2.1. Voor de inhoud van de grieven verwijst het hof naar het dienaangaande in de memorie van [appellanten] gestelde.
2.2. Nu de vaststelling van feiten door de rechtbank in overweging 2
in het aangevallen vonnis van 30 september 1999 noch door grieven noch anderszins bestreden is, zal ook het hof van die feiten uitgaan.
2.3. Het gaat in deze zaak, kort gezegd, om het volgende.
a. [appellanten] hebben in december 1997 van Sicamus hortensia's gekocht en ontvangen voor een totaalbedrag van ƒ 41.413,95.
b. Sicamus heeft aan [appellanten] voor dit bedrag een factuur gezonden, gedateerd 2 december 1997.
c. Omstreeks 3 juli 1998 hebben [appellanten] een bedrag van ƒ 22.102,95 op deze factuur voldaan. Het restantbedrag van ƒ 19.311,00 is door [appellanten] onbetaald gelaten.
d. Sicamus heeft betaling gevorderd van bovengenoemd restantbedrag. Daarnaast heeft zij - met een beroep op haar algemene voorwaarden - betaling gevorderd van contractuele rente en een forfaitaire verhoging. Voorts heeft zij - na vermeerdering van eis - betaling gevorderd van de kosten van vertaling van haar algemene voorwaarden.
e. [appellanten] hebben zich op het standpunt gesteld dat zij als gevolg van een toerekenbare tekortkoming van Sicamus schade hebben geleden tot een bedrag van ƒ 21.378,84 exclusief kosten en hebben met een beroep op verrekening de verschuldigdheid van het restantbedrag van ƒ 19.311,00 betwist.
Daarnaast hebben zij betoogd dat de algemene voorwaarden van Sicamus niet van toepassing zijn en dat zij om die reden de gevorderde contractuele rente en forfaitaire verhoging niet zijn verschuldigd.
f. De rechtbank heeft de vordering van Sicamus - zoals die bij inleidende dagvaarding was gevorderd - toegewezen.
2.4. Grief I stelt de vraag aan de orde of de algemene voorwaarden van Sicamus deel uitmaken van de koopovereenkomst van december 1997. [appellanten] beroepen zich er onder meer op dat hun geen redelijke mogelijkheid is geboden om voorafgaande aan het sluiten van de overeenkomst van de voorwaarden kennis te nemen.
2.5. Het hof stelt voorop dat voor de inhoud van de koopovereenkomst en derhalve ook voor de toepasselijkheid van algemene voorwaarden bepalend is het Verdrag der Verenigde Naties inzake internationale koopovereenkomsten betreffende roerende zaken (verder: het Verdrag of CISG).
2.6. Het Verdrag gaat voor de totstandkoming van overeenkomsten uit van het model van aanbod en aanvaarding en kent geen afzonderlijke bepalingen over de toepasselijkheid van algemene voorwaarden. De algemene voorwaarden van Sicamus zijn derhalve slechts van toepassing voor zover die toepasselijkheid door Sicamus bij haar aanbod is bedongen en dat aanbod door [appellanten] is aanvaard. Het is een vraag van uitleg van het Verdrag of in dit verband noodzakelijk is dat de algemene voorwaarden voor of bij het sluiten van de overeenkomst door Sicamus aan [appellanten] ter hand waren gesteld, dan wel [appellanten] op andere wijze kennis konden nemen van de inhoud van die voorwaarden. Bij die uitleg dient ingevolge artikel 7 CISG te worden gelet op het internationale karakter van het verdrag en met de noodzaak van eenvormigheid in de toepassing ervan; die uitleg dient bovendien de naleving van de goede trouw in de internationale handel te bevorderen.
2.7. Het internationale karakter van het Verdrag en de noodzaak van eenvormigheid in de toepassing ervan brengt mee dat van groot gewicht is hoe bedoelde vraag wordt beantwoord in het recht van de landen die partij zijn bij het Verdrag en wat als gemeenschappelijke principes van de diverse rechtstelsels kan worden beschouwd.
