ECLI:NL:GHSHE:2002:AF3815

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 april 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
20.000907.00
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Mr. Bergkotte
  • Mrs. Huurman-van Asten
  • Mr. Venhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en ontucht met minderjarigen door georganiseerde groep

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 5 april 2002 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de arrondissementsrechtbank te Maastricht. De verdachte, geboren in 1938 en thans preventief gedetineerd, werd veroordeeld voor ernstige strafbare feiten, waaronder mensenhandel, ontucht met minderjarigen en verkrachting. De feiten vonden plaats in de periode van 1 juni 1997 tot en met 13 september 1999, waarbij de verdachte samen met anderen minderjarige meisjes heeft gedwongen tot prostitutie. Deze meisjes verkeerden in een kwetsbare positie en werden door de verdachte en zijn mededaders onder druk gezet om hun inkomsten af te staan. Het hof oordeelde dat de verdachte een initiërende en overheersende rol heeft gespeeld in deze misdrijven, die een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers vormden.

Het hof heeft vastgesteld dat de Nederlandse strafwet van toepassing is, ondanks dat sommige feiten zich buiten Nederland hebben afgespeeld. De verdachte werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder deelname aan een organisatie die tot doel had misdrijven te plegen, en het plegen van ontucht met minderjarigen. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en kwam tot een andere bewezenverklaring dan de rechtbank, waarbij het hof de verdachte schuldig bevond aan de ten laste gelegde feiten.

De strafmaat werd bepaald op basis van de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. Het hof oordeelde dat alleen een vrijheidsbenemende straf passend was, gezien de ernst van de gepleegde feiten en de maatschappelijke verontrusting die deze met zich meebrachten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering werd gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

parketnummer : 20.000907.00
uitspraakdatum : 5 april 2002
tegenspraak
na aanh.: oip
GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
meervoudige kamer voor strafzaken
A R R E S T
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Maastricht van 29 maart 2000 in de strafzaak onder parketnummer 03/008081-99 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedag] 1938,
thans preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "De Boschpoort" te Breda.
Het hoger beroep
De verdachte heeft tijdig tegen genoemd vonnis hoger beroep ingesteld.
Het hoger beroep moet, blijkens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, worden begrepen als uitdrukkelijk beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan de verdachte onder 1, 2, 4, 5, 6 en 7 is ten laste gelegd. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Het onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en de terechtzittingen in hoger beroep.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter en het vonnis ook overigens niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1. hij (meermalen, althans eenmaal) in de periode van 1 juni 1997 tot en met 13 september 1999 in de gemeente Heerlen, althans in het arrondissement Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) minderjarige(n) tot prostitutie heeft gebracht, te weten [slachtoffer 1] (geboren op [dag 1] 1981) en/of [slachtoffer 2] (geboren op [dag 2] 1981) en/of [slachtoffer 3] (geboren op [dag 3] 1982), en/of tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ten aanzien van die minderjarige(n) (enige) handeling(en) heeft ondernomen waarvan hij en/of zijn, verdachtes, mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat die minderjarige(n) daardoor in de prostitutie belandde(n), immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, die minderjarige(n) -kort gezegd- onder zijn/hun invloedssfeer gebracht en/of die minderjarige(n) geworven voor werkzaamheden voor een zogenoemd escort-bureau, althans voor prostitutiewerkzaamheden en/of die minderjarige(n) beschikbaar gehouden voor en/of aangeboden aan de klanten van dat zogenoemde escort-bureau en/of zorggedragen voor het vervoer van die minderjarige(n) van en naar die klanten en/of naar de plaatsen waar de zogenoemde escort-werkzaamheden, althans prostitutiewerkzaamheden (seksueel contact met de klanten; prostitutie) plaatsvonden;
