GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Breda van 12 juli 2002 in de strafzaken onder parketnummers 018837-00 en 016488-02 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1957,
wonende te [adres].
De verdachte heeft tijdig tegen genoemd vonnis hoger beroep ingesteld.
Het hof verstaat dat het door de verdachte ingestelde hoger beroep niet is gericht tegen de onbevoegdheidverklaring van de rechtbank terzake hetgeen op de dagvaarding met parketnummer 018837-00 onder 3 ten laste werd gelegd en tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie terzake hetgeen op de dagvaarding met parketnummer 016488-02 onder 1 ten laste werd gelegd. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelde van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Het onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en met de gronden waarop dit berust, behalve voor wat betreft de opgelegde straf en de strafmotivering en onder aanvulling van de bijzondere bewijsmotivering.
Voorts zal het hof de beslissingen van de eerste rechter ten aanzien van de benadeelde partijen vernietigen en terzake opnieuw recht doen, nu enkele benadeelde partijen zich in hoger beroep opnieuw hebben gevoegd en over hun vorderingen opnieuw dient te worden beslist en de rechtbank ten onrechte geen rekening gehouden met het bepaalde in artikel 60a van het Wetboek van Strafrecht, welke bepaling ertoe strekt dat bij samenloop van de maatregel van schadevergoeding de vervangende vrijheidsstraffen gezamenlijk het maximum van één jaar niet mogen overschrijden.
De tenlastelegging en bewezenverklaring
Nu ten aanzien van de tenlastelegging en de bewezenverklaring niet opnieuw recht wordt gedaan, kan worden volstaan met de omschrijving zoals in het beroepen vonnis vervat.
De aanvullende bijzondere overweging omtrent het bewijs
Voor zover in de aangiften door de aangevers gesproken wordt over eventuele van verdachte ontvangen "rendementen", overweegt het hof dat het hierbij gaat om onder de benaming "rendement" door de aangevers ontvangen bedragen en niet om daadwerkelijk uit beleggingen verkregen rendementen. Blijkens zijn eigen verklaring in eerste aanleg heeft verdachte immers met grote regelmaat bedragen uitgekeerd aan klanten met gebruikmaking van gelden die door nieuwe beleggers aan hem beschikbaar waren gesteld.
De redengeving van de op te leggen straf en maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met:
- de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de mate waarin het bewezen verklaarde financieel en emotioneel leed teweeg heeft gebracht bij de vele gedupeerden en
- de mate waarin het vermogensbelang en het vertrouwen van personen die gelden aan de verdachte hebben toevertrouwd, is geschonden.
Met bepaling dat een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk wordt opgelegd, wordt de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht, maar de strafoplegging anderzijds dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de volgende benadeelde partijen als gevolg van de op de dagvaarding met parketnummer 02/018837-00 onder 1 bewezen verklaarde feiten, materiële schade hebben geleden tot een bedrag van respectievelijk:
- [benadeelde partij 1]: fl. 40.000,-, zijnde Eur. 18.151,21;
- [benadeelde partij 2]: fl. 11.800,-, zijnde Eur. 5.354,61;
- [benadeelde partij 3]: fl. 30.000,-, zijnde Eur. 13.613,41;
- [benadeelde partij 4]: fl. 70.000,-, zijnde Eur. 31.764,62;
- [benadeelde partij 5]: fl. 30.000,-, zijnde Eur. 13.613,41;
- [benadeelde partij 6]: fl. 25.000,-, zijnde Eur. 11.344,51;
- [benadeelde partij 7]: fl. 112.600,-, zijnde Eur. 51.095,65
- [benadeelde partij 8]: fl. 20.000,-, zijnde Eur. 9.075,60.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de volgende benadeelde partijen als gevolg van de op de dagvaarding met parketnummer 02/018837-00 onder 2 bewezen verklaarde feiten,
schade hebben geleden tot een bedrag van respectievelijk:
