ECLI:NL:GHSHE:2003:AH9659

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 juni 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
KG C0300443-HE
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Koster-Vaags
  • Drijkoningen
  • Den Hartog Jager
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over concurrentie- en geheimhoudingsbedingen in arbeidsovereenkomsten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van KANTERS SPECIAL PRODUCTS B.V. (KSP) tegen een vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, sector kanton, locatie Helmond, gewezen op 4 maart 2003. KSP vordert primair veroordeling van INTRACARE B.V., [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] tot naleving van het concurrentie- en geheimhoudingsbeding in hun arbeidsovereenkomst. Subsidiair vraagt KSP om een verbod voor deze partijen om gedurende een jaar zaken te doen met relaties van KSP, onder verbeurte van een dwangsom en betaling van een voorschot op schadevergoeding.

Het hof oordeelt dat de vorderingen van KSP primair zijn gebaseerd op de stelling dat Intracare het concurrentie- en geheimhoudingsbeding heeft geschonden. Het hof bevestigt dat het spoedeisend belang van KSP voldoende is aangetoond. De eerste grief van KSP, die zich richt tegen de toepassing van artikel 7:653 lid 3 BW door de kantonrechter, wordt gegrond verklaard. Het hof stelt vast dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomsten met [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] op grond van veranderde omstandigheden niet leidt tot schadeplichtigheid van de werkgever, waardoor KSP wel degelijk rechten kan ontlenen aan het concurrentiebeding.

De tweede grief, die betrekking heeft op de schending van het geheimhoudingsbeding, wordt verworpen. Het hof oordeelt dat het geheimhoudingsbeding niet belet dat de geïntimeerden zich tot een deskundige kunnen wenden voor advies. De derde grief, die zich richt tegen de subsidiaire vorderingen op basis van onrechtmatige concurrentie, wordt eveneens verworpen. Het hof concludeert dat KSP onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar stellingen over onrechtmatig handelen door de geïntimeerden.

Uiteindelijk bekrachtigt het hof het vonnis van de kantonrechter, met verbetering van gronden, en veroordeelt KSP in de proceskosten van Intracare. Dit arrest is gewezen op 17 juni 2003 door de raadsheren Koster-Vaags, Drijkoningen en Den Hartog Jager.

Uitspraak

typ. AW
rolnr. KG C0300443/HE
ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH,
zesde kamer, van 17 juni 2003,
gewezen in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid KANTERS SPECIAL PRODUCTS B.V.,
gevestigd te Beek en Donk, gemeente Laarbeek,
appellante bij exploot van dagvaarding van
31 maart 2003,
procureur: mr. J.E. Benner,
tegen:
1. de besloten vennootschap met beperkte
aansprakelijkheid INTRACARE B.V.,
gevestigd te Haaften, gemeente Neerijnen,
2. [GEÏNTIMEERDE 2],
wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente],
3. [GEÏNTIMEERDE 3],
wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente],
geïntimeerden bij gemeld exploot,
procureur: mr. M.O. de Bont,
op het hoger beroep van het door de rechtbank
's-Hertogenbosch, sector kanton, locatie Helmond, gewezen vonnis in kort geding van 4 maart 2003 tussen appellante, ook te noemen KSP, als eiseres in conventie, verweerster in voorwaardelijke reconventie en geïntimeerden, respectievelijk te noemen [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] en gezamenlijk ook te noemen Intracare, als gedaagden in conventie, eisers in voorwaardelijke reconventie.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 283938/165/03)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij appeldagvaarding (spoedappel) heeft KSP drie grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis in kort geding waarvan beroep en, kort gezegd, tot veroordeling van Intracare overeenkomstig de vorderingen als in de appeldagvaarding omschreven, met veroordeling in de kosten van beide instanties.
2.2. Bij memorie van antwoord heeft Intracare de grieven bestreden en geconcludeerd, zonodig onder aanvulling en verbetering van gronden, het vonnis waarvan beroep te bekrachtigen en, voorzover nodig, KSP in haar vorderingen niet ontvankelijk te verklaren, met veroordeling van KSP in de kosten van het hoger beroep.
2.3. Beide partijen hebben de gedingstukken in eerste aanleg in het geding gebracht met producties en vervolgens uitspraak gevraagd, welke is bepaald op heden.
