ECLI:NL:GHSHE:2003:AN9876

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 december 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
20.002016.03
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Mr. Eijsenga
  • Mrs. Van Nierop
  • Bark - van Gink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor medeplichtigheid aan heroïne uitvoer en deelname aan criminele organisatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 12 december 2003 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Roermond van 18 februari 2003. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar voor zijn betrokkenheid bij de uitvoer van heroïne en zijn deelname aan een criminele organisatie. De verdachte heeft in de periode van 2 april 2002 tot en met 11 april 2002 ongeveer 35 kilogram heroïne vanuit Nederland naar Engeland gebracht. Daarnaast heeft hij gedurende ongeveer een jaar deel uitgemaakt van een criminele organisatie die zich bezighield met de uitvoer van heroïne. Binnen deze organisatie vervulde de verdachte een dienstverlenende rol en handelde hij uit winstbejag. Het hof heeft vastgesteld dat de organisatie een hoge graad van organisatie had en dat de verdachte hand- en spandiensten verleende vanuit een goed ingevoerde positie. Het hof heeft geoordeeld dat de opgelegde straf van elektronisch toezicht niet passend was en heeft rekening gehouden met de procespositie van de verdachte, die in beperkte mate zijn aandeel in de feiten heeft toegegeven. Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld, waarbij het hof de ernst van de feiten en de gevolgen voor de samenleving in overweging heeft genomen. De strafoplegging is gebaseerd op de artikelen van de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht, waarbij het hof heeft geoordeeld dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De beslissing van het hof is genomen na zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

tegenspraak -1-
GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
meervoudige kamer voor strafzaken
A R R E S T
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Roermond van 18 februari 2003 in de strafzaak onder parketnummer 04/050482-02 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1971,
wonende te [adres]
Het hoger beroep
De verdachte heeft tijdig tegen genoemd vonnis hoger beroep ingesteld.
Het hoger beroep moet, blijkens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, worden begrepen als uitdrukkelijk beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan de verdachte onder 1 en 3 is ten laste gelegd. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Het onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
De tenlastelegging
Het hof neemt hier uit het beroepen vonnis de weergave van de tenlastelegging over, voor zover het betreft het onder 1 en 3 tenlastegelegde.
-2-
De bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij:
1. in de periode van 2 april 2002 tot en met 11 april 2002 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland (naar Engeland) heeft gebracht ongeveer 35 kilogram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3. omstreeks de periode van mei 2001 tot en met 26 april 2002 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit [verdachte] en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 7] en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] en anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het buiten het grondgebied van Nederland (naar Engeland) brengen van heroïne en het verwerken en het afleveren en het vervoeren en het aanwezig hebben van heroïne, zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 3 meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
De door het hof gebruikte bewijsmiddelen
PRO MEMORIE
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit.
Het onder 1 bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien bij artikel 2, eerste lid, onder A(oud) van de Opiumwet en strafbaar gesteld bij artikel 10, vierde lid(oud), van de Opiumwet juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 3 bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 140, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Het moet telkens worden gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
-3-
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straf of maatregel
De rechtbank heeft verdachte veroordeeld tot drie jaren gevangenisstraf. Verdachte is in hoger beroep gekomen. De advocaat-generaal heeft gevorderd verdachte tot vier jaren gevangenisstraf te veroordelen.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met:
- de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere
strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het
hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor
soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de omstandigheid dat hard drugs als de onderhavige, eenmaal in
handen van gebruikers, grote gevaren voor de gezondheid van die
gebruikers opleveren, terwijl die gebruikers hun verslaving vaak
door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen,
waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend.
Bij het bepalen van de hoogte van de vrijheidsstraf heeft het hof voorts het volgende mee laten wegen.
Verdachte is daadwerkelijk betrokken geweest bij de uitvoer van heroïne. Voorts heeft hij gedurende ongeveer een jaar deel uitgemaakt van een criminele organisatie die onder meer als oogmerk had de uitvoer van heroïne. Binnen de criminele organisatie waarvan verdachte deel uitmaakte vervulde hij een dienstverlenende rol. Hij verrichtte op verzoek van anderen hand- en spandiensten ten behoeve van de criminele organisatie vanuit een goed ingevoerde positie binnen die organisatie. De criminele organisatie kenmerkte zich door een hoge organisatiegraad. Verdachte heeft kennelijk uitsluitend gehandeld uit winstbejag.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, acht het hof oplegging van electronisch toezicht geen passende straf.
Het hof heeft in voor verdachte gunstige zin rekening gehouden met verdachte's procespositie, te weten het in beperkte mate toegeven van zijn aandeel in hetgeen is bewezenverklaard.
Door de verdediging is aangevoerd dat op grond van de "recommendation R92/17 van de Raad van Ministers van Europa, en met name gelet op onder F "Prohibition of Reformatio in Pejus", verdachte in hoger beroep niet tot een hogere straf mag worden veroordeeld dan in eerste aanleg opgelegd, nu alleen verdachte in hoger beroep is gekomen.
Deze stelling behoeft geen nadere bespreking, nu het hof verdachte reeds op andere -hiervoor vermelde- gronden niet tot een hogere straf dan in eerste aanleg zal veroordelen.
-4-
De toegepaste wettelijke voorschriften
De strafoplegging is gegrond op de artikelen: 47, 57, 63 en 140 van het Wetboek van Strafrecht en 2(oud) en 10(oud) van de Opiumwet.
B E S L I S S I N G:
Het hof:
Vernietigt het beroepen vonnis, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet opnieuw recht.
Verklaart, zoals hiervoor is overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
1:"Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in
artikel 2, eerste lid, onder A(oud) van de Opiumwet gegeven
verbod",
3:"Deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen
van misdrijven".
Verklaart de verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van drie jaren.
Beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf daarop geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit arrest is gewezen door Mr. Eijsenga, als voorzitter
Mrs. Van Nierop en Bark - van Gink, als raadsheren
in tegenwoordigheid van Mr. De Ridder, als griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 december 2003.
U I T D R A A I G E G E V E N S 1e A A N L E G
zaaknr.: 05
tijd : 09.30
verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1971,
wonende te [adres]
Is bij vonnis van de rechtbank te Roermond van 18 februari 2003 ter zake van:
sub 1:"Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder A van de Opiumwet gegeven verbod",
sub 3:"Deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven",
veroordeeld tot:
3 jr gev.str. OV M.A.V.
vrijspraak van sub 2