- [benadeelde partij 9]: fl. 25.000,-, zijnde Eur. 11.344,51;
- [benadeelde partij 10]: fl. 24.494,-, zijnde Eur. 11.114,89;
- [benadeelde partij 11]: fl. 25.949,-, zijnde Eur. 11.775,14;
- [benadeelde partij 12]: fl. 27.449,-, zijnde Eur. 12.455,81;
- [benadeelde partij 13]: fl. 7.650,-, zijnde Eur. 3.471,42;
- [benadeelde partij 14]: fl. 26.285,-, zijnde Eur. 11.927,61;
- [benadeelde partij 15]: fl. 5.325,-, zijnde Eur. 2.416,38;
- [benadeelde partij 16]: fl. 12.500,-, zijnde Eur. 5.672,25;
- [benadeelde partij 17]: fl. 12.500,-, zijnde Eur. 5.672,25;
- [benadeelde partij 18]: fl. 42.000,-, zijnde Eur. 19.058,77;
- [benadeelde partij 19]: fl. 15.000,-, zijnde Eur. 6.806,70;
- [benadeelde partij 20]: fl. 53.000,-, zijnde Eur. 24.050,35;
- [benadeelde partij 21]: fl. 10.000,-, zijnde Eur. 4.537,80;
- [benadeelde partij 22]: fl. 35.000,-, zijnde Eur. 15.882,31.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de volgende benadeelde partij als gevolg van het op de dagvaarding met parketnummer 02/016488-02 onder 2 bewezen verklaarde feit, schade heeft geleden tot een bedrag van:
- [benadeelde partij 23]: Eur. 12.455,81.
Het hof stelt de materiële schade op de hiervoor reeds genoemde bedragen, behorende bij de respectievelijke benadeelde partijen.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
Het hof acht, gelet op de grote financiële belangen van de benadeelde partijen, het opleggen van schadevergoedingsmaatregelen aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partijen, opportuun. Het hof ziet zich daarbij geplaatst voor het volgende dilemma. Bij arrest van dit hof d.d. 30 mei 2001 is verdachte voor soortgelijk handelen jegens andere gedupeerden veroordeeld.
In die zaak zijn hem ten behoeve van die gedupeerden schadevergoedingsmaatregelen (met bepaling van vervangende hechtenis bij gebreke van betaling en verhaal) opgelegd. Overeenkomstig de strekking van het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht dient naar het oordeel van het hof met die beslissing rekening te worden gehouden bij de thans op te leggen schadevergoedingsmaatregelen en de daarbij te bepalen vervangende hechtenis in het geval van gebreke van betaling of verhaal, welke vervangende hechtenis ingevolge het bepaalde in artikel 60a van het Wetboek van Strafrecht bij samenloop in totaal maximaal één jaar mag bedragen. Aangezien die maximale vervangende hechtenis reeds bij eerdergenoemd arrest is opgelegd, is er naar het oordeel van het hof thans in beginsel geen verdere ruimte voor het opleggen van vervangende hechtenis. Ingevolge artikel 36f lid 5 van het Wetboek van Strafrecht juncto artikel 24c lid 3 van het Wetboek van Strafrecht dient echter bij oplegging van een schadevergoedingsmaatregel een vervangende hechtenis van minimaal één dag te worden bepaald. Het hof zal, teneinde zoveel mogelijk recht te doen aan enerzijds de belangen van de benadeelde partijen in de onderhavige zaak en anderzijds het bepaalde in artikel 60a van het Wetboek van Strafrecht, schadevergoedingsmaatregelen (de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van voornoemde slachtoffers) opleggen ten behoeve van de benadeelde partijen onder bepaling van een vervangende hechtenis voor elk van die maatregelen van het minimum van één dag.
Het hof zal daarbij bepalen dat indien en voorzover de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling van na te noemen vorderingen van de benadeelde partijen, daarmee de verplichting van de verdachte tot betaling aan de Staat ten behoeve van de slachtoffers in zoverre komt te vervallen (zulks vice versa, dat wil zeggen: indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van de slachtoffers daarmede de verplichting van de verdachte tot betaling van de na te noemen vorderingen van de benadeelde partijen in zoverre komt te vervallen).
De vorderingen benadeelde partijen
De volgende benadeelde partijen hebben zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend.
