ECLI:NL:GHSHE:2003:AF9533

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 mei 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
11988
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
  • Hendriks
  • D. de Jonge
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op verzoek schadevergoeding ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering

Op 21 mei 2003 heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding op basis van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering. Het verzoek was ingediend door een verzoeker die domicilie had gekozen ten kantore van mr. D. Duijvelshoff. Het hof heeft kennisgenomen van de conclusie van de advocaat-generaal, die het verzoek tot schadevergoeding afwees. De verzoeker was niet verschenen, maar zijn advocaat was wel aanwezig tijdens de behandeling van de zaak op 23 april 2003.

Het hof overwoog dat het verzoek tijdig was ingediend en dat het hof bevoegd was om het verzoek te behandelen, aangezien er geen andere rechterlijke instantie meer betrokken was bij de zaak. De voorzitter van het hof oordeelde dat de term "zaak" in de context van artikel 591a ook de procedure ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering omvat, omdat deze in rechtstreeks verband staat met de strafzaak. Het hof concludeerde dat een beklaagde die niet wordt vervolgd gelijkgesteld moet worden met een gewezen verdachte.

De zaak tegen de verzoeker was geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. Het hof oordeelde dat de verzoeker recht had op rechtsbijstand en dat de opgegeven kosten van Eur. 2061,72, die voldoende waren onderbouwd, niet als bovenmatig konden worden aangemerkt. De voorzitter besloot daarom om de verzoeker een schadevergoeding toe te kennen van Eur. 2061,72, inclusief de kosten voor het indienen en behandelen van het verzoekschrift.

Uitspraak

ov-nummer: 11988
klachtnummer: 02.0079
uitspraakdatum: 21 mei 2003
GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
BESLISSING OP VERZOEK SCHADEVERGOEDING EX ARTIKEL 591a VAN HET WETBOEK VAN STRAFVORDERING
Beslissing van het door de voorzitter daartoe aangewezen lid van het gerechtshof op het op 24 januari 2003 ter griffie van dit hof ingediende verzoek van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
te dezer zake domicilie kiezende ten kantore van mr. D. Duijvelshoff,
Het verzoek strekt tot toekenning van een vergoeding uit 's Rijks kas ter zake van de kosten van een raadsman als bedoeld in artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering.
Het onderzoek van de zaak
Het verzoek is op 23 april 2003 door de raadkamer in het openbaar behandeld.
Het hof heeft kennis genomen van de conclusie van de advocaat-generaal. De verzoeker, ofschoon behoorlijk opgeroepen, is niet verschenen. Wel verschenen is de advocaat van verzoeker.
De conclusie van de advocaat-generaal strekt tot afwijzing van het verzoek.
De beoordeling
Het verzoek is tijdig ingediend.
Ten aanzien van de vraag, welk gerecht bevoegd is van het verzoek kennis te nemen, overweegt het hof het volgende. Artikel 591, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering bepaalt dat de vaststelling van de vergoeding geschiedt bij het gerecht in feitelijke aanleg, waarvoor de zaak tijdens de beëindiging daarvan werd vervolgd.
In deze zaak werd door [klager] bij het hof een klaagschrift ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering ingediend, met het verzoek dat het hof het openbaar ministerie zou bevelen over te gaan tot de vervolging van beklaagde, thans zijnde verzoeker. Deze laatste werd door het hof opgeroepen teneinde hem in de gelegenheid te stellen opmerkingen te maken als bedoeld in artikel 12e van het Wetboek van Strafvordering. Nadat het hof verzoeker als toenmalig beklaagde en diens advocaat had gehoord, heeft het hof het beklag afgewezen.
ov-nummer: 11988
klachtnummer: 02.0079
uitspraakdatum: 21 mei 2003
Nu na het horen van beklaagde door het gerechtshof geen andere rechterlijke instantie zich meer over deze zaak heeft gebogen en er ook van de zijde van het openbaar ministerie geen stappen meer zijn gezet, is de zaak geëindigd en is de voorzitter van het hof bevoegd om over het verzoek te oordelen.
Onder het begrip "zaak" ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering dient niet alleen te worden verstaan de strafvervolging. Het hof oordeelt dat een procedure ex artikel 12 en volgende van het Wetboek van Strafvordering eveneens binnen het bereik van deze term valt nu deze in rechtstreeks verband staat met de strafzaak. Het hof is van oordeel dat –in het kader van een verzoek tot schadevergoeding als het onderhavige- een beklaagde die niet wordt vervolgd gelijk moet worden gesteld met een gewezen verdachte. Het hof vindt voor dit oordeel steun in de omstandigheid dat het Wetboek van Strafvordering in artikel 12g aan beklaagde een zwijgrecht toekent waarop hij, voordat hij wordt gehoord, moet worden gewezen, terwijl artikel 29 van genoemd wetboek ten aanzien van de verdachte een identiek zwijgrecht en een identieke cautieplicht formuleert.
Uit de gedingstukken blijkt dat de zaak tegen verzoeker is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Uit de aard van de onderwerpelijke zaak vloeit de wenselijkheid voor verzoeker voort om zich van rechtsbijstand te voorzien. De opgegeven kosten worden genoegzaam gestaafd door de overgelegde declaratie en het beloop daarvan valt - mede gelet op omvang en verloop van de strafzaak - niet als bovenmatig aan te merken. Aan de hand van deze norm komt ter zake van kosten van rechtsbijstand een bedrag van Eur. 2061,72 voor vergoeding in aanmerking. In dit bedrag is inbegrepen de vergoeding voor het indienen en de behandeling van onderhavig verzoekschrift.
ov-nummer: 11988
klachtnummer: 02.0079
uitspraakdatum: 21 mei 2003
De beslissing
De voorzitter:
Kent aan verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding toe ten bedrage van Eur. 2061,72 (zegge: tweeduizend eenenzestig euro en tweeënzeventig cent)
Aldus beslist door mr. Hendriks, als voorzitter,
in tegenwoordigheid van dhr. de Jonge, als griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
21 mei 2003.
De voorzitter beveelt de tenuitvoerlegging van deze beslissing en gelast de
griffier van dit hof aan verzoeker te betalen het bedrag van Eur. 2061,72 op [rekeningnummer].