ECLI:NL:GHSHE:2002:AF1696

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 november 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
KG C0200711 / MA
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
  • M. Brandenburg
  • A. de Kok
  • M. de Klerk-Leenen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige publicatie en rectificatie door regionale ontwikkelingsmaatschappij

In deze zaak, gewezen door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 november 2002, gaat het om een hoger beroep in een kort geding tussen de besloten vennootschap Regionale Economische Ontwikkeling Midden-Limburg BV (REO) en Uitgeversmaatschappij De Limburger BV (DDL). REO heeft DDL aangeklaagd wegens onrechtmatige publicatie van een artikel dat op 27 april 2002 in de krant verscheen, waarin de aankoop van een onroerend goed door REO werd belicht. Het artikel suggereerde dat REO onzorgvuldig had gehandeld bij de aankoop van een voormalige textielfabriek, door een hogere prijs te betalen dan nodig was. REO vorderde rectificatie van de publicatie, maar de voorzieningenrechter in eerste aanleg wees deze vordering af.

In hoger beroep heeft REO grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis en tot veroordeling van DDL tot rectificatie van de onrechtmatige publicatie. DDL heeft de grieven bestreden en verzocht om bekrachtiging van het vonnis. Het hof heeft vastgesteld dat de publicatie onrechtmatig was, omdat deze een impliciete beschuldiging van incompetentie van REO en haar directeur inhield, gebaseerd op onjuiste feiten. Het hof oordeelde dat DDL niet voldoende onderzoek had gedaan naar de feiten voordat het artikel werd gepubliceerd.

Het hof heeft DDL bevolen om een rectificatie te plaatsen in de krant, met een dwangsom bij niet-nakoming. De kosten van het geding werden aan DDL opgelegd, aangezien zij als de overwegend in het ongelijk gestelde partij werd beschouwd. Dit arrest benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij publicaties die de reputatie van personen of organisaties kunnen schaden.

