ECLI:NL:GHSHE:2002:AF2809

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 augustus 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R200200360
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. van Etten
  • J. Drijkoningen
  • M. den Hartog Jager
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de schuldsaneringsregeling na faillissement

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant die verzocht om de schuldsaneringsregeling van toepassing te verklaren na een eerdere faillissementsverklaring door de rechtbank te 's-Hertogenbosch. De rechtbank had op 24 juni 2002 het verzoek van de appellant tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat hij volgens de rechtbank onvoldoende medewerking had verleend aan de afwikkeling van zijn faillissement. De appellant had op 16 april 2002 een verzoekschrift ingediend, maar werd op 17 april 2002 in staat van faillissement verklaard. Het hof verwijst naar de eerdere zittingen en de inhoud van het beroepschrift. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 augustus 2002 heeft de curator aangegeven zich te conformeren aan het oordeel van het hof.

Het hof heeft vastgesteld dat de appellant na zijn faillissement zijn volledige medewerking heeft verleend aan de curator en de afwikkeling van zijn faillissement. Hij heeft waardevolle spullen overhandigd en zijn salarisinformatie verstrekt. De curator heeft zijn bezwaren tegen de omzetting in een schuldsanering opgeheven, omdat de appellant de gevraagde informatie had verschaft. Het hof concludeert dat er geen reden is om aan te nemen dat de appellant zijn schuldeisers zal benadelen of zijn verplichtingen niet zal nakomen tijdens de schuldsaneringsregeling.

Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank en verklaart de schuldsaneringsregeling van toepassing. De zaak wordt terugverwezen naar de rechtbank te 's-Hertogenbosch voor verdere afhandeling, inclusief de benoeming van een rechter-commissaris en een bewindvoerder. De faillissementskosten worden vastgesteld, met uitzondering van de kosten van de faillissementsaanvraag, die niet tot de faillissementskosten kunnen worden gerekend.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
Arrest
In de zaak in hoger beroep van:
[de man],
wonende te X,
appellant,
procureur mr. C.C.C.A.M. Kuijken.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank te 's-Hertogenbosch van 24 juni 2002, waarvan de inhoud bij partijen bekend is.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 2 juli 2002, heeft appellant verzocht om op hem de schuldsaneringsregeling van toepassing te verklaren.
2.2. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 13 augustus 2002. Bij die gelegenheid zijn de appellant en zijn raadsman gehoord. De curator heeft bij fax van 12 augustus 2002 medegedeeld niet ter zitting aanwezig te zijn en zich te conformeren aan het oordeel van het hof.
2.3. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- de producties, overgelegd bij het beroepschrift;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 16 mei 2002;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 17 juni 2002;
- de brief met bijlagen van de procureur van appellant d.d. 30 juli 2002;
- de brief met bijlagen van de curator d.d. 31 juli 2002;
- de brief met bijlagen van de procureur van appellant d.d. 12 augustus 2002;
- de fax van de curator d.d. 12 augustus 2002;
- de fax van de curator inzake de faillissementskosten d.d. 13 augustus 2002.
3. De gronden van het hoger beroep
Het hof verwijst naar de inhoud van het beroepschrift.
4 De beoordeling
4.1. Appellant heeft op 16 april 2002 bij voornoemde rechtbank een verzoekschrift strekkende tot toepassing van de schuldsaneringsregeling ingediend. Op 17 april 2002 heeft de rechtbank appellant in staat van faillissement verklaard. Het verzoekschrift van 16 april 2002 is door de rechtbank behandeld ter terechtzitting van 16 mei 2002 en 17 juni 2002 en bij vonnis van 24 juni 2002 afgewezen. Uit dit vonnis van 24 juni 2002 en de toelichting die de raadsman van appellant ter terechtzitting in hoger beroep heeft gegeven, leidt het hof af dat het verzoekschrift van 16 april 2002 is gewijzigd in een verzoek tot opheffing van het faillissement onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling (volgens artikel 15b lid 1 van de Faillissementswet). Het hof leest tevens het petitum van het appèlschrift in die zin.
4.2. De rechtbank heeft voornoemd verzoek afgewezen, onder meer omdat appellant -aldus de rechtbank- in onvoldoende mate medewerking heeft verleend om een mogelijk actief voor de boedel te verkrijgen en inlichtingen te verstrekken. Hierdoor bestaat volgens de rechtbank de gegronde vrees dat appellant tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling zal trachten zijn schuldeisers te benadelen of zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren zal nakomen.
Tegen dit vonnis komt appellant op.
4.3. Appellant stelt dat hij zijn volledige medewerking aan de afwikkeling van het faillissement heeft toegezegd op het moment dat hij bekend werd met zijn faillissement. Op 20 april 2002 heeft hij in het Eindhovens Dagblad voor de eerste keer van zijn faillissement vernomen en heeft hij contact gezocht met de curator. Hij heeft de curator waarheidsgetrouw medegedeeld dat hij, behoudens enkele met name genoemde waardevolle hebbedingetjes welke hij aan de curator zou overhandigen, geen vermogensbestanddelen bezit en dat hij in dienst is bij een Duitse werkgever voor een maandsalaris van € 880,00 (het hof leest: € 890,00). Wat betreft het salaris heeft appellant de curator verzocht enig geduld te betrachten met betrekking tot de gevraagde overhandiging van de loonspecificatie, die hij bij zijn werkgever in Duitsland zou moeten opvragen.
4.4. Bij brief van 31 juli 2002 geeft de curator aan dat zijn bezwaren tegen de omzetting in een schuldsanering, die hij in eerste aanleg had, thans zijn weggenomen omdat appellant alsnog de gevraagde informatie heeft verschaft. Appellant heeft een arbeidscontract en loonstroken overgelegd waaruit blijkt dat hij sinds 1 mei 2002 in loondienst werkzaam is voor de in Giessen (Duitsland) gevestigde firma K. tegen een salaris van netto € 890,00 per maand. Hij heeft enkele waardevolle spullen, twee beeldjes en een litho, overhandigd. Het door de belastingdienst gelegde beslag op goederen in het huis aan [adres] te X is inmiddels opgeheven. Appellant huurt per 1 juli 2002 een woning aan het adres [adres 2] te X voor € 250,00 per maand.
4.5. Blijkens de fax van 12 augustus 2002 van de curator heeft appellant ook de overige waardevolle spullen, een mountainbike en een pc-racestuur, aan de curator overhandigd. Tijdens de terechtzitting in hoger beroep geeft appellant aan dat zijn volledige maandsalaris van juni en juli 2002 reeds op de faillissementsrekening is gestort.
4.6. Onder de hiervoor genoemde omstandigheden komt het hof tot het oordeel dat appellant voldoende medewerking heeft verleend aan de afwikkeling van zijn faillissement. Derhalve is er onvoldoende reden om aan te nemen dat de schuldenaar tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling zal trachten zijn schuldeisers te benadelen of zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren zal nakomen. Appellant kan worden toegelaten tot de schuldsanering en het bestreden vonnis van de rechtbank dient dan ook te worden vernietigd.
4.7. De faillissementskosten worden conform de door de curator gedane opgave vastgesteld, dit met uitzondering van de kosten van faillissementsaanvraag, nu deze niet tot de faillissementskosten kunnen worden gerekend.
5. De beslissing
Het hof:
vernietigt het vonnis van de rechtbank te 's-Hertogenbosch van 24 juni 2002;
en opnieuw rechtdoende:
heft op het faillissement van appellant;
stelt de faillissementskosten vast op:
- € 1.896,00 (exclusief BTW) ter zake van salaris van de curator,
- € 94,80 (exclusief BTW) ter zake van verschotten,
en brengt deze kosten ten laste van appellant;
verklaart de schuldsaneringsregeling van toepassing ten aanzien van:
[de man],
wonende te X aan [adres 2];
verwijst de zaak naar de rechtbank te 's-Hertogenbosch ter benoeming van een rechter-commissaris en een bewindvoerder, ter publicatie van deze uitspraak en voor verdere afdoening.
Dit arrest is gewezen door mrs. Van Etten, Drijkoningen en Den Hartog Jager en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 20 augustus 2002 in tegenwoordigheid van de griffier.