Terzake het op de dagvaarding onder parketnummer 018837-00 ten laste gelegde en bewezen verklaarde onder 1:
- [benadeelde partij 24];
- [benadeelde partij 25];
- [benadeelde partij 1];
- [benadeelde partij 2];
- [benadeelde partij 26];
- [benadeelde partij 27];
- [benadeelde partij 28];
- [benadeelde partij 29];
- [benadeelde partij 3];
- [benadeelde partij 30];
- [benadeelde partij 31];
- [benadeelde partij 32];
- [benadeelde partij 4];
- [benadeelde partij 5];
- [benadeelde partij 6];
- [benadeelde partij 7];
- [benadeelde partij 34];
- [benadeelde partij 8].
Terzake het op de dagvaarding onder parketnummer 018837-00 ten laste gelegde en bewezen verklaarde onder 2:
- [benadeelde partij 9];
- [benadeelde partij 33];
- [benadeelde partij 35];
- [benadeelde partij 10];
- [benadeelde partij 11];
- [benadeelde partij 12];
- [benadeelde partij 13];
- [benadeelde partij 14];
- [benadeelde partij 15];
- [benadeelde partij 16];
- [benadeelde partij 17];
- [benadeelde partij 18];
- [benadeelde partij 19];
- [benadeelde partij 20];
- [benadeelde partij 21];
- [benadeelde partij 22].
Terzake het op de dagvaarding onder parketnummer 016488-02 ten laste gelegde en bewezen verklaarde onder 2:
- [benadeelde partij 23].
Het hof overweegt ten aanzien van voornoemde vorderingen van de benadeelde partijen als volgt.
Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 4], [benadeelde partij 6], [benadeelde partij 8], [benadeelde partij 10], [benadeelde partij 11], [benadeelde partij 12], [benadeelde partij 13], [benadeelde partij 14], [benadeelde partij 15], [benadeelde partij 16], [benadeelde partij 17], [benadeelde partij 18], [benadeelde partij 19], [benadeelde partij 20], [benadeelde partij 21] en [benadeelde partij 22], overweegt het hof dat deze vorderingen, voor zover de gevorderde schadevergoeding door de eerste rechter is toegewezen, van rechtswege voortduren in hoger beroep.
De volgende benadeelde partijen hebben zich in hoger beroep -binnen de grenzen van hun eerste vordering- opnieuw gevoegd ter zake van geleden schade tot de door hen in eerste aanleg gevorderde bedragen: [benadeelde partij 24], [benadeelde partij 25], [benadeelde partij 26], [benadeelde partij 27], [benadeelde partij 29], [benadeelde partij 30], [benadeelde partij 31], [benadeelde partij 32], [benadeelde partij 34], [benadeelde partij 33], [benadeelde partij 35], [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 3], [benadeelde partij 5], [benadeelde partij 7] en [benadeelde partij 9].
Ten aanzien van de benadeelde partijen [benadeelde partij 28] en [benadeelde partij 2] heeft het hof geconstateerd dat ook zij zich in hoger beroep opnieuw hebben gevoegd doch dat zij hierbij de grenzen van hun eerste vordering hebben overschreden. Voor zover zij hun vordering in eerste aanleg hebben overschreden worden zij niet ontvankelijk verklaard in dat deel van hun vordering.
Voornoemde vorderingen strekken tot vergoeding van geleden schade.
Het hof is, evenals de eerste rechter, van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting genoegzaam is komen vast te staan dat de benadeelde partijen [benadeelde partij 4], [benadeelde partij 6], [benadeelde partij 34], [benadeelde partij 10], [benadeelde partij 11], [benadeelde partij 12], [benadeelde partij 13], [benadeelde partij 14], [benadeelde partij 15], [benadeelde partij 16], [benadeelde partij 17], [benadeelde partij 18], [benadeelde partij 19], [benadeelde partij 20], [benadeelde partij 21] en [benadeelde partij 22], als rechtstreeks gevolg van de op de dagvaarding met parketnummer 018837-00 ten laste gelegde en bewezenverklaarde feiten, vermogensschade hebben geleden, bestaande uit de inleggelden, eventueel verminderd met betalingen/uitkeringen voor zover deze hebben plaatsgevonden. De vorderingen zijn derhalve voor toewijzing vatbaar tot de hierna te vermelden bedragen. De vordering van [benadeelde partij 8] zal, gelet op de door verdachte reeds gedane betaling(en), worden toegewezen tot een bedrag van
fl. 20.000,--, zijnde Eur. 9.075,60, met niet ontvankelijk verklaring voor het overige deel van de vordering als zijnde niet van eenvoudige aard. [benadeelde partij 8] zal dit deel van zijn vordering slechts kunnen aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Ten aanzien van de vorderingen van [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2], [benadeelde partij 3], [benadeelde partij 5], [benadeelde partij 7], [benadeelde partij 9] oveweegt het hof dat hun vorderingen in gelijke zin als hiervoor overwogen voor toewijzing vatbaar zijn tot de hierna te vermelden bedragen. Het hof is van oordeel dat deze vorderingen voor het overige niet van eenvoudige aard zijn, zodat voornoemde benadeelde partijen niet-ontvankelijk worden verklaard voor het meer of anders gevorderde. Dit deel van die vorderingen zal slechts bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht.
