ECLI:NL:GHSHE:2003:AF8343
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- M. Bergkotte
- A. van Zon
- J. de Bruijne
- Rechtspraak.nl
Nietigheid van de inleidende dagvaarding in drugszaken door onduidelijke tenlastelegging
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 april 2003 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Maastricht. De verdachte was eerder veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, maar had hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. De tenlastelegging in de zaak was gericht op de uitvoer van heroïne en cocaïne naar Duitsland en Frankrijk, maar het hof oordeelde dat de tenlastelegging niet voldeed aan de vereisten van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. De onduidelijkheid in de dagvaarding maakte het voor de verdachte onmogelijk om zich adequaat te verdedigen, wat leidde tot de conclusie dat het gerechtshof niet in staat was om een behoorlijk onderzoek te verrichten. Het hof heeft daarom de inleidende dagvaarding nietig verklaard, waarmee het eerdere vonnis werd vernietigd. De uitspraak benadrukt het belang van een duidelijke en begrijpelijke tenlastelegging in strafzaken, vooral in complexe drugszaken waar meerdere feiten en verdachten betrokken zijn. Het hof heeft de zaak behandeld in een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de voorzitter en de raadsheren de argumenten van zowel de advocaat-generaal als de verdediging hebben gehoord. De uitspraak is gedaan in het openbaar en ondertekend door de rechters en de griffier.