2. hij in of omstreeks de periode van 1 juni 1997 tot en met 13 september 1999 in de gemeente Heerlen, althans in het arrondissement Maastricht, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, bestaande (inclusief hem, verdachte) uit (de in deze strafzaak voorkomende personen) [verdachte] en/of [mededader 1] en/of [mededader 2] en/of [mededader 3] en/of (een) ander(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het tot prostitutie brengen van minderjarigen en/of het ten aanzien van minderjarigen ondernemen van enige handeling waarvan de schuldige weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die minderjarigen daardoor in de prostitutie belanden;
4. hij meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 1 juni 1996 tot en met 31 december 1997 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met [mededader 3], althans met een ander, althans alleen, met [slachtoffer 4], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 4] en/of van hem, verdachte en/of van zijn, verdachtes, mededader [mededader 3], hebbende verdachte en/of zijn mededader [mededader 3] (telkens) seksuele handelingen met die [slachtoffer 4] verricht die (mede) bestonden uit het steken/duwen van de penis van hem, verdachte en/of van zijn, verdachtes, mededader [mededader 3] in de anus en/of in de mond van die [slachtoffer 4] en/of uit het door die [slachtoffer 4] laten steken van de penis van die [slachtoffer 4] in de anus en/of in de mond van hem, verdachte en/of van zijn, verdachtes, mededader [mededader 3];
5. hij op één of op twee tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 1995 tot en met 1 januari 1998 in de gemeente Maasmechelen, althans in België, het plegen van ontucht, namelijk het zogenoemde pijpen en/of gepijpt worden, door een aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer 4] (geboren op [dag 4] 1983), met een (eveneens aan zijn, verdachtes, zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde) derde, te weten met [slachtoffer 2] (geboren [dag 2] 1981) opzettelijk heeft teweeggebracht en/of bevorderd, door aan die [slachtoffer 2] te bevelen, althans op te dragen, althans te zeggen, dat zij die [slachtoffer 4] moest pijpen;
6. hij meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 1 januari 1998 tot en met 31 december 1998 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met [mededader 3], althans alleen, met [slachtoffer 5], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 5], hebbende verdachte en/of zijn mededader [mededader 3] (telkens) seksuele handelingen met die [slachtoffer 5] verricht die (mede) bestonden in het steken/duwen van de penis van hem, verdachte, en/of van zijn, verdachtes, mededader [mededader 3] in de anus en/of in de mond van die [slachtoffer 5];
7. hij op enig moment in of omstreeks (de zomer van) het jaar 1997 in de gemeente Heerlen door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 6] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 6], hebbende verdachte die [slachtoffer 6] gedwongen te dulden dat verdachte zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 6] duwde/bracht, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte die [slachtoffer 6], op het moment dat zij naakt onder de douche vandaan kwam, haar onverhoed en/of onverwacht op (een) bed heeft getrokken/of geduwd en/of daarna (naakt) op/over die [slachtoffer 6] heen is gaan liggen en/of (aldus) voor die [slachtoffer 6] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan, althans een situatie heeft doen ontstaan waarin zij feitelijk geen weerstand kon bieden aan het binnendringen met zijn, verdachtes, penis, in haar vagina, althans dit niet (meer) heeft kunnen verhinderen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door het hof verbeterd. De verdachte is door deze verbetering niet in de verdediging geschaad.
De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in zijn strafvervolging
Het onder 5 ten laste gelegde betreft een feit dat buiten Nederland, te weten in België, is begaan.
Nu verdachte Nederlander is en het een feit betreft hetwelk door de Nederlandse wet als misdrijf wordt beschouwd en waarop door de wet van het land waar het begaan is, straf is gesteld, is de Nederlandse strafwet toepasselijk en is het Openbaar Ministerie ten aanzien daarvan ontvankelijk in zijn strafvervolging.
De bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. hij meermalen in de periode van 1 juni 1997 tot en met 13 september 1999 in het arrondissement Maastricht tezamen en in vereniging met anderen minderjarigen tot prostitutie heeft gebracht, te weten [slachtoffer 1] (geboren op [dag] 1981) en [slachtoffer 2] (geboren op [dag 2] 1981) en [slachtoffer 3] (geboren op [dag 3] 1982), immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met zijn mededaders die minderjarigen -kort gezegd- onder zijn invloedssfeer gebracht en/of die minderjarigen geworven voor werkzaamheden voor een zogenoemd escort-bureau en/of die minderjarigen beschikbaar gehouden voor en/of aangeboden aan de klanten van dat zogenoemde escort-bureau en/of zorggedragen voor het vervoer van die minderjarigen van en naar die klanten en/of naar de plaatsen waar de zogenoemde escort-werkzaamheden plaatsvonden;
2. hij in de periode van 1 juni 1997 tot en met 13 september 1999 in de gemeente Heerlen heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, bestaande -inclusief hem, verdachte- uit de in deze strafzaak voorkomende personen [verdachte] en [mededader 1] en [mededader 2] en [mededader 3], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het tot prostitutie brengen van minderjarigen en/of het ten aanzien van minderjarigen ondernemen van enige handeling waarvan de schuldige weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die minderjarigen daardoor in de prostitutie belanden;
4. hij meermalen in de periode van 1 juni 1996 tot en met 31 december 1997 in de gemeente Heerlen met [slachtoffer 4], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 4] en/of van hem, verdachte, hebbende verdachte seksuele handelingen met [slachtoffer 4] verricht die mede bestonden uit het steken/duwen van de penis van hem, verdachte, in de anus van [slachtoffer 4] en/of uit het door [slachtoffer 4] laten steken van de penis van [slachtoffer 4] in de anus van hem, verdachte;
5. hij op één tijdstip in de periode van 1 februari 1995 tot en met 1 januari 1998 in de gemeente Maasmechelen het plegen van ontucht, namelijk het zogenoemde pijpen en gepijpt worden, door een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer 4] (geboren op [dag 4] 1983), met een eveneens aan zijn, verdachtes, zorg toevertrouwde derde, te weten met [slachtoffer 2] (geboren [dag 2] 1981) opzettelijk heeft teweeggebracht door aan die [slachtoffer 2] te bevelen, dat zij die [slachtoffer 4] moest pijpen;
6. hij meermalen in de periode van 1 januari 1998 tot en met 31 december 1998 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met [mededader 3] met [slachtoffer 5], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 5], hebbende verdachte en/of zijn mededader [mededader 3] telkens seksuele handelingen met [slachtoffer 5] verricht die mede bestonden in het steken/duwen van de penis van hem, verdachte, en/of van zijn, verdachtes, mededader [mededader 3] in de anus en/of in de mond van [slachtoffer 5];
7. hij op enig moment in het jaar 1997 in de gemeente Heerlen door feitelijkheden [slachtoffer 6] heeft gedwongen tot het ondergaan van een handeling die bestond uit of mede bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 6], hebbende verdachte [slachtoffer 6] gedwongen te dulden dat verdachte zijn, verdachtes, penis in de vagina van [slachtoffer 6] duwde/bracht, en bestaande die feitelijkheden hierin dat verdachte die [slachtoffer 6], op het moment dat zij naakt onder de douche vandaan kwam, onverhoeds en/of onverwacht op een bed heeft getrokken/of geduwd en daarna naakt op [slachtoffer 6] is gaan liggen en aldus voor [slachtoffer 6] een situatie heeft doen ontstaan waarin zij feitelijk geen weerstand kon bieden aan het binnendringen met zijn, verdachtes, penis, in haar vagina.
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2, 4, 5, 6 en 7 meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
De door het hof gebruikte bewijsmiddelen
De door het hof gebruikte bewijsmiddelen staan vermeld in de aanvulling als bedoeld in de artikelen 365a en 365b van het Wetboek van Strafvordering; deze aanvulling is aan dit arrest gehecht.
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit.