Met betrekking tot de vorderingen van [benadeelde partij 24], [benadeelde partij 25], [benadeelde partij 26], [benadeelde partij 27], [benadeelde partij 28], [benadeelde partij 29], [benadeelde partij 30], [benadeelde partij 31], [benadeelde partij 32], [benadeelde partij 34], [benadeelde partij 33] en [benadeelde partij 35] is het hof, evenals de eerste rechter, van oordeel dat deze vorderingen in hun geheel niet van zo eenvoudige aard zijn dat deze zich lenen voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal het hof bepalen dat de benadeelde partijen niet ontvankelijk zijn in hun vordering en dat die vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht.
Blijkens het vonnis van de eerste rechter is mogelijk door een omissie de benadeelde partij [benadeelde partij 23] niet in het dictum opgenomen. [benadeelde partij 23] heeft zich in hoger beroep opnieuw gesteld tot een bedrag van Eur. 12.455,81. Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat [benadeelde partij 23] als rechtstreeks gevolg van het op de dagvaarding onder 2 ten laste gelegde en bewezen verklaarde handelen in ieder geval tot voornoemd bedrag vermogensschade heeft geleden. Het door de benadeelde partij in hoger beroep gevorderde bedrag is voor toewijzing vatbaar.
De toegepaste wettelijke voorschriften
De oplegging van de straf en de maatregelen is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 57, 60a, 63, 321, 322 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het beroepen vonnis, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en alleen voor zover dit betreft de aan de verdachte opgelegde straf en maatregelen en de beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partijen en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van vijftien maanden.
Beveelt dat een deel, te weten drie maanden, van de opgelegde gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde niet heeft nageleefd de voorwaarde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar niet schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat ten behoeve van de navolgende slachtoffers te betalen:
- [benadeelde partij 1], een bedrag van Eur. 18.151,21 (zegge: achttienduizendhonderdeenenvijftig euro en eenentwintig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van één dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
- [benadeelde partij 2], een bedrag van Eur. 5.354,61 (zegge: vijfduizenddriehonderdvierenvijftig euro en eenenzestig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van één dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
- [benadeelde partij 3], een bedrag van Eur. 13.613,41 (zegge: dertienduizendzeshonderddertien euro en eenenveertig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van één dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
- [benadeelde partij 4], een bedrag van Eur. 31.764,62 (zegge: eenendertigduizendzevenhonderdvierenzestig euro en tweeenzestig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van één dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
- [benadeelde partij 5], een bedrag van Eur. 13.613,41 (zegge: dertienduizendzeshonderddertien euro en eenenveertig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van één dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
- [benadeelde partij 6], een bedrag van Eur. 11.344,51 (zegge: elfduizenddriehonderdvierenveertig euro en eenenvijftig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van één dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
- [benadeelde partij 7], een bedrag van Eur. 51.095,65 (zegge: eenenvijftigduizendvijfennegentig euro en vijfenzestig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van één dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
- [benadeelde partij 8], een bedrag van Eur. 9.075,60 (zegge: negenduizendvijfenzeventig euro en zestig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van één dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
- [benadeelde partij 9], een bedrag van Eur. 11.344,51 (zegge: elfduizenddriehonderdvierenveertig euro en eenenvijftig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van één dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
- [benadeelde partij 10], een bedrag van Eur. 11.114,89 (zegge: elfduizendhonderdveertien euro en negenentachtig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van één dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
- [benadeelde partij 11], een bedrag van Eur. 11.775,14 (zegge: elfduizendzevenhonderdvijfenzeventig euro en veertien eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van één dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
