder B(oud) van de Opiumwet gegeven
verbod, meermalen gepleegd",
2:"Deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen
van misdrijven".
Verklaart de verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van twee jaren en zes maanden.
Beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf daarop geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit arrest is gewezen door Mr. Eijsenga, als voorzitter
Mrs. Van Nierop en Bark - van Gink, als raadsheren
in tegenwoordigheid van Mr. De Ridder, als griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 december 2003.
U I T D R A A I G E G E V E N S 1e A A N L E G
zaaknr.: 07
tijd : 09.30
verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1974,
wonende te [adres],
Is bij vonnis van de rechtbank te Roermond van 18 februari 2003 ter zake van:
sub 1 subsidiair:"Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid, onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd",
sub 2:"Deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven",
veroordeeld tot:
4 jr gev.str. OV M.A.V.
vrijspraak van subs 1 primair