Uitspraak

typ. SK
rolnr. KG C0200711/MA
ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH,
vijfde kamer, van 21 november 2002,
gewezen in de zaak van:
1. de besloten vennootschap REGIONALE ECONOMISCHE ONTWIKKELING MIDDEN-LIMBURG BV,
gevestigd te Roermond,
en
2. [APPELLANT 2],
wonende te [woonplaats],
appellanten,
procureur: mr J.A.Th.M. Van Zinnicq Bergmann,
t e g e n:
1. de besloten vennootschap
UITGEVERSMAATSCHAPPIJ DE LIMBURGER BV,
gevestigd te Maastricht,
en
2. [geïntimeerde 2],
wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente],
en
3. [geïntimeerde 3],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerden,
procureur: mr J.E. Benner,
op het bij exploot van 22 juli 2002 ingeleide hoger beroep van het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank te Maastricht, op 28 juni 2002 onder rolnummer 75260/KG ZA 02-199 gewezen tussen appellanten als eisers, hierna in enkelvoud: REO en geïntimeerden als gedaagden, hierna in enkelvoud: DDL.
1. De eerste aanleg
Het hof verwijst hiervoor naar het vonnis waarvan beroep.
2. Het geding in hoger beroep
Bij memorie van grieven heeft REO tegen het beroepen vonnis onder overlegging van producties tien deels in onderdelen opgedeelde grieven aangevoerd en geconclu-deerd dat het hof:
het beroepen vonnis zal vernietigen en bij arrest, bij voorraad uitvoerbaar, kort samengevat,
aan DDL bij wege van hoofdelijke veroordeling een verbod tot publicatie en een gebod tot rectificatie zal opleggen telkens onder verbeurte van een dwangsom,
een en ander met veroordeling van DDL in de kosten van beide instanties.
Bij memorie van antwoord heeft DDL onder overlegging van producties de grieven bestreden en geconcludeerd dat het hof:
REO niet ontvankelijk zal verklaren, althans het vonnis waarvan beroep zal bekrachtigen, met veroordeling van REO in de kosten van het hoger beroep.
Vervolgens hebben partijen door hun raadslieden aan de hand van pleitnota's hun zaak doen bepleiten.
Hierna hebben partijen uitspraak verzocht.
3. De gronden van het hoger beroep
REO heeft met haar grieven het geschil volledig aan de orde gesteld.
4. De beoordeling
4.1. DDL stelt op de eerste plaats dat REO niet ontvankelijk is in haar vorderingen in dit geding omdat zij veel woorden en veel producties nodig heeft voor het inkleden en voordragen van deze vorderingen en deze daardoor ingewikkeld is. In eerste aanleg (pleitnota onder 5) heeft DDL hierover ook reeds een opmerking gemaakt maar zich bij die gelegenheid gerefereerd aan het oordeel van de voorzieningenrechter.
Indien een wijziging van dit refertestandpunt in hoger beroep al toegelaten is, dan geldt dat de aangevoerde motivering een niet ontvankelijk-verklaring van REO niet draagt. De feiten in deze zaak - de beoordeling van de rechtmatigheid van een perspublicatie - zijn niet van die aard dat zij zich niet lenen voor een voorlopige voorziening. Het door DDL gedane beroep op niet ontvankelijkheid van REO te dezen wordt daarom afgewezen.
4.2. Het gaat in deze zaak om het volgende.
REO is een in maart 1998 door lokale overheden opgerichte ontwikkelingsmaatschappij (industriebank), werkzaam in Midden-Limburg met als doel het verwerven van gronden, het doen bouwrijp maken hiervan en het verkopen van deze gronden aan te vestigen en aan te trekken industrieën. De aandelen van REO worden gehouden door een aantal gemeenten in haar werkgebied. [appellant 2] is directeur van REO.
DDL is een in Limburg verschijnend provinciaal dagblad met onder meer een regionale editie in het werkgebied van REO. [geïntimeerde 2] is hoofdredacteur van en [geïntimeerde 3] journalist bij DDL.
Op 4 november 1998 kocht REO na hieromtrent in oktober daaraan voorafgaand de eerste contacten te hebben gelegd van de onroerend goed handelaar J.M.E. Investments BV de grond en opstallen van een voormalige textielfabriek te Posterholt aan de [weg] alsmede de naastgelegen woning met ondergrond voor de prijs van ƒ 1.300.000. Het transport van beide onroerende zaken aan REO vond op 30 november 1998 plaats. Verkoopster had deze beide zaken kort daarvoor verworven voor een prijs van ongeveer ƒ 935.000. In de akte van levering aan REO is een fout geslopen doordat als datum van aankoop niet 4 november 1998 maar 4 november 1996, dus lang voor de oprichting van REO, vermeld stond.
Op 27 april 2002 publiceerde DDL een artikel van de hand van [geïntimeerde 3] in de te Roermond verschijnende editie van de krant over deze aankoop met als titel: "Aankoop loods heeft REO veel problemen bezorgd".
Deze publicatie heeft als onderwerp niet alleen de betreffende aankoop door REO maar snijdt voorts ook uiteenlopende en heterogene onderwerpen aan als de moord van een kandidaat-koper van deze grond, vervuiling van deze grond, een voor een op een bepaald moment gewenst doel niet passende bestemming en elementen van een voor de bestuursrechter te Roermond uitgevochten arbeidsconflict tussen REO en een van haar (ambtelijke) werknemers. Kennelijk heeft deze werkneemster deels interne stukken aan de betrokken journalist ter beschikking gesteld en gelegenheid verkregen haar opvattingen aan deze journalist [geïntimeerde 3] te uiten.
De kern en de teneur van dit artikel is, kort samengevat, dat indien directeur [appellant 2] alerter was opgetreden REO het gekochte aanmerkelijk goedkoper had kunnen verwerven. Hiervoor is ondermeer van belang dat het artikel bevat dat de koopakte waarbij REO de grond verwierf vermeldt dat de koop bij onderhandse akte in november 1996 is gesloten en voorts dat commissarissen van REO reeds op 10 september 1998 opdrachten aan de directeur [appellant 2] ter zake dit complex hebben gegeven terwijl verkoopster J.M.E. Investments BV (directeur/eigenaar [naam directeur/eigenaar]) eerst in oktober/november 1998 eigenaar is geworden.
4.2. REO heeft deze publicatie onrechtmatig geacht en heeft daarom aan DDL bij brief van haar raadsman van 1 mei 2002 een rectificatie in haar blad verzocht. Nadat DDL die rectificatie bij brief van 2 mei 2002 heeft geweigerd en vervolgens in een bericht in haar blad op 14 mei 2002 zeer beperkt heeft gereageerd, heeft REO in kort geding onder meer deze rectificatie gevorderd. De voorzieningenrechter heeft die vordering afgewezen. Het onderhavige hoger beroep is tegen die afwijzing en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen gericht.
Met de verwijzing naar deze data, en met het in dat verband stellen van de vraag waarom REO het pand "via [naam directeur/eigenaar]" koopt (en aldus ƒ 365.000,-- extra moet betalen) dringt deze publicatie de suggestie op dat REO, die immers volgens deze publicatie al in 1996 het pand onderhandse zou hebben gekocht en dus helemaal niet meer via [naam directeur/eigenaar] hoefde te kopen, onoirbaar of onzorgvuldig heeft gehandeld door nodeloos via [naam directeur/eigenaar] en tegen een hogere prijs te kopen.
4.3. Bij de beoordeling van deze zaak dient te worden voorop gesteld dat niet door DDL is betwist en vast staat dat de opname in de leveringsakte van 30 november 1998 dat de aan de levering ten grondslag liggende koop op 4 november 1996 was gesloten een verschrijving was. Evenmin is voldoende betwist dat de notulen van de commissarissenvergadering van REO van 10 september 1998 geen vermelding van enige opdracht inzake de omstreden grond bevat. DDL is bij brief van REO d.d. 1 mei 2002 uitdrukkelijk op die verschrijving en op de inhoud van notulen van de commissarissen-vergadering van 10 september 1998 gewezen. Daarom dient in dit geding te worden uitgegaan van de feiten dat REO in oktober 1998 op het spoor van deze grond is gezet en deze grond en opstallen in november 1998 van J.M.E. Investments BV heeft kunnen kopen. Niet is aannemelijk geworden dat de vraag voor welke prijs deze verkoopster op haar beurt die gronden heeft verworven daarbij enige rol heeft gespeeld en kunnen spelen. Voorts is in dit geding uitgangspunt dat tenminste vanaf 2 mei 2002 DDL bekend kon zijn met genoemde verschrijving in de transportakte en met het feit dat blijkens de notulen de transactie in de commissarissen-vergadering van 10 september 1998 niet aan de orde was geweest.
4.4. De publicatie bevat vooral door de vermelding van bedoelde data van 4 november 1996 en 10 september 1998 een impliciete beschuldiging van incompetentie van REO en haar directeur in haar kernactiviteit. Zulk een publieke beschuldiging is voor een onlangs in maart 1998 opgerichte, op regionale samenwerking gerichte, maatschappij als REO en haar directeur ernstig te nemen. Zij schaadt haar en hem in eer en goede naam en kan tot verlies van deelneming door in aanmerking komende gemeenten in REO leiