ECLI:NL:GHSHE:2002:AF5173

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 juni 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C0100629/MA
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Bod
  • Kranenburg
  • Smeenk-van der Weijden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijwaringsprocedure in bouwschadezaak met onrechtmatig nalaten

In deze zaak, gewezen door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 27 juni 2002, betreft het een hoger beroep in een vrijwaringsprocedure. De appellante, Bouwbedrijf [APPELLANTE] B.V., was betrokken bij een incident op een bouwterrein in Rotterdam, waar de zoon van de geïntimeerden, [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2], oogletsel opliep door een onveilige situatie. De rechtbank had eerder de vordering van de geïntimeerden toegewezen, waarbij zij schadevergoeding eisten van de appellante wegens onrechtmatig nalaten. De appellante vorderde op haar beurt in de vrijwaringsprocedure dat de geïntimeerden zouden worden veroordeeld tot vergoeding van de schade die zij mogelijk in de hoofdzaak zou moeten betalen.

De rechtbank had de vordering van de appellante afgewezen, wat leidde tot het hoger beroep. Het hof heeft in deze zaak de appellante gelast om de meerderjarige zoon van de geïntimeerden als formele procespartij op te roepen, zodat hij het geding kon overnemen. Het hof heeft besloten om de uitspraak in deze zaak aan te houden totdat ook de samenhangende zaak met rolnummer C01/00628 in staat van wijzen zou zijn. Dit besluit is genomen om beide zaken gelijktijdig te kunnen afhandelen, gezien de onderlinge samenhang.

De uitspraak van het hof is van belang voor de beoordeling van de aansprakelijkheid in vrijwaringsprocedures en de rol van ouders in het toezicht op hun kinderen, vooral in situaties waar onveilige omstandigheden op een bouwterrein aan de orde zijn. Het hof heeft de zaak naar de rol verwezen voor overlegging van de stukken voor uitspraak, waarbij het de bedoeling heeft om beide zaken tegelijkertijd te behandelen.

Uitspraak

typ. JS
rolnr. C0100629/MA
ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH,
vierde kamer, van 27 juni 2002,
gewezen in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BOUWBEDRIJF [APPELLANTE] B.V.,
gevestigd te [Vestigingsplaats], gemeente [Gemeente],
appellante bij exploot van dagvaarding van 3 juli 2001,
procureur: mr. J.E. Lenglet,
tegen:
1. [GEÏNTIMEERDE 1],
wonende te [woonplaats],
2. [GEÏNTIMEERDE 2],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerden bij gemeld exploot,
procureur: mr. G.D. Noordijk,
op het hoger beroep tegen het door de rechtbank te Maastricht gewezen vonnis van 5 april 2001 tussen appellante - [appellante] - als eiseres in vrijwaring en geïntimeerden - [geïntimeerden] - als gedaagden in vrijwaring.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 1999/50073)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis, alsmede naar het vonnis in het vrijwaringsincident van 1 juli 1999.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. [appellante] heeft op 11 september 2001 een memorie van grieven tevens houdende akte aanduiding procespartij genomen. Op 16 oktober 2001 heeft zij een akte rectificatie genomen en de memorie van grieven tevens houdende akte ingetrokken in verband met verwisseling van de memories van grieven in deze zaak en de zaak met rolnummer C01/00628. Voorts heeft zij de juiste memorie van grieven genomen.
2.2. Bij memorie van grieven heeft [appellante] één grief aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, kort gezegd, tot alsnog toewijzing van de vordering van [appellante].
2.3. Bij memorie van antwoord [geïntimeerden] de grief bestreden.
2.4. Partijen hebben daarna uitspraak gevraagd.
3. De gronden van het hoger beroep
Met de grief is het geschil in volle omvang aan het hof voorgelegd.
4. De beoordeling
4.1. Deze procedure betreft de vrijwaringsprocedure, behorende bij de zaak met rolnummer CO1/00628 [appellante]/[geïntimeerde 1] qq.
4.1.1. In eerste aanleg is de vordering van [geïntimeerde 1] qq in laatstgenoemde zaak toegewezen bij vonnis van 5 april 2001. [geïntimeerde 1] qq vorderde vergoeding van de door [zoon geïntimeerden] geleden materiële en immateriële schade, nader op te maken bij staat, wegens - kort gezegd - onrechtmatig nalaten van [appellante] doordat deze als hoofdaannemer van een bouwterrein had nagelaten de nodige maatregelen te treffen ter voorkoming van verwezenlijking van gevaar op het bouwterrein. [zoon geïntimeerden], zoon van [geïntimeerden], liep oogletsel op toen hij op zondag 26 mei 1996 het door [appellante] beheerde bouwterrein aan [plaats bouwterrein] te Rotterdam betrad en aan een aan een steiger hangende rubberstrip trok, die losschoot en in het oog van [zoon geïntimeerden] terecht kwam.
4.1.2. In de onderhavige vrijwaringsprocedure heeft [appellante] gevorderd dat [geïntimeerde 1] en haar ex-echtgenoot [geïntimeerde 2] wegens onrechtmatig handelen, kort gezegd inhoudend het tekortschieten in het houden van toezicht op hun zoon [zoon geïntimeerden], zullen worden veroordeeld tot al datgene waartoe [appellante] in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld.
De rechtbank heeft deze vordering bij vonnis waarvan beroep afgewezen.
4.2. Het hof heeft in de zaak met rolnummer C01/00628 [appellante] gelast om alsnog de op 11 januari 2001 meerderjarig geworden [zoon geïntimeerden] als formele procespartij op te roepen teneinde het geding over te nemen en iedere verdere beslissing aangehouden.
In verband met de onderlinge samenhang van genoemde zaak en de onderhavige zaak zal het hof iedere beslissing in deze zaak eveneens aanhouden. Het hof streeft ernaar in beide zaken tegelijkertijd arrest te wijzen.
5. De uitspraak
Het hof:
verwijst de zaak naar de rol voor overlegging van de stukken voor uitspraak tegelijkertijd met de zaak met rolnummer C01/00628;
houdt iedere beslissing aan totdat ook de zaak met rolnummer C01/00628 in staat van wijzen zal zijn.
Dit arrest is gewezen door mrs. Bod, Kranenburg en Smeenk-van der Weijden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 27 juni 2002.