De Unidroit Principles of International Commercial Contracts (1994) - die mede zijn bedoeld om behulpzaam te zijn bij de uitleg van het Verdrag - laten zich in de toelichting op artikel 2.20 wel uit over de vraag of voor aanvaarding nodig is dat de wederpartij van de gebruiker van de voorwaarden de inhoud van de voorwaarden kent, maar niet over de vraag of wezenlijk is dat de wederpartij een redelijke mogelijkheid heeft gehad om de voorwaarden te kennen en of de goede trouw meebrengt dat de gebruiker van de voorwaarden het initiatief neemt om die mogelijkheid aan zijn wederpartij te bieden, bijvoorbeeld door de voorwaarden voor of bij het sluiten van de overeenkomst ter hand te stellen, en het antwoord op de eerste vraag is niet zonder meer beslissend voor de laatste.
2.8. Artikel 2:104 van de Principles of European Contract Law (2000),
een document afkomstig van een commissie van juristen uit een groot aantal landen die partij zijn bij het Verdrag (tevens EU-lidstaten) - waaronder Frankrijk en Nederland - houdt in het eerste lid in dat algemene voorwaarden alleen dan ingeroepen kunnen worden tegenover een wederpartij die de inhoud van de voorwaarden niet kent, indien de gebruiker van de voorwaarden "took reasonable steps to bring them to the other party's attention before or when the contract was concluded". Volgens het tweede lid van de bepaling is in dat verband onvoldoende dat in de overeenkomst naar de algemene voorwaarden is verwezen.
2.9. De zojuist genoemde regel is in grote lijnen tevens in overeenstemming met het Nederlandse en het Franse recht betreffende algemene voorwaarden en dus met het recht van de landen waaruit partijen afkomstig zijn. Het hof acht bedoelde regel verder bevorderlijk voor de naleving van de goede trouw in de internationale handel en neemt haar dan ook tot uitgangspunt voor zijn uitleg van het Verdrag.
2.10. [appellanten] hebben zich in dit geding op het standpunt gesteld dat zij de originele factuur, met daarop aan de achterzijde de algemene voorwaarden afgedrukt, eerst ongeveer 14 dagen nà levering van de hortensia's hebben ontvangen en dat zij bij levering van de hortensia's slechts een kopie factuur (ofwel de voorzijde van de factuur) hebben ontvangen, waarop de algemene voorwaarden niet stonden afgedrukt.
Sicamus heeft deze stelling van [appellanten] niet weersproken, zodat het hof van de juistheid van die stelling uitgaat.
Het voorgaande leidt tot de gevolgtrekking dat Sicamus niet tijdig - namelijk voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst - door middel van haar factuur/orderbevestiging van 2 december 1997 de algemene voorwaarden onder de aandacht van [appellanten] heeft gebracht.
2.11. Daarmee komt het hof toe aan bespreking van de stelling van Sicamus dat de algemene voorwaarden toepasselijk zijn omdat op eerdere facturen/orderbevestigingen de algemene voorwaarden aan de achterzijde stonden afgedrukt. Sicamus heeft in appèl volstaan met verwijzing naar haar bij conclusie van repliek ingenomen standpunt. Aldus heeft Sicamus haar standpunt onvoldoende gemotiveerd. [appellanten] hebben de feitelijke juistheid van de stelllingen van Sicamus bij conclusie van dupliek immers gemotiveerd betwist en hebben die betwisting ook met producties onderbouwd.
2.12. Het voorgaande leidt ertoe dat niet kan worden gezegd dat de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van Simacus door [appellanten] is aanvaard, zodat die algemene voorwaarden niet van toepassing zijn. Grief I slaagt derhalve.
Dit brengt mee dat de door Sicamus - met een beroep op haar algemene voorwaarden - gevorderde rente ad ƒ 4.812,12, forfaitaire verhoging ad ƒ 8.282,79 en contractuele rente ad 1,5% per maand over ƒ 19.311,00 vanaf 26 oktober 1998 tot de dag der voldoening niet toewijsbaar zijn. De zevende grief (in de memorie van grieven abusievelijk genummerd als "Grief VI") - die mede tegen de toewijzing van deze vorderingen is gericht - slaagt in zoverre dan ook.
