ECLI:NL:GHSHE:2003:AN8744
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- J.Ch. Koster-Vaags
- A. van Etten
- J. Drijkoningen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over beëindiging arbeidsovereenkomst en loonvordering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank te Breda, sector kanton, locatie Tilburg, van 14 maart 2002. [appellant] vorderde in eerste aanleg betaling van loon met nevenvorderingen over de periode van 9 juli 2001 tot 13 augustus 2001, de datum waarop hij zijn dienstverband met de vennootschap onder firma (vof) als beëindigd beschouwde. De vof betwistte deze vorderingen en stelde dat de arbeidsovereenkomst in onderling overleg per 8 juli 2001 was beëindigd. Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de kantonrechter zijn vastgesteld, aangezien daartegen geen grieven zijn ingediend.
Het hof heeft de grieven van [appellant] behandeld, waarbij de tweede en derde grief de meeste aandacht kregen. [appellant] betwistte de overweging van de kantonrechter dat hij een verklaring ex artikel 7:629a BW had moeten overleggen om zijn vordering tot doorbetaling van loon te onderbouwen. Hij voerde aan dat zijn arbeidsongeschiktheid door de vof was erkend en dat de vordering niet betwist had hoeven worden met een dergelijke verklaring. Het hof oordeelde dat de ziekmelding van [appellant] eind juni 2001 vaststond en dat de vof onvoldoende had gemotiveerd dat de arbeidsovereenkomst eerder was beëindigd. Hierdoor was de overgelegde verklaring niet vereist voor het toewijzen van de vordering.
Het hof heeft de vof belast met het bewijs van haar stellingen dat de arbeidsovereenkomst per 8 juli 2001 was geëindigd. De zaak is verwezen naar de rolzitting voor het opgeven van getuigen en verhinderdata. Het hof heeft iedere verdere beslissing aangehouden en het arrest is uitgesproken op 10 juni 2003.