ECLI:NL:GHSHE:2003:AF5857

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 maart 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
20.004571.02 O.W.V.
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Mr. De Lange
  • Mrs. Harmsen
  • Mr. Van de Loo
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in hennepkwekerijzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 maart 2003 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de politierechter. De verdachte, die in november 2001 400 hennepplanten had geoogst, werd geconfronteerd met een ontnemingsmaatregel. Het hof oordeelde dat de vordering van het Openbaar Ministerie in beginsel kon worden toegewezen. Bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel hanteerde het hof verschillende uitgangspunten, waaronder de gemiddelde opbrengst per plant en de kosten die de verdachte had gemaakt voor de hennepkwekerij. Het hof kwam tot de conclusie dat het netto wederrechtelijk verkregen voordeel geschat moest worden op een bedrag van Eur. 17.745,28. De verdachte had aangevoerd dat hij slechts een bedrag van f. 7.000,-- had ontvangen uit de verkoop van de plantjes, maar dit verweer werd door het hof als onvoldoende onderbouwd afgewezen. Het hof vernietigde de eerdere uitspraak en legde de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van het geschatte bedrag, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij gebreke van betaling.

Uitspraak

parketnummer : 20.004571.02
uitspraakdatum : 14 maart 2003
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
A R R E S T (O.W.V.)
op het hoger beroep, ingesteld tegen de uitspraak ex art. 36e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht van de politierechter in de rechtbank te 's-Hertogenbosch van 10 april 2002 onder parketnummer 01/036057-02, tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum],
wonende te [adres],
hierna te noemen: verdachte.
Het hoger beroep
De verdachte heeft tijdig tegen genoemde uitspraak hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.
De beslissing waarvan beroep
De beroepen beslissing zal worden vernietigd omdat het hof zich daarmee niet kan verenigen.
De beoordeling
Verdachte is bij arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch d.d. 14 maart 2003 [parketnummer] veroordeeld ter zake dat:
1. hij in de periode van [pleegdatum] te [pleegplaats] opzettelijk heeft geteeld een hoeveelheid hennep (408 planten), zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2. hij in de periode van [pleegdatum] te [pleegplaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom toebehorende aan [benadeelde].
Ingevolge het bepaalde in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht moet worden onderzocht of, en zo ja in hoeverre, verdachte wederrechtelijk voordeel -waaronder begrepen besparing van kosten- heeft verkregen door middel van of uit de baten van het bewezen verklaarde.
De door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Het hof hanteert als bewijsmiddelen de bewezenverklaring uit het hiervoor genoemde arrest.
De redengeving van de op te leggen maatregel
Het hof ontleent aan de inhoud van voormelde bewijsmiddelen het oordeel, dat de verdachte door middel van het begaan van voormelde feiten een voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht heeft gehad.
De strekking van de maatregel van ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel is, blijkens de wetsgeschiedenis, te bewerkstelligen dat datgene dat de veroordeelde aan door een strafbaar feit verkregen profijt heeft verworven, weer aan hem wordt ontnomen.
Het hof is van oordeel dat de vordering van het Openbaar Ministerie in beginsel kan worden toegewezen.
Het hof hanteert bij de bepaling van het genoten voordeel de volgende uitgangspunten:
- verdachte heeft in eerste aanleg bij de politierechter verklaard in november 2001 400 hennepplanten te hebben geoogst, welke plantjes hij voor f. 4,-- per stuk heeft gekocht. Verder heeft verdachte verklaard dat voor Eur. 100,-- groeistof is gebruikt;
- de gemiddelde oogst per plant bedraagt volgens ervaringsregels 22 gram;
- de gemiddelde verkoopprijs per gram hennep bedraagt volgens ervaringsregels f. 5,--;
- uit de factuur van [benadeelde] d.d. 29 januari 2002 blijkt dat verdachte een bedrag van Eur. 1.900,37 moet betalen. Verdachte heeft aangegeven dit bedrag reeds te hebben betaald. Het hof neemt van voornoemde rekening in aanmerking de ontvreemde electriciteit, inclusief de energiebelasting en de BTW, voorzover deze zijn toe te rekenen aan de 1e cyclus, de eerste oogst. Het hof schat deze kosten op Eur. 1.000,--;
- uit de factuur van [betrokkene] blijkt dat verdachte een bedrag van Eur. 3.952,65 heeft besteed aan goederen om de hennepkwekerij op te zetten, zijnde investeringskosten. Het hof houdt met een deel van dat bedrag rekening. Gelet op een gebruikelijke afschrijvingstermijn van drie jaar en een gemiddelde van 4 oogsten per jaar, acht het hof 10% van dat bedrag, te weten Eur. 395,--, redelijk.
Het hof komt aldus tot de volgende berekening van het bruto wederrechtelijk verkregen voordeel:
- 400 planten x 22 gram = 8800 gram x f. 5,-- = f. 44.000
Verder gaat het hof uit van de volgende kostenpost:
- 400 planten x f. 4,-- = f. 1.600,--
De bruto opbrengst minus de inkoopprijs van de planten bedraagt
f. 42.400,--, oftewel Eur. 19.240,28.
De overige kosten voor verdachte bedragen:
- Eur. 100,-- (groeikosten);
- Eur. 1.000,-- (kosten essent);
- Eur. 395,-- (investeringskosten).
Op grond van het vorenstaande stelt het hof het bedrag waarop het netto wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op een bedrag van Eur. 17.745,28.
Het verweer van verdachte dat hij slechts een bedrag van f. 7.000,-- heeft ontvangen uit de verkoop van de plantjes, is naar het oordeel van het hof onvoldoende onderbouwd en derhalve niet aannemelijk geworden. Het hof ziet daarom geen reden om af te wijken van de gehanteerde gemiddelde opbrengst en zal het eerder berekende bedrag als door verdachte genoten voordeel aanmerken.
Aangezien het hof andere uitgangspunten heeft gehanteerd bij de berekening van het geschatte ontnemingsbedrag, stelt het hof een hoger ontnemingsbedrag vast dan door de advocaat-generaal gevorderd.
De toegepaste wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 24d en 36e van het Wetboek van Strafrecht.
B E S L I S S I N G :
Het hof:
Vernietigt de uitspraak waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op Eur. 17.745,28.
Legt aan verdachte voornoemd, de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van Eur. 17.745,28 (zegge: zeventienduizendzevenhonderdvijfenveertig euro en achtentwintig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 223 dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door Mr. De Lange, als voorzitter
Mrs. Harmsen en Van de Loo, als raadsheren
in tegenwoordigheid van Mr. Van der Velden, als griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 maart 2003.
U I T D R A A I G E G E V E N S 1e A A N L E G
zaaknr.: 02
tijd : 09.30
rolnummer: 20.004571.02O.W.V.
verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum],
wonende te [adres],
Is bij vonnis van de politierechter in de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch van 10 april 2002 ter zake van:
veroordeeld tot:
legt aan verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een geldbedrag ter grootte van Eur. 13.385,-- (dertienduizend driehonderdvijfentachtig euro) subsidiair honderdtwintig dagen hechtenis ter ontneming van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel dat hij door middel van of uit de baten van de feiten heeft verkregen;