2.13. Grief VII richt zich daarnaast tegen de (veronderstelde) toewijzing van de door Sicamus gevorderde vertaalkosten.
Nu uit het voorgaande volgt dat Sicamus haar algemene voorwaarden ten onrechte heeft ingeroepen dienen de vertaalkosten voor haar rekening te komen. Dit betekent dat [appellanten] terecht ervan uitgaan dat de vordering in zoverre moet worden afgewezen. Het hof stelt evenwel vast dat uit het dictum van het eindvonnis volgt dat de rechtbank deze kosten niet heeft toegewezen, zodat [appellanten] geen belang hebben bij de grief.
2.14. De zesde grief richt zich tegen het oordeel van de rechtbank dat [appellanten] zich ten onrechte hebben beroepen op verrekening.
2.15. Het hof stelt voorop dat het Verdrag geen betrekking heeft op de verrekenbaarheid van vorderingsrechten en dat ingevolge artikel 4 van het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (EEG-Verbintenissenverdrag) in zoverre Frans recht van toepassing is; immers, Sicamus dient de meest kenmerkende prestatie, te weten de aflevering van de zaken (hortensia's), te verrichten.
Dit leidt ertoe dat voor verrekening alleen plaats is indien de te verrekenen vorderingsrechten liquide zijn (artikel 1291 Code Civil), dat wil zeggen dat hun bestaan onbetwist en hun omvang naar een bedrag bepaald is.
2.16. Sicamus heeft betwist dat zij toerekenbaar jegens [appellanten] is tekortgeschoten en heeft - voor zover sprake is van een tekortkoming - aangevoerd dat de vordering van [appellanten] dient te worden afgewezen omdat zij niet tijdig hebben gereclameerd althans zij geen schade hebben geleden ten gevolge van de vermeende tekortkoming. Tot slot heeft zij de juistheid van de gevorderde schade betwist.
2.17. Het voorgaande brengt mee dat niet aan het liquiditeitsvereiste is voldaan en dat verrekening niet mogelijk is. De door Sicamus gevorderde restanthoofdsom ad ƒ 19.311,00 dient om die reden te worden toegewezen.
Grief VI wordt dus verworpen.
2.18. De grieven II tot en met V betreffen - zakelijk weergegeven - de beoordeling van de vraag of [appellanten] aanspraak kan maken op schadevergoeding en meer in het bijzonder de beantwoording van de vragen of sprake is van een toerekenbare tekortkoming van Sicamus en of [appellanten] ter zake van deze tekortkoming tijdig hebben gereclameerd.
[appellanten] hebben ter zake van hun vordering geen reconventionele vordering ingesteld en hebben - nu hun verrekeningsberoep niet opgaat - derhalve geen belang bij bespreking van deze grieven.
2.19. De achtste grief (in de memorie van grieven abusievelijk genummerd als "Grief VII"), waarin wordt opgekomen tegen de veroordeling door de rechtbank, mist - behalve voorzover zij betrekking heeft op de proceskostenveroordeling - zelfstandige betekenis en behoeft geen nadere bespreking.
Het hof oordeelt dat de proceskostenveroordeling terecht is, nu [appellanten] voor wat betreft het geschil zoals dat in eerste aanleg aan de orde was, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij zijn aan te merken. De klacht wordt verworpen.
2.20. De slotsom is dat het vonnis van de rechtbank van 16 november 2000 zal worden vernietigd voor zover [appellanten] daarin tot betaling zijn veroordeeld van de rente ten bedrage van ƒ 4.812,12, de forfaitaire vergoeding ten bedrage van ƒ 8.282,79 en de contractuele rente ad 1,5% per maand over een bedrag van ƒ 19.311,00 vanaf 26 oktober 1998 tot de dag der voldoening en dat de aangevallen vonnissen - met passering van het niet ter zake dienende bewijsaanbod - voor het overige zullen worden bekrachtigd.
Nu partijen voor wat betreft het geschil in hoger beroep - dat zich
in belangrijke mate concentreerde op de vraag of de algemene voorwaarden van Sicamus van toepassing zijn - over en weer deels in het gelijk, deels in het ongelijk worden gesteld, zullen de kosten van het hoger beroep aldus worden gecompenseerd dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.