Het onder 1 bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 250ter (oud), eerste lid, aanhef en onder 3 juncto tweede lid, aanhef en onder 1 van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 2 bewezen verklaarde is, voor zover het betrekking heeft op de periode van 1 juni 1997 tot en met 25 februari 1999, als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 140 (oud), eerste lid van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 2 bewezen verklaarde is, voor zover het betrekking heeft op de periode van 26 februari 1999 tot en met 13 september 1999, als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 140, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 4 bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 245 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 5 bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 250, eerste lid, aanhef en onder 1 van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 6 bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 244 juncto artikel 47, eerste lid, aanhef en onder 1 van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 7 bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 242 Wetboek van Strafrecht.
Het onder 1, 2, 4, 5, 6 en 7 bewezen verklaarde moet worden gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straf of maatregel
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een zelfde gevangenisstraf als in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich in georganiseerd verband meermalen schuldig gemaakt aan mensenhandel ten behoeve van de prostitutie van minderjarigen, alsmede aan het meermalen (mede)plegen en teweegbrengen van ontucht met minderjarigen en het verkrachten van een minderjarige. Deze strafbare feiten zijn zo ernstig, dat alleen een vrijheidsbenemende straf in aanmerking komt.
Samen met anderen heeft verdachte in een periode van ruim twee jaren een aantal minderjarige meisjes gedwongen tot het werken in de prostitutie. Deze meisjes hadden problemen thuis of bevonden zich anderszins in een kwetsbare positie. Verdachte en zijn mededaders hebben deze meisjes onderdak verschaft. Verdachtes mededaders hebben daarbij voorgewend dat zij liefde voor deze meisjes hadden opgevat. Nadat verdachte en zijn mededaders op deze wijze overwicht hadden gekregen op de meisjes hebben zij hen gedwongen tot prostitutie, waarbij de meisjes een groot deel van hun inkomsten aan verdachte en zijn mededaders moesten afstaan.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat verdachte bij het begaan van de bewezen verklaarde feiten een initiërende en overheersende rol heeft vervuld en een slechte invloed heeft uitgeoefend op zijn mededaders.
Verder heeft verdachte zowel alleen, als ook tezamen met een ander, meermalen ontucht gepleegd met minderjarigen, heeft hij teweeggebracht dat een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige ontucht heeft gepleegd met een eveneens aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige en heeft hij een minderjarig meisje verkracht.
Verdachte heeft een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de minderjarige slachtoffers, die bovendien, zoals algemeen bekend mag worden verondersteld, vaak nog zeer lange tijd de nadelige psychische gevolgen van deze handelwijze zullen ondervinden.
Bij de bepaling van de strafmaat is voorts rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, de mate waarin het bewezen verklaarde persoonlijk leed teweeg heeft gebracht en waarschijnlijk nog zal brengen bij de slachtoffers en de maatschappelijke verontrusting die het gevolg is van dergelijke strafbare gedragingen.
Alle omstandigheden in aanmerking nemend, acht het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur alleszins passend.
De toegepaste wettelijke voorschriften
De strafoplegging is gegrond op de artikelen 5, 10, 27, 47, 57, 63, 140 (oud), 140, 242, 244, 245 (oud), 250 en 250ter (oud) van het Wetboek van Strafrecht.
B E S L I S S I N G:
Het hof:
Vernietigt het beroepen vonnis, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart, zoals hiervoor is overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1, 2, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1, 2, 4, 5, 6 en 7 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde: "Mensenhandel door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd",
ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde: "Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven",
ten aanzien van het onder 4 bewezen verklaarde: "Met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd",
ten aanzien van het onder 5 bewezen verklaarde: "Het plegen van ontucht door een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige met een derde persoon opzettelijk teweegbrengen",
ten aanzien van het onder 6 bewezen verklaarde: "Medeplegen van: met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaar handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd",
ten aanzien van het onder 7 bewezen verklaarde: "Verkrachting".
Verklaart de verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 6 (zes) jaren.
Beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf daarop geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit arrest is gewezen door Mr. Bergkotte, als voorzitter
Mrs. Huurman-van Asten en Venhuizen, als raadsheren
in tegenwoordigheid van Mr. Kroes, als griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 april 2002.
Mr. Bergkotte is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.