SB
21 augustus 2003
Rekestenkamer
Rekestnummer R200300569
GERECHTSHOF TE ’s-HERTOGENBOSCH
Arrest
In de zaak in hoger beroep van:
hierna te noemen : de vrouw,
procureur mr. W.M. Welage.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank te Roermond van 30 juli 2003, waarvan de inhoud bij de vrouw bekend is.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 7 augustus 2003, heeft de vrouw verzocht het vonnis, waarvan beroep, te vernietigen en opnieuw rechtdoende om de schuldsaneringsregeling te beëindigen en aan appellante de schone lei te verlenen.
2.2. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 augustus 2003. Bij die gelegenheid zijn de vrouw en haar procureur gehoord.
2.3. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- de producties, overgelegd bij het beroepschrift;
- een brief van de procureur van de vrouw d.d. 11 augustus 2003 met bijlagen;
- een brief van de bewindvoerder d.d. 11 augustus 2003 met bijlagen;
- de ter zitting overgelegde medische verklaring van 13 augustus 2003.
3. De gronden van het hoger beroep
Het hof verwijst naar de inhoud van het beroepschrift.
4.1. Bij vonnis van de rechtbank Roermond van 14 november 2001 is de definitieve schuldsanering uitgesproken ten aanzien van de vrouw. Bij brief van 4 maart 2003 heeft de vrouw verzocht haar in aanmerking te laten komen voor de korte procedure, welk verzoek de rechtbank Roermond heeft opgevat als een verzoek als bedoeld in artikel 352 lid 2 Faillissementswet (hierna Fw.).
4.2. Bij het bestreden vonnis heeft de rechtbank het verzoek van de vrouw afgewezen, aangezien het verzoek, noch de voordracht, vergezeld waren van een beredeneerde verklaring van de bewindvoerder dat redelijkerwijs niet de verwachting bestaat dat de vrouw geheel of gedeeltelijk aan haar verplichtingen kan voldoen, zodat zich de situatie niet voordoet dat redelijkerwijs niet te verwachten is dat aan de schuldeisers enige uitkering kan worden gedaan.
Van deze beslissing komt de vrouw in hoger beroep.
4.3. De vrouw stelt dat zich thans wel de situatie voordoet dat redelijkerwijs niet te verwachten is dat aan schuldeisers enige uitkering kan worden gedaan en voert hiervoor de volgende gronden aan.
Zij is momenteel voor 50% arbeidsongeschikt en ontvangt thans een bijstandsuitkering van € 758,47 per maand. Indien zij passend werk zou vinden voor halve dagen zal haar verdiencapaciteit niet zodanig zijn dat zij meer zal gaan verdienen dan hetgeen zij momenteel ontvangt. Zij heeft geen hoge opleiding en mede door haar gebrekkige gezondheid zal haar arbeidscapaciteit aanzienlijk beperkt zijn. Wel heeft zij zich ingeschreven bij diverse uitzendbureaus en streeft aantoonbaar naar een dienstverband. Voorts meent de vrouw dat niet te verwachten valt dat na afloop van de schuldsaneringsregeling enige uitkering aan schuldeisers kan worden gedaan. Tenslotte voert zij aan dat de verplichtingen voortvloeiende uit de schuldsaneringsregeling te goeder trouw zijn nageleefd en er geen sprake is van omstandigheden als bedoeld in artikel 350 lid 3 sub c, d, of e Fw.
4.4. De rechter-commissaris heeft in eerste aanleg de rechtbank geadviseerd het verzoek van de vrouw af te wijzen aangezien hij vooralsnog niet aannemelijk acht dat zich de situatie voordoet dat redelijkerwijs niet de verwachting bestaat dat aan schuldeisers enige uitkering zal worden gedaan. Hij meent dat de vrouw eerst maar eens dient te proberen daadwerkelijk aan werk te komen en acht het aannemelijk dat de vrouw, ondanks het feit dat zij 62 jaar oud is (haar werkelijke leeftijd is overigens 61), reële kansen op het vinden van een deeltijd baan heeft, met name in administratief werk en met name in de randstad waar zij woonachtig is.
