ECLI:NL:GHSHE:2002:AF5173
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Bod
- Kranenburg
- Smeenk-van der Weijden
- Rechtspraak.nl
Vrijwaringsprocedure in bouwschadezaak met onrechtmatig nalaten
In deze zaak, gewezen door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 27 juni 2002, betreft het een hoger beroep in een vrijwaringsprocedure. De appellante, Bouwbedrijf [APPELLANTE] B.V., was betrokken bij een incident op een bouwterrein in Rotterdam, waar de zoon van de geïntimeerden, [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2], oogletsel opliep door een onveilige situatie. De rechtbank had eerder de vordering van de geïntimeerden toegewezen, waarbij zij schadevergoeding eisten van de appellante wegens onrechtmatig nalaten. De appellante vorderde op haar beurt in de vrijwaringsprocedure dat de geïntimeerden zouden worden veroordeeld tot vergoeding van de schade die zij mogelijk in de hoofdzaak zou moeten betalen.
De rechtbank had de vordering van de appellante afgewezen, wat leidde tot het hoger beroep. Het hof heeft in deze zaak de appellante gelast om de meerderjarige zoon van de geïntimeerden als formele procespartij op te roepen, zodat hij het geding kon overnemen. Het hof heeft besloten om de uitspraak in deze zaak aan te houden totdat ook de samenhangende zaak met rolnummer C01/00628 in staat van wijzen zou zijn. Dit besluit is genomen om beide zaken gelijktijdig te kunnen afhandelen, gezien de onderlinge samenhang.
De uitspraak van het hof is van belang voor de beoordeling van de aansprakelijkheid in vrijwaringsprocedures en de rol van ouders in het toezicht op hun kinderen, vooral in situaties waar onveilige omstandigheden op een bouwterrein aan de orde zijn. Het hof heeft de zaak naar de rol verwezen voor overlegging van de stukken voor uitspraak, waarbij het de bedoeling heeft om beide zaken tegelijkertijd te behandelen.