4.1. de feiten
Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
* [appellante] is per 9 januari 1995 door de Stichting [stichting] als leerkracht benoemd aan de basisschool [basisschool 1, hierna: de basisschool].
Voor die tijd was [appellante] werkzaam als leerkracht aan de basisschool [basisschool 2]te [vestigingsplaats]l, ressorterend onder dezelfde stichting.
Per 1 augustus 1995 is [appellante] benoemd tot adjunct-directeur aan de [basisschool].
[appellante] is na het innemen van een grote hoeveelheid kalmeringstabletten vrijwillig opgenomen geweest op de PAAZ-afdeling van het ziekenhuis [ziekenhuis] gedurende een periode van enige weken vanaf 19 juni 1995 en zij is tot en met 26 juli 1995 arbeidsongeschikt geweest. Zij is na haar ontslag uit het ziekenhuis tot in 2001 onder behandeling geweest van de psychotherapeut [psychotherapeut]. Thans wordt [appellante] nog incidenteel behandeld door een andere psychotherapeut.
[appellante] heeft zich op 16 december 1996 ziek gemeld. Zij is arbeidsongeschikt gebleven tot 1 november 1997. Per die datum heeft [appellante] ontslag genomen wegens de aanvaarding van een benoeming aan een basisschool te [vestigingsplaats].
* [geïntimeerde 1] is op 1 augustus 1976 in dienst getreden van voormelde stichting. Per 13 augustus 1985 werd [geïntimeerde 1] benoemd in de functie van directeur van de [basisschool]. Bij brief van 17 juli 1998 is per 1 augustus 1998 aan [geïntimeerde 1] op zijn verzoek eervol ontslag verleend. [geïntimeerde 1] is thans als directeur werkzaam op een andere basisschool.
* Per 1 januari 1997 is voormelde stichting gefuseerd met [geïntimeerde 2], dat in de rechten en verplichtingen van die stichting is getreden.
* [appellante] heeft op 21 april 1997 een klacht ingediend bij de klachtencommissie van [geïntimeerde 2] op grond van door [geïntimeerde 1] gepleegde ongewenste intimiteiten jegens [appellante] in de periode april 1995 tot en met december 1996. Deze klacht is door de klachtencommissie als volgt zakelijk weergegeven:
a. In maart 1995 is [geïntimeerde 1] begonnen [appellante] uit te horen over haar privé-leven en bij overleg bij hem thuis in de avonduren raakte hij haar voet aan en keek haar langdurig aan.
b. In de periode april-mei 1995 heeft [geïntimeerde 1] [appellante] op doordringende wijze allerlei zeer persoonlijke en intieme vragen gesteld, haar op verschillende manieren aangeraakt (zijn voeten op haar voeten, zijn hand op haar schouder of op haar hand, [appellante] vastpakken en omhelzen, zich tegen haar aanduwen, haar op zijn schoot trekken en haar borsten strelen enz.), [appellante] meegedeeld dat hij van haar hield en met haar naar bed wilde en haar om een persoonsbeschrijving gevraagd. [appellante] is hierdoor onzeker geraakt en voelde zich gemanipuleerd en gehersenspoeld.
c. Nadat [appellante] vanaf eind mei 1995 had geprobeerd [geïntimeerde 1] te bewegen op te houden met de onder b. genoemde handelingen, heeft [geïntimeerde 1] in juni 1995 zijn gedrag jegens [appellante] radicaal gewijzigd. Enerzijds vermeed [geïntimeerde 1] het contact met [appellante], zodat van enige samenwerking tussen leerkracht en directeur of tussen adjunct-directrice en directeur geen sprake meer was. Anderzijds bleef [geïntimeerde 1] [appellante] aanraken (hand op haar schouder, aai over haar wang) en haar aanspreken met "vrouwke".
d. Dit gedrag van [geïntimeerde 1] heeft [appellante] zodanig aangegrepen dat zij op 19 juni 1995 op school een grote hoeveelheid kalmeringstabletten heeft ingenomen. [geïntimeerde 1] heeft toen nagelaten een arts te waarschuwen, waardoor [appellante] geen adequate medische hulp heeft gekregen in de vorm van het leegpompen van de maag.
e. In de periode augustus 1995 tot en met december 1996 heeft [geïntimeerde 1] niet of onvoldoende met [appellante] samengewerkt en haar niet ondersteund in het werk. Zo heeft [appellante] zonder taakomschrijving moeten werken, waren er geen of onvoldoende afspraken over de taakverdeling tussen directeur en adjunct-directrice, was er nauwelijks overleg tussen hen en steunde [geïntimeerde 1] [appellante] niet tegenover ouders en leerkrachten. Wel bleef [geïntimeerde 1] haar aanraken, aandringen op een verhouding met [appellante] en haar "vrouwke" noemen, ondanks verzoeken van [appellante] om hiermee op te houden.
* De klachtencommissie is bij rapport van 12 november 1997 tot de volgende conclusie gekomen.
Mede gezien de hiërarchische verhouding tussen [appellante] en [geïntimeerde 1] dienen de gedragingen van [geïntimeerde 1] jegens [appellante] in de periode mei/juni 1995 te worden gekwalificeerd als ongewenste intimiteiten. [appellante] heeft in die periode aan [geïntimeerde 1] kenbaar gemaakt dat zij zijn aanrakingen en bemoeienis in de privé-sfeer niet (meer) wenste, waarbij [geïntimeerde 1] zich aanvankelijk niet heeft neergelegd. Ook het nadien blijven aanspreken van [appellante] met "vrouwke", nadat zij [geïntimeerde 1] had gevraagd daarmee op te houden, dient gezien de werkverhouding en hetgeen tussen [appellante] en [geïntimeerde 1] was voorgevallen te worden aangemerkt als ongewenste intimiteit.
De klachtencommissie heeft de klacht van [appellante] onder b., c. en e. voor zover het betreft de hiervoor als ongewenste intimiteiten gekwalificeerde gedragingen gegrond verklaard. De klachtencommissie heeft het bevoegd gezag onder meer geadviseerd passende disciplinaire maatregelen jegens [geïntimeerde 1] te nemen.
* [geïntimeerde 2] heeft bij besluit van 5 december 1997 het voornemen kenbaar gemaakt om tot schorsing en ontslag van [geïntimeerde 1] over te gaan. Tegen dit besluit is door [geïntimeerde 1] verweer gevoerd. [geïntimeerde 2] heeft bedoeld besluit niet uitgevoerd. Bij brief van 8 juni 1998 heeft het VBKO namens [geïntimeerde 2] aan [appellante] bericht dat bij het onderzoek, dat door het bestuur is verricht nadat de klachtencommissie had geoordeeld, nog veel meer feitenmateriaal naar boven is gekomen en dat het bestuur niet tot een andere conclusie kan komen dan dat ook [appellante] een uiterst kwalijke rol heeft gespeeld.