4.1. Het geschil tussen partijen betreft het navolgende.
Op 19 april 1995 is [appellante], geboren op [geboortedatum] en toen derhalve 12 jaar oud, lopende op het verharde voetpad gelegen tussen de [straatnaam] en [straatnaam] te Oss ten val gekomen ter hoogte van de daar gevestigde praktijk van de fysiotherapeut [fysiotherapeut]. [appellante] woonde daar sinds vijf jaar vlakbij om de hoek. Zij liep in de richting van [straatnaam] aan de voor haar rechterzijde van het pad en was op weg naar dansles.
Ter hoogte van de genoemde praktijk kwam [appellante] een fietser tegemoet, die zij tevoren niet had gezien. Uit een schrikreactie deed [appellante] een stap opzij naar rechts, waarbij zij met haar linkerbeen over haar rechterbeen heenstapte. Haar linkerbeen kwam daardoor terecht in een kuil op het zanderige gedeelte rechts naast het voetpad. [appellante] verdraaide daarbij haar linkerknie, is gevallen, en zelf weer opgestaan. De linkerknie was direct zeer pijnlijk en gezwollen. [appellante] is strompelend en half hinkelend naar huis teruggegaan.
[appellante] is na het ongeval volledig rolstoelgebonden geraakt. Op 15 juni 1997 heeft de chirurg-traumatoloog
[chirurg] een medisch rapport opgesteld ter beoordeling van de mate van blijvende functionele invaliditeit van [appellante]. [chirurg] is van oordeel dat de door hem vastgestelde klachten en afwijkingen geheel en uitsluitend een gevolg zijn van het ongeval op 19 april 1995. Hij constateert een posttraumatische sympatische reflexdystrofie en acht daarin een relatieve eindtoestand bereikt. Hij acht [appellante] voor 66% blijvend functioneel invalide.
[appellante] liep zeer regelmatig over het voetpad en kwam dan altijd wel een of meerdere fietsers tegen. Meestal hoefde zij daar niet voor opzij te gaan.
Het voetpad bestond in 1995 uit een betegeld pad, zes vierkante stoeptegels breed, afgezet met smalle trottoirbanden, aan de (gezien vanuit de looprichting van
[appellante]) rechterkant waarvan een brede strook zandgrond met wat gras - oorspronkelijk een grasveldje - lag. Over het pad en de naastgelegen zanderige grond werd, ondanks het feit dat het hier een voetpad betreft, regelmatig met auto's - waaronder taxi's met patiënten voor de fysiotherapiepraktijk en klanten van de nabijgelegen supermarkt - gereden, geparkeerd en gedraaid, omdat auto's niet verder door konden rijden.
[fysiotherapeut] heeft de gemeente sinds 1980 vele malen gebeld en geschreven over het voetpad. Dat betrof aanvankelijk parkeerproblemen en sinds 1983 of 1984 de algemene veiligheidssituatie daar: verlichting, begroeiing, kuilen, en oneffenheden op het voetpad. Vanaf 1985 zijn tussen [fysiotherapeut] en de gemeente een aantal oplossingen aan de orde geweest, maar de plannen zijn om verschillende redenen niet doorgegaan.
Bij brief van 9 februari 1983 aan de gemeente heeft [fysiotherapeut], gebruik makend van de geboden mogelijkheid om te reageren op een door de gemeente voorgenomen wijziging van de bestaande situatie rond het voetpad, erop gewezen dat de situatie gevaarlijk is en dat dat opgelost zou kunnen worden door spiegels, borden en het wegkappen van wat groen.
[fysiotherapeut] heeft de gemeente op 19 oktober 1993 aangeschreven en gewezen op de gebrekkige situatie rond het pad (gevaarlijk parkeren, te smalle oprit die zowel door auto's, fietsers, als wandelaars wordt gebruikt, gevaarlijke uitrit, geen openbare verlichting).
Bij brief van 4 november 1994 heeft de gemeente aan [fysiotherapeut] bericht, dat zij de groenstrook ter plaatse zoveel mogelijk wil handhaven en dat zij een onderzoek instelt naar de parkeerdruk daar, dat ter bescherming van voetgangers een voetgangerssluisje geplaatst zal worden om auto's te weren en de doorgang voor fietsers te belemmeren, zodat gebruik van het trottoir door fietsers ontmoedigd wordt, en dat de groenstrook daarna in de oorspronkelijke staat zal worden gebracht, waartoe dit in het uitvoeringsprogramma 1997 is opgenomen.
Bij brief van 19 september 1995 heeft de gemeente aan [fysiotherapeut] een aanbod gedaan voor een huurovereenkomst van een stuk van de betreffende grond om daar parkeerplaatsen op aan te leggen, met een tegemoetkoming in de kosten daarvan. De gemeente heeft daarvan op 19 februari 1995 een tekening laten maken. De parkeerplaatsen zijn eind 1995 aangelegd en de gemeente heeft toen het door haar zelf in gebruik gehouden deel van het terrein ook opgeknapt (egaliseren, openbaar groen aanleggen, hindernis voor fietsers - en dus ook voor auto's - aanbrengen).