4.5. Uit de brief van de bewindvoerder van 11 augustus 2003 blijkt dat het standpunt van de bewindvoerder met betrekking tot het verzoek van de vrouw ongewijzigd is, derhalve dat het verzoek afgewezen dient te worden. Hij voert aan dat de vrouw gedurende het faillissement en de schuldsaneringsregeling geen werkzaamheden heeft verricht. Uit het recent uitgebrachte medische rapportage blijkt dat de vrouw werkzaamheden kan verrichten en de bewindvoerder meent dat de vrouw geen aantoonbare moeite heeft gedaan om aan het werk te geraken.
4.6. Ter zitting voert de vrouw aan dat zij thans bij drie uitzendbureaus staat ingeschreven, maar dat die uitzendbureaus geen werk voor haar hebben. Slechts één uitzendbureau heeft een bevestiging willen geven dat de vrouw staat ingeschreven.
4.7. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 354 lid 3 Fw. jo artikel 352 lid 2 Fw. kan de toepassing van de schuldsaneringsregeling –indien nog geen dag voor de verificatievergadering is bepaald en een jaar is verstreken sinds de uitspraak tot definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling- door de rechter worden beëindigd indien redelijkerwijs niet de verwachting bestaat dat de schuldenaar geheel of gedeeltelijk aan zijn verplichtingen kan voldoen en van omstandigheden als bedoeld in artikel 350 lid 3 onder c, d of e Fw. niet is gebleken.
4.8. Uit de overgelegde bescheiden als uit de behandeling ter terechtzitting is het hof gebleken dat niet aannemelijk is dat de vrouw de komende periode, waarin de schuldsaneringsregeling nog van toepassing is, een hogere verdiencapaciteit zal krijgen dan waar de vrouw thans over beschikt. Het medisch rapport geeft aan dat de vrouw voor 50% arbeidsgeschikt is, maar de vrouw meent overigens zelf dat dit percentage veel lager is. Het hof is van oordeel dat de vrouw naar behoren aan de op grond van de schuldsaneringsregeling geldende sollicitatieplicht heeft voldaan. Gelet op de leeftijd, de gebrekkige gezondheid van de vrouw, alsmede haar beperkte vooropleiding (twee jaar huishoudschool en drie deelcertificaten van de moeder-MAVO) acht het hof ook niet aannemelijk dat zij met enig succes deel kan nemen aan het arbeidsproces. Het hof is derhalve van oordeel dat aldus redelijkerwijs niet te verwachten is dat de vrouw geheel of gedeeltelijk aan haar verplichtingen kan voldoen, waardoor aan schuldeisers geen uitkeringen kunnen worden gedaan.
4.9. Voorts is het hof niet gebleken is van omstandigheden als bedoeld in artikel 350 lid 3 sub c, d of e Fw.
4.10. Het voorgaande brengt mede dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van de vrouw moet worden beëindigd.
4.11. Ten overvloede merkt het hof nog op dat ingevolge artikel 356 Fw. de schuldsaneringsregeling van rechtswege eerst zal eindigen zodra de slot-uitdelingslijst, die door de bewindvoerder onverwijld na het in kracht van gewijsde gaan van deze uitspraak moet worden opgemaakt, verbindend is geworden.
Het hof is ten slotte van oordeel dat aan de vrouw op grond van artikel 358 lid 1 Fw. ‘de schone lei’ kan worden verleend.
5. De uitspraak
vernietigt het vonnis van de rechtbank te Roermond van 30 juli 2003;
en (inzoverre) opnieuw rechtdoende:
beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van mevrouw Hadewina Catharina Hagens voornoemd, waardoor het rechtsgevolg als bedoeld in artikel 358 lid 1 Fw. in werking treedt.
Dit arrest is gewezen door mrs. Van Teeffelen, Luijten-Meijer en Vlaardingerbroek en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 21 augustus 2003 in tegenwoordigheid van de griffier.