ECLI:NL:GHSHE:2003:AF7265

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 maart 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C0100934-MA
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Brandenburg
  • A. de Kok
  • M. de Klerk-Leenen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid en niet-ontvankelijkheid in hoger beroep bij schadevordering door Oriflame c.s. tegen Birkart c.s.

In deze zaak, gewezen door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 maart 2003, gaat het om een hoger beroep van Oriflame c.s. tegen Birkart c.s. De appellanten, bestaande uit Oriflame Trading Limited, Oriflame Management N.V. en Oriflame Russia A/O, hebben in eerste aanleg een vordering ingesteld wegens schade die zou zijn ontstaan door het niet afleveren van een zending cosmetica in Rusland. De rechtbank had in een eerder vonnis geoordeeld dat de appellanten niet voldoende bewijs hadden geleverd voor hun vordering, en dat de moedermaatschappij niet aansprakelijk kon worden gesteld zonder bewijs van intensieve betrokkenheid bij het beleid van de dochtermaatschappij.

De appellanten hebben in hun hoger beroep verschillende grieven aangevoerd, waaronder de stelling dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat er geen bewijslevering nodig was. Het hof heeft echter geoordeeld dat de appellanten niet-ontvankelijk zijn in hun hoger beroep, omdat het eerdere vonnis van de rechtbank een interlocutoir vonnis was en er geen uitdrukkelijk dictum was dat een einde maakte aan het geschil. Dit betekent dat de appellanten niet in hun beroep konden worden ontvangen, en het hof heeft de zaak terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling.

Het hof heeft de proceskosten van het hoger beroep voor rekening van de appellanten gesteld, die als in het ongelijk gestelde partij zijn aangemerkt. De uitspraak benadrukt het belang van een duidelijk dictum in vonnissen en de voorwaarden waaronder hoger beroep kan worden ingesteld.

