ECLI:NL:GHSHE:2003:AN9548
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- M. de Groot-van Dijken
- A. Venhuizen
- J. van Wechem
- Rechtspraak.nl
Eigendomsgeschil over een paard en de toepassing van diefstal en verduistering in het civiele recht
In deze zaak, gewezen door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 oktober 2003, gaat het om een geschil over de eigendom van een paard tussen twee appellanten en twee geïntimeerden. De appellanten, vertegenwoordigd door procureur mr. J.E. Benner, vorderen de afgifte van het paard en een veulen, terwijl de geïntimeerden, vertegenwoordigd door procureur mr. P.C.M. van der Ven, zich beroepen op eigendomsverkrijging te goeder trouw. De rechtbank had eerder de vorderingen van de appellanten afgewezen, omdat de geïntimeerde 1 als bezitter te goeder trouw werd aangemerkt, wat hem de eigendom van het paard verleende, zelfs als de verkoper beschikkingsonbevoegd was.
De feiten van de zaak zijn als volgt: het paard was van 11 juni 1997 tot 8 mei 2001 ingeschreven op naam van geïntimeerde 2. Na een periode van verblijf bij appellante, werd het paard verkocht aan geïntimeerde 1. Appellante stelde dat zij eigenaar was geworden van het paard en dat de verkoop aan geïntimeerde 1 onrechtmatig was, omdat deze niet te goeder trouw zou zijn geweest. Het hof oordeelde dat de goede trouw van geïntimeerde 1 als bezitter werd vermoed en dat de appellante niet voldoende bewijs had geleverd dat geïntimeerde 1 niet te goeder trouw was.
Het hof behandelde ook de vraag of verduistering door een houder onder het begrip diefstal in de wet valt. Het hof concludeerde dat dit niet het geval is en dat de wetgever bewust heeft gekozen voor het gebruik van het begrip 'diefstal' in artikel 3:86 BW, wat betekent dat de appellante haar eigendom niet kon opvorderen op basis van verduistering. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde appellante in de proceskosten van het hoger beroep.