ECLI:NL:GHSHE:2003:AL4218

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 september 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
20.002029.03
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Mr. Bergkotte
  • Mrs. Begheyn
  • Mrs. Pijls
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzetheling en hulp bij het ontkomen aan justitie

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 30 september 2003 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Breda. De verdachte was eerder veroordeeld voor medeplegen van opzetheling en het helpen van een persoon die schuldig was aan een misdrijf om te ontkomen aan de autoriteiten. De tenlastelegging omvatte twee hoofdpunten: het voorhanden hebben van een door misdrijf verkregen geldbedrag en het verlenen van hulp aan een medeplichtige door het verschaffen van een alibi. Het hof oordeelde dat de verdachte op 16 december 2002 te Tilburg samen met een ander een geldbedrag van ongeveer 1200 euro voorhanden had, wetende dat dit bedrag door misdrijf verkregen was. De tenlastelegging met betrekking tot het verlenen van hulp aan de medeplichtige werd echter niet bewezen verklaard, omdat de feitelijke omschrijving niet overeenkwam met de delictsomschrijving van het relevante artikel van het Wetboek van Strafrecht. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en verklaarde de inleidende dagvaarding voor dat onderdeel nietig. Bij de straftoemeting hield het hof rekening met de ernst van het bewezen verklaarde en de eerdere veroordelingen van de verdachte. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van vijftig uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren werd verricht.

Uitspraak

Parketnummer: 20.002029.03
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
meervoudige kamer voor strafzaken
A R R E S T
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Breda van 27 maart 2003 in de strafzaak onder parketnummer 02/015528-03 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1961,
wonende [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tijdig tegen genoemd vonnis hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij:
1. op of omstreeks 16 december 2002 te Tilburg, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een geldbedrag van (ongeveer) 1200 euro, althans enig geldbedrag, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat geldbedrag wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2. in of omstreeks 16 december 2002 tot en met 14 januari 2003 te Tilburg tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk een persoon, [betrokkene], die schuldig was aan of vervolgd werd terzake van het misdrijf afpersing in vereniging (artikel 317 Wetboek van Strafrecht) heeft verborgen en/of behulpzaam is geweest in het ontkomen aan de nasporing van of aanhouding door een of meer ambtenaren van de justitie of politie, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) tegenover (een) opsporingsambtena(a)r(en) van de politie Midden en West Brabant verklaard dat genoemde [betrokkene] ten tijde van de afpersing in vereniging bij verdachte en/of zijn mededader(s) in de woning is geweest en/of in het gezelschap van verdachte en/of zijn mededader(s) is geweest en/of heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (aldus) die [betrokkene] een alibi verschaft.
Voor zover in de tenlastelegging schrijffouten voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door het hof verbeterd. De verdachte is door deze verbetering niet in de verdediging geschaad.
De geldigheid van de inleidende dagvaarding onder 2
Door de steller van de tenlastelegging is onder 2, kennelijk doelend op overtreding van artikel 189, eerste lid, aanhef en onder 1 van het Wetboek van Strafrecht, aan de verdachte tenlastegelegd het tezamen en in vereniging of alleen opzettelijk een persoon die schuldig is aan of vervolgd wordt terzake van enig misdrijf verbergen of behulpzaam zijn in het ontkomen aan de nasporing van of aanhouding door ambtenaren van politie of justitie.
Met het voorgaande stemt evenwel niet overeen en is onverenigbaar de daarop volgende nadere feitelijke omschrijving van de aan verdachte verweten gedragingen, te weten het verschaffen van een alibi aan een persoon door tegenover de politie een verklaring - waarbij het hof begrijpt dat door de steller van de tenlastelegging wordt gedoeld op een valse verklaring - af te leggen met betrekking tot diens verblijfplaats ten tijde van het misdrijf.
Immers deze nadere feitelijke omschrijving is zowel in strijd met de bewoordingen van de delictsomschrijving van artikel 189, eerste lid, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafrecht als met de strekking van dit artikellid, te weten -kort gezegd- het helpen van de dader van een misdrijf door het belemmeren of verhinderen van activiteiten van politie of justitie die erop gericht zijn de dader in handen te krijgen.
Bijgevolg lijdt de tenlastelegging onder 2 op voormelde grond aan innerlijke tegenstrijdigheid. Het hof zal de dagvaarding dan ook in zoverre nietig verklaren.
De bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het sub 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij op 16 december 2002 te Tilburg tezamen en in vereniging met een ander enig geldbedrag voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van dat geldbedrag wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
De door het hof gebruikte bewijsmiddelen
PRO MEMORIE
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit.
Het onder 1 bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 416, eerste lid, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafrecht juncto artikel 47 van dat wetboek.
Het moet worden gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Bij de straftoemeting is ten bezware van verdachte rekening gehouden met:
- de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de omstandigheid dat de verdachte reeds eerder terzake van een soortgelijk strafbaar feit is veroordeeld.
Bij de straftoemeting heeft het hof in het voordeel van de verdachte er rekening mee gehouden dat het hof minder bewezen heeft geacht dan de eerste rechter.
In het vorenstaande vindt het hof aanleiding om aan de verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor het hierna te vermelden aantal uren op te leggen.
De toegepaste wettelijke voorschriften
De strafoplegging is gegrond op de artikelen: 9, 22c, 22d, 47 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
B E S L I S S I N G:
Het hof:
Vernietigt het beroepen vonnis en doet opnieuw recht.
Verklaart de inleidende dagvaarding onder 2 nietig.
Verklaart, zoals hiervoor is overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
"Medeplegen van opzetheling".
Verklaart de verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van vijftig uren, te vervangen door hechtenis voor de duur van vijfentwintig dagen voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht.
Bepaalt dat de opgelegde taakstraf zal bestaan uit een werkstraf.
Dit arrest is gewezen door Mr. Bergkotte, als voorzitter
Mrs. Begheyn en Pijls, als raadsheren
in tegenwoordigheid van Mr. Looijmans, als griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 30 september 2003.
U I T D R A A I G E G E V E N S 1e A A N L E G
zaaknr.: 02E
tijd : 11.10
verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1961,
wonende [adres],
Is bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Breda van 27 maart 2003 ter zake van:
t.a.v. sub 1: "Medeplegen van opzetheling",
t.a.v. sub 2: "Opzettelijk iemand die schuldig is aan enig misdrijf behulpzaam zijn in het ontkomen aan nasporing van of aanhouding door de ambtenaren van justitie of politie",
veroordeeld tot:
een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.