3. De gronden van het hoger beroep
Daartoe wordt verwezen naar de inhoud van de appeldagvaarding.
4. De beoordeling
4.1. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
KSP heeft primair veroordeling van [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] gevorderd tot naleving van het concurrentie- en geheimhoudingsbeding in hun arbeidsovereenkomst en van Intracare zich te onthouden van gedragingen die kunnen leiden tot verbreking van relaties tussen KSP en derden, op verbeurte van een dwangsom, met daarnaast een voorschot op verbeurde schadevergoeding.
Subsidiair heeft KSP gevorderd Intracare, [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] te verbieden op enigerlei wijze zaken te doen met relaties van KSP gedurende een jaar na het te wijzen arrest onder verbeurte van een dwangsom, alsmede tot betaling van een voorschot op aan KSP te betalen schadevergoeding.
Intracare heeft de vorderingen gemotiveerd weersproken.
4.2. Het hof gaat uit van de door de kantonrechter in het vonnis vastgestelde feiten nu daartegen geen grieven zijn gericht.
Het spoedeisend belang staat voldoende vast.
4.2.1. KSP beoogt het geschil in volle omvang aan het hof voor te leggen (zie dagvaarding onder punt 7) ook indien de grieven niet het gehele geschil betreffen. Het hof zal gezien het grievenstelsel in hoger beroep zich beperken tot behandeling van de grieven en de daarop gegeven toelichting bij de beoordeling van het hoger beroep.
4.2.2. De vorderingen van KSP zijn primair gebaseerd op de stelling dat door de gedragingen van Intracare het tussen partijen geldende concurrentie- en geheimhoudingsbeding is geschonden en subsidiair op de stelling dat [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3], en indirect Intracare, zich schuldig maken aan onrechtmatige concurrentie.
4.3.1. De eerste grief is gericht tegen r.o. 2 en 3 (deels) van het beroepen vonnis.
KSP voert aan dat de kantonrechter ten onrechte art. 7:653 lid 3 BW van toepassing heeft geacht en de ontbindingsbeschikkingen van de kantonrechter als een schadeplichtige beëindiging van het dienstverband in de zin van dat artikel aanmerkt.
Intracare steunt de visie van de kantonrechter.
4.3.2. Ingevolge artikel 7:653 lid 3 BW kan een werkgever aan een concurrentiebeding geen rechten ontlenen indien hij wegens de wijze waarop de overeenkomst is geëindigd, schadeplichtig is.
De arbeidsovereenkomsten met [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] zijn door de kantonrechter op de voet van artikel 7:685 BW ontbonden op grond van veranderde omstandigheden, onder toekenning van een billijke vergoeding als bedoeld in lid 8 van die bepaling.
De toekenning van een dergelijke vergoeding omvat niet, noch valt in beginsel op een lijn te stellen met de schadevergoeding waarop artikel 7:653 lid 3 BW ziet. De ontbinding van een arbeidsovereenkomst op grond van veranderde omstandigheden is, als een op de wet berustende wijze van beëindiging van de arbeidsovereenkomst, een rechtens geoorloofde handelwijze waaruit geen schadeplichtigheid voortvloeit. De toekenning van een billijke vergoeding kan in beginsel niet worden aangemerkt als toekenning van een in art. 7.653 lid 3 BW bedoelde schadevergoeding.
Anderzijds valt niet uit te sluiten dat bij ontbinding van de arbeidsovereenkomst onder toekenning van een vergoeding de werkgever aan het concurrentiebeding toch geen rechten meer kan ontlenen omdat zijn handelwijze, die aan de ontbinding voorafging en die daaraan ten grondslag ligt, zodanig van aard is dat deze hem schadeplichtig maakt in de zin van art. 7:653 lid 3 BW. Of dit het geval is hangt af van alle omstandigheden van het geval.