- [benadeelde partij 12], een bedrag van Eur. 12.455,81 (zegge: twaalfduizendvierhonderdvijfenvijftig euro en eenentachtig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van één dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
- [benadeelde partij 13], een bedrag van Eur. 3.471,42 (zegge: drieduizendvierhonderdeenenzeventig euro en tweeenveertig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van één dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
- [benadeelde partij 14], een bedrag van Eur. 11.927,61 (zegge: elfduizendnegenhonderdzevenentwintig euro en eenenzestig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van één dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
- [benadeelde partij 15], een bedrag van Eur. 2.416,38 (zegge: tweeduizendvierhonderdzestien euro en achtendertig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van één dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
- [benadeelde partij 16], een bedrag van Eur. 5.672,25 (zegge: vijfduizendzeshonderdtweeenzeventig euro en vijfentwintig eurocent.), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van één dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
- [benadeelde partij 17], een bedrag van Eur. 5.672,25 (zegge: vijfduizendzeshonderdtweeenzeventig euro en vijfentwintig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van één dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
- [benadeelde partij 18], een bedrag van Eur. 19.058,77 (zegge: negentienduizendachtenvijftig euro en zevenenzeventig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van één dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
- [benadeelde partij 19], een bedrag van Eur. 6.806,70 (zegge: zesduizendachthonderdenzes euro en zeventig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van één dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
- [benadeelde partij 20], een bedrag van Eur. 24.050,35 (zegge: vierentwintigduizendenvijftig euro en vijfendertig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van één dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
- [benadeelde partij 21], een bedrag van Eur. 4.537,80 (zegge: vierduizendvijfhonderdzevenendertig euro en tachtig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van één dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
- [benadeelde partij 22], een bedrag van Eur. 15.882,31 (zegge: vijftienduizendachthonderdtweeentachtig euro en eenendertig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van één dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
- [benadeelde partij 23], een bedrag van Eur. 12.455,81 (zegge: twaalfduizendvierhonderdvijfenvijftig euro en eenentachtig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van één dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de aan de verdachte opgelegde verplichting tot betaling van de vorderingen van de benadeelde partijen vervalt, indien en voorzover door de verdachte aan de opgelegde maatregelen, inhoudende de verplichting tot betaling van voormelde bedragen aan de Staat ten behoeve van de slachtoffers is voldaan.
Bepaalt dat de aan de verdachte opgelegde maatregelen, inhoudende de verplichting tot betaling van voormelde bedragen aan de Staat ten behoeve van de slachtoffers vervallen, indien en voorzover door de verdachte aan zijn verplichting tot betaling van de vorderingen van de benadeelde partijen, is voldaan.
Wijst de vordering van de navolgende benadeelde partijen toe tot de hierna te vermelden bedragen en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting te betalen aan:
- [benadeelde partij 1], een bedrag van Eur. 18.151,21;
- [benadeelde partij 2], een bedrag van Eur. 5.354,61;
- [benadeelde partij 3], een bedrag van Eur. 13.613,41;
- [benadeelde partij 4], een bedrag van Eur. 31.764,62;
- [benadeelde partij 5], een bedrag van Eur. 13.613,41;
- [benadeelde partij 6], een bedrag van Eur. 11.344,51;
- [benadeelde partij 7], een bedrag van Eur. 51.095,65;
- [benadeelde partij 8], een bedrag van Eur. 9.075,60;
- [benadeelde partij 9], een bedrag van Eur. 11.344,51;
- [benadeelde partij 10], een bedrag van Eur. 11.114,89;
- [benadeelde partij 11], een bedrag van Eur. 11.775,14;
- [benadeelde partij 12], een bedrag van Eur. 12.455,81;
- [benadeelde partij 13], een bedrag van Eur. 3.471,42;
- [benadeelde partij 14], een bedrag van Eur. 11.927,61;
- [benadeelde partij 15], een bedrag van Eur. 2.416,38;
- [benadeelde partij 16], een bedrag van Eur. 5.672,25;
- [benadeelde partij 17], een bedrag van Eur. 5.672,25;
- [benadeelde partij 18], een bedrag van Eur. 19.058,77;
- [benadeelde partij 19], een bedrag van Eur. 6.806,70;
- [benadeelde partij 20], een bedrag van Eur. 24.050,35;
- [benadeelde partij 21], een bedrag van Eur. 4.537,80;
- [benadeelde partij 22], een bedrag van Eur. 15.882,31;
- [benadeelde partij 23], een bedrag van Eur. 12.455,81.
Bepaalt dat de hiervoor genoemde benadeelde partijen -voor zover van toepassing- voor het meer of anders verzochte deel van hun vordering niet ontvankelijk zijn en dat die delen van de vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 2] voorts niet ontvankelijk in dat deel van zijn vordering waarmee hij de grenzen van zijn vordering in eerste aanleg heeft overschreden.
Veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van het geding door de hiervoor genoemde benadeelde partijen (van wie de vordering (gedeeltelijk) is toegewezen) gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verklaart de volgende benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vordering tot schadevergoeding:
- [benadeelde partij 24];
- [benadeelde partij 25];
- [benadeelde partij 26];
- [benadeelde partij 27];
- [benadeelde partij 28];
- [benadeelde partij 29];
- [benadeelde partij 30];
- [benadeelde partij 31];
- [benadeelde partij 32];
- [benadeelde partij 33];
- [benadeelde partij 34] en
- [benadeelde partij 35],
en bepaalt dat zij hun vordering slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 28] voorts niet ontvankelijk in dat deel van zijn vordering waarmee hij de grenzen van zijn vordering in eerste aanleg heeft overschreden.
Veroordeelt de hiervoor genoemde benadeelde partijen in de kosten van het geding door de verdachte ten behoeve van zijn verdediging tegen de vorderingen gemaakt, begroot op nihil.
Bevestigt het beroepen vonnis voor al het overige, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Dit arrest is gewezen door Mr. Van Schaik-Veltman, als voorzitter
Mrs. Lo-Sin-Sjoe en De Lange, als raadsheren
in tegenwoordigheid van Mr. Van der Velden, als griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 augustus 2003.
U I T D R A A I G E G E V E N S 1e A A N L E G
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1957,
wonende te [adres],
Is bij vonnis van de arrondissementsrechtbank te Breda van 12 juli 2002 ter zake van:
parketnummer 018837-00:
sub 1 en 2 telkens: "Verduistering, gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn beroep onder zich heeft, meermalen gepleegd",
parketnummer 016488-02:
sub 2: "Verduistering, gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn beroep onder zich heeft",
veroordeeld tot:
vijftien maanden gevangenisstraf,
met toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen en veroordeling van verdachte tot betaling aan deze benadeelde partijen van die bedragen, te vermeerderen met de kosten van tenuitvoerlegging en de gebruikelijke kosten van invordering,
met bepaling dat de benadeelde partijen in het overige gedeelte van hun vorderingen niet ontvankelijk zijn,
met verwijzing van de verdachte in de kosten die de benadeelde partijen ter zake van rechtsbijstand hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil,
met verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van voornoemde benadeelde partijen, na te noemen sommen geld, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis,
met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting niet opheft,
verstaat dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan de verplichting, opgelegd bij de genoemde schademaatregel, de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partijen van het overeenkomstige bedrag komt te vervallen en vice versa, indien en voor zover verdachte de toegekende schadevergoeding heeft betaald aan deze benadeelde partijen, daarmee de schademaatregel voor het betaalde bedrag komt te vervallen,
parketnummer 018837-00 - sub 1:
[eerste aanleg]e, niet ontvankelijk zijn,
met veroordeling van die benadeelde partijen in de kosten, begroot op nihil,
verklaart zich onbevoegd tot kennisneming van hetgeen met parketrnummer 018837-00 sub 3 is tenlastegelegd en verklaart zich bevoegd tot kennisneming van het overige deel van de zaak,
verklaart de officier van justitie niet ontvankelijk in zijn vordering, voor zover deze betrekking heeft op sub 1 met parketnummer 016488-02 en verklaart hem voor het overige ontvankelijk in zijn vordering,
met vrijspraak van hetgeen met parketnummer 018837-00 sub 1 en 2 en parketnummer 016488-02 sub 2 meer of anders is tenlastegelegd dan bewezen is verklaard;