Uitspraak

typ. LG/JZ
rolnr. C0100934/MA
ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH,
vijfde Kamer, van 20 maart 2003,
gewezen in de zaak van:
de rechtspersonen naar het recht van de staat van hun respectievelijke vestiging
1. ORIFLAME TRADING LIMITED,
gevestigd te Dublin (Ierland),
2. ORIFLAME MANAGEMENT N.V.,
gevestigd te Waterloo (België),
3. ORIFLAME RUSSIA A/O,
gevestigd te Moskou (Rusland),
appellanten,
procureur: mr. J.E. Lenglet,
t e g e n:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BIRKART INTERNATIONAL FORWARDING,
gevestigd te Venlo,
2. de rechtspersoon naar het recht van het Verenigd Koninkrijk BIRKART INTERNATIONAL FORWARDING LIMITED,
gevestigd te South Ruislip, Middlesex (Engeland),
geïntimeerden,
procureur: mr. G.D. Noordijk,
op het bij exploot van 27 juli 2001 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank te Maastricht tussen appellanten als eiseressen in conventie, tevens verweersters in (voorwaardelijke) reconventie en geïntimeerden als gedaagden, tevens eiseressen in (voorwaardelijke) reconventie, onder zaaknummer/rolnummer 47728/HA ZA 99-429 gewezen tussenvonnis van 10 mei 2001.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst hiervoor naar het vonnis, waarvan beroep, en het daaraan voorafgegane vonnis van de rechtbank van 2 maart 2000.
2. Het geding in hoger beroep
Het verloop van het geding blijkt uit de volgende voor uitspraak overgelegde, als hier ingelast te beschouwen stukken:
- de appèldagvaarding van 27 juli 2001;
- de memorie van grieven, met drie producties;
- de memorie van antwoord.
Appellanten concluderen dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - opnieuw rechtdoende:
primair: de door appellanten in eerste instantie ingestelde vordering alsnog en volledig zal toewijzen, althans
subsidiair: Birkart zal opdragen te bewijzen dat bij haar het bewustzijn (vereist voor volledige aansprakelijkheid/doorbreking van de limiet van art. 29 CMR) ontbrak, althans
meer subsidiair: Birkart zal opdragen te bewijzen dat te dezen sprake was van feiten en/of omstandigheden welke zij niet heeft kunnen voorkomen en waarvan zij de gevolgen niet heeft kunnen verhinderen als bedoeld in art. 17 lid 2 CMR-Verdrag,
verzoekende appellanten (indien en in zoverre het primair gevorderde niet voor toewijzing vatbaar zou zijn) het hof de procedure aan zich te houden en te zijner tijd aldus ten principale in hoogste instantie uitspraak te doen (welk verzoek niet in de laatste plaats uit overwegingen van proceseconomie wordt gedaan), een en ander met veroordeling van geïntimeerden in de kosten van beide instanties.
Geïntimeerden hebben geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van appellanten in hun beroep, althans tot verwerping daarvan met bekrachtiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van appellanten, bij arrest uitvoerbaar bij voorraad, hoofdelijk in de kosten van het hoger beroep.
3. De gronden van het hoger beroep
De grieven van appellanten luiden:
GRIEF I
Ten onrechte heeft de arrondissementsrechtbank in het bestreden vonnis na vastgesteld te hebben dat zij bevoegd is, óók ten aanzien van 'Birkart Limited', sub 3.2. o.m. overwogen als volgt:
"Echter voor aansprakelijkheid van een moedermaatschappij is voorwaarde dat de moeder zich intensief heeft bezig gehouden met het beleid van de dochter. Nu Oriflame c.s. geen feiten en omstandigheden hebben aangevoerd waaruit zulks blijkt, en zulks wel op hun weg had gelegen, zal de vordering jegens Birkart
Limited worden afgewezen. Voor bewijslevering is bijgevolg geen plaats".
GRIEF II
Ten onrechte heeft de arrondissementsrechtbank in het bestreden vonnis, na sub 3.7. het standpunt van geïntimeerden te hebben samengevat, sub 3.8. o.m. overwogen als volgt:
"Op grond van het voren overwogene en dan met name gelet op de stempels op de vrachtbrief en het vermoedelijke feit dat een persoon zich heeft gelegitimeerd als de op de vrachtbrief vermelde contactpersoon van Oriflame Russia, [contactpersoon], acht de rechtbank voorshands aannemelijk dat de lading aan de geadresseerde is geleverd".
GRIEF III
Ten onrechte heeft de arrondissementsrechtbank sub 3.10. o.m. overwogen als volgt:
"Daarbij wordt reeds thans het volgende opgemerkt. Op de vrachtbrief is weliswaar door Oriflame c.s. een losadres opgenomen, maar kennelijk heeft de vervoerder tevens de instructie gekregen om telefonisch contact op te nemen, waarvoor hem een speciaal telefoonnummer was gegeven. In die situatie was de chauffeur gehouden die instructies te volgen.
Nu zich bovendien op dat telefoonnummer de op de vrachtbrief genoemde contactpersoon meldde die hem vervolgens instructie gaf mee te rijden met de persoon die de chauffeur had benaderd bij het afgesproken douaneterrein, kan de chauffeur niet verweten worden dat hij op instructie van deze persoon naar een adres is gereden, welk adres wellicht niet het overeengekomen losadres was. Immers naar het oordeel van de rechtbank gaat het in zijn algemeenheid te ver om van de (chauffeur van de) vervoerder te verlangen dat deze zelfstandig onderzoek doet naar de bevoegdheid van een persoon die zich op het (door de opdrachtgever opgegeven) telefoonnummer meldt, die zich voorts legitimeert als de persoon die als contactpersoon is opgegeven in de vrachtbrief en die voorts voor de correcte afwikkeling van de formaliteiten zorgdraagt. Slechts in bijzondere door de ladingbelanghebbenden aannemelijk te maken omstandigheden kan dat anders zijn".
4. De beoordeling
4.1. Het hoger beroep is ingesteld bij dagvaarding van
27 juli 2001 en mitsdien binnen de termijn van drie maanden na het vonnis van de rechtbank van 10 mei 2001, waarvan beroep.
4.2. Appellanten zullen hierna worden aangeduid als respectievelijk Oriflame Ltd., Oriflame Management en Oriflame Russia, dan wel (tezamen) als Oriflame c.s.; geïntimeerden als respectievelijk Birkart B.V. en Birkart Ltd., dan wel (tezamen) als Birkart c.s.
4.3. Het geschil betreft de schadevordering wegens en aansprakelijkheid voor schade, die volgens Oriflame c.s. is ontstaan door het, naar zij stellen, niet-afleveren te bestemder plaatse in Rusland van een in opdracht van Oriflame Ltd. vervoerde zending cosmetica, op welk vervoer van toepassing is het Verdrag betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg (CMR). Terzake van dat vervoer was een CMR-vrachtbrief opgemaakt, gedateerd Venlo 11 februari 1998, waarin Oriflame Ltd. als afzender vermeld stond in vakje 1, en Oriflame Russia als geadresseerde in vakje 2, met in vakje 13 als instructie van de afzender ten aanzien van het afleveringsadres:
"Delivery adress:
ORIFLAME WAREHOUSE
TIKHORETSKI BULVAR, 1
MOSCOW, RUSSIA
CONT.: [contactpersoon]".
Birkart B.V. stond in vakje 16 als de vervoerder vermeld; in vakje 23 de naam van een blijkens de stukken kennelijk bij het transport betrokken feitelijke vervoerder, die in de onderhavige procedure inmiddels geen procespartij meer is.
4.4. Nadat partijen in eerste aanleg over en weer geconcludeerd hadden in conventie tot en met dupliek en daarna nog een akte in conventie, en in (voorwaardelijke) reconventie eveneens tot en met dupliek, heeft de rechtbank te Maastricht vonnis gewezen, uitgesproken op 10 mei 2001, waarvan het dictum luidt:
"De rechtbank:
in conventie
laat Oriflame c.s. toe om door alle middelen rechtens, allereerst door middel van getuigen, te bewijzen dat de onderhavige lading niet aan de geadresseerde, Oriflame Russia, is geleverd;
bepaalt dat het getuigenverhoor zal worden gehouden in gerechtsgebouw enz. ............;
verwijst de zaak naar de rol van 7 juni 2001 voor ...... opgave aan de zijde van beide partijen;
in conventie en in voorwaardelijke reconventie
- bepaalt dat tegen dit vonnis geen hoger beroep kan worden ingesteld dan tegelijk met het eindvonnis;
- houdt iedere verdere beslissing aan."
4.5. Tegen dat vonnis zijn Oriflame c.s. niettemin in hoger beroep gekomen. Birkart c.s. hebben daartegen verweer gevoerd, primair aanvoerende dat Oriflame c.s. in dat hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard dienen te worden nu, aldus Birkart c.s., de rechtbank in haar vonnis niet door een uitdrukkelijk dictum een einde gemaakt heeft aan het geschil omtrent enig deel van het gevorderde.
4.6. Het hoger beroep is ingesteld bij exploot van 27
juli 2001, zodat ten deze het burgerlijk procesrecht inzake hoger beroep zoals dat van kracht was tot 1 januari 2002 dient te worden toegepast.
4.7. Dat brengt mede, dat Oriflame c.s. in hun beroep niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Immers er is in het vonnis van 10 mei 2001, zoals Birkart c.s. terecht aanvoeren, geen sprake van enig uitdrukkelijk dictum waarbij in dit proces omtrent enig onderdeel van het gevorderde een einde wordt gemaakt. Het is een interlocutoir vonnis, en ingevolge art. 337 lid 2 Rv. (oud) stond het de rechter in eerste aanleg vrij te bepalen dat van dat vonnis hoger beroep niet anders dan tegelijk met beroep tegen het eindvonnis zal mogen worden ingesteld.
Anders dan Oriflame c.s. aanvoeren heeft dat niet tot gevolg dat een partij, die niet desondanks in appèl komt tegen zodanig vonnis vanwege daarin opgenomen overwegingen, geacht zou worden in al hetgeen de rechter in eerste aanleg in zijn overwegingen heeft neergelegd, reeds in dat stadium te hebben berust.
Dat een partij mogelijk in een lastige bewijspositie komt te verkeren door het oordeel van de rechter over de bewijslast(verdeling) maakt dat niet anders.
4.8. Oriflame c.s. zijn derhalve als gezegd in hun beroep niet-ontvankelijk. De aangevoerde grieven behoeven daardoor geen verdere bespreking, en met name ook niet het 'verzoek' van Oriflame c.s. aan het hof om de procedure aan zich te houden en ten principale in hoogste instantie uitspraak te doen.
Zodanig verzoek moet reeds daarom van de hand gewezen worden omdat er geen sprake is van vernietiging van het (interlocutoire) vonnis van de rechtbank en overigens de zaak niet in staat van wijzen is. De zaak zal worden terugverwezen naar de rechtbank ter verdere behandeling en beslissing.
4.9. Het hof zal Oriflame c.s. als de in dit hoger beroep in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de kosten van het hoger beroep.
5. De beslissing
Het hof:
verklaart Oriflame c.s. niet-ontvankelijk in hun hoger beroep;
verwijst de zaak terug naar de rechtbank te Maastricht, ter verdere behandeling en beslissing;
veroordeelt Oriflame c.s. in de proceskosten van dit hoger beroep, aan de zijde van Birkart c.s. bepaald op
€ 2.718,14 aan verschotten en € 2.814,= aan salaris voor de procureur en verklaart deze uitspraak voor wat de proceskosten betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mrs. Brandenburg, De Kok en De Klerk-Leenen en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 20 maart 2003.