Naar het oordeel van het hof, is er onvoldoende aangevoerd om schadeplichtigheid van de werkgever aan te nemen die meebrengt dat hem geen beroep op het concurrentiebeding toekomt. Reeds uit de omstandigheid dat de kantonrechter correctiefactor 0,5 heeft toegepast volgt dat ook aan de werknemers een verwijt kan worden gemaakt voor het ontstaan van de vertrouwensbreuk, en wellicht zelfs een zwaarder verwijt dan aan de werkgever. Voor een verder onderzoek naar de schadeplichtigheid is in het kader van die kort geding geen plaats, enerzijds omdat daarvoor nadere bewijslevering nodig zou zijn, anderzijds in het licht van hetgeen hierna wordt overwogen.
Mitsdien heeft de kantonrechter ten onrechte op grond van art. 7:653 lid 3 BW het beroep van KSP op het concurrentiebeding verworpen en is deze grief in zoverre gegrond.
4.3.3. Blijkens de tekst van het concurrentiebeding is de werking territoriaal beperkt tot de regio Zuid-Nederland. Intracare heeft aangevoerd dat met Zuid-Nederland wordt bedoeld het gedeelte van Nederland ten zuiden van de grote rivieren gelegen, zoals ook bij faxbrief van 18 juli 2002 op vragen van [geïntimeerde 2] en [derde] door KPS zou zijn geantwoord. Intracare heeft geen toestemming gekregen deze faxbrief in het geding te brengen.
KSP stelt zich op het standpunt dat ingevolge het spraakgebruik de gemeente Haaften, waar Intracare is gevestigd behoort tot Zuid-Nederland.
Bij het vaststellen van de betekenis van de bewoordingen "regio Zuid-Nederland" komt het aan op de betekenis die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepaling mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
Naar het voorlopig oordeel van het hof, moet onder "regio Zuid-Nederland" ingevolge dit criterium het gedeelte van Nederland ten zuiden van de grote rivieren gelegen worden begrepen. Intracare is gevestigd in Haaften, de gemeente Neerijnen, in de provincie Gelderland, ten noorden van de Waal gelegen, mitsdien buiten de territoriale werking van het concurrentiebeding.
Voorzover onduidelijkheid is gerezen over de betekenis van het begrip "regio Zuid-Nederland" dient het concurrentiebeding restrictief te worden uitgelegd, nu daarmee de mogelijkheden voor [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] om werkzaamheden op de arbeidsmarkt te verrichten worden ingeperkt. Ook overigens dient KSP het risico te dragen van een onvoldoende duidelijke gebiedsomschrijving in het concurrentiebeding.
Mitsdien is schending van het concurrentiebeding geen grond voor toewijzing van de vorderingen van KSP. In zoverre dient het vonnis van de kantonrechter te worden bekrachtigd met verbetering van gronden.
4.4.1. Grief 2 is gericht tegen r.o. 4 en 5 van het beroepen vonnis. In de toelichting voert KSP aan dat sprake is van schending van het geheimhoudingsbeding onder verwijzing naar het rapport d.d. 23 januari 2003 opgesteld door [octrooigemachtigde], een Nederlands en Europees octrooigemachtigde waaruit blijkt dat deze op de hoogte was van de samenstelling van de producten van KSP alsmede naar het resultaat van het Rijksontledingslaboratorium, als productie 9 in eerste aanleg in het geding gebracht.
Deze productie bevindt zich niet bij de in hoger beroep overgelegde producties.
Zij stelt voorts dat het voor Intracare onmogelijk is om in zo'n kort tijdsbestek vergelijkbare producten op de markt te brengen zonder dat [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] hun geheimhoudingsplicht hebben geschonden.
Intracare heeft een en ander gemotiveerd weersproken.
4.4.2. Naar het oordeel van het hof strekt een geheimhoudingsbeding er in beginsel niet toe te verhinderen dat geïntimeerden zich tot een (onafhankelijke) deskundige kunnen wenden ten einde zich te doen voorlichten omtrent hun positie in het handelsverkeer. Het stond hen dan ook in beginsel vrij om een octrooigemachtigde in te schakelen, zoals zij deden.
Dat zij die gemachtigde mogelijk in kennis hebben gesteld van bedrijfsgeheimen levert in beginsel dan ook geen schending van het beding op. Onder bijzondere omstandigheden kan dit anders zijn, doch deze zijn niet gesteld of gebleken.
De stelling van KSP dat het onmogelijk is om in kort tijdbestek vergelijkbare producten op de markt te brengen zonder schending van hun geheimhoudingsplicht, kan, gelet op de gemotiveerde betwisting, niet worden aangenomen zonder een verdergaand onderzoek, in het bijzonder een deskundigenonderzoek.
Daarbij komt dat de enkele omstandigheid dat [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] gebruik hebben gemaakt van kennis en ervaring die zij bij KSP hebben opgedaan, nog onvoldoende is om schending van het geheimhoudingsbeding aan te nemen.
Daartoe is immers vereist dat zij gebruik hebben gemaakt niet alleen van algemeen toegankelijke kennis, maar van bedrijfsgeheimen. Of en hoeverre door geïntimeerden gebruik is gemaakt van bedrijfsgeheimen valt in het kader van dit kort geding met onvoldoende mate van zekerheid vast te stellen. Grief 2 wordt daarmee verworpen.
4.5.1. Grief 3 is gericht tegen r.o. 8 van het vonnis waarin de kantonrechter oordeelt over de subsidiaire vorderingen en de grondslag daarvan.
KSP voert aan dat die vorderingen mede, subsidiair, waren gebaseerd op onrechtmatige werknemersconcurrentie, gepleegd door [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3], waarvan Intracare heeft geprofiteerd.
Zij stelt dat Intracare stelselmatig en actief klanten, met name de distributeurs van KSP, heeft bewerkt, gebruik heeft gemaakt van kennis met betrekking tot de door KSP ontwikkelde producten(klauwverzorgers), dat er sprake is geweest van octrooi-inbreuk door nagenoeg identieke producten op de markt te brengen, alsmede op het actief benaderen van een werknemer van KSP om bij Intracare in dienst te treden.
Intracare heeft deze stellingen gemotiveerd weersproken en betwist dat er sprake zou zijn van onrechtmatig handelen jegens KSP.
4.5.2. Voorzover de vordering van KSP is gebaseerd op schending van het door haar geregistreerde octrooirecht, is het hof en in eerste aanleg de kantonrechter niet bevoegd om daaromtrent een oordeel te geven. Het hof begrijpt uit punt 20 van de appeldagvaarding dat KSP subsidiaire grondslag uitsluitend baseert op onrechtmatige daad.
De stelling dat [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] en middels hen Intracare actief en stelselmatig klanten van KSP, waaronder distributeurs waarmee KSP werkt, hebben benaderd is voorshands, gezien de betwisting, niet gebleken.
Enerzijds wordt door [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] betwist dat zij actief klanten en distributeurs hebben benaderd, anderzijds staat het Intracare vrij zich op dezelfde markt als KSP te begeven, ook binnen het werkgebied van KSP.
Het in dit verband aangevoerde plegen van octrooibreuk bij het ontwikkelen en op de markt brengen van nagenoeg identieke producten is voorshands gezien de gemotiveerde betwisting niet in rechte komen vast te staan. Zulks zou nader onderzoek vergen waartoe het kort geding zich niet leent. Het gebruik maken van kennis uit hun vorige werkkring is niet zonder meer onrechtmatig en het staat Intracare, naar het voorlopig oordeel van het hof, vrij om zich op dezelfde markt te begeven als KSP zolang zij niet onrechtmatig handelt jegens KSP. Daarvan is voorshands in rechte onvoldoende gesteld of gebleken.
Deze grief wordt dus als ongegrond verworpen.
4.6. Het vorenstaande leidt tot het oordeel dat het beroepen vonnis, met verbetering en aanvulling van gronden dient te worden bekrachtigd.
Voor een nadere bewijslevering is in het kader van dit spoedappel geen plaats.
KSP dient als de in hoger beroep in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de proceskosten van Intracare.
5. De uitspraak
Het hof:
bekrachtigt met verbetering en aanvulling van gronden het door de rechtbank te 's-Hertogenbosch, sector kanton, locatie Helmond op 4 maart 2003 tussen partijen gewezen vonnis;
veroordeelt KSP in de proceskosten in hoger beroep aan de zijde van Intracare gevallen, tot op heden begroot op
€ 205 wegens verschotten en op € 1156,50 wegens salaris procureur.
Dit arrest is gewezen door mrs. Koster-Vaags, Drijkoningen en Den Hartog Jager, raadsheren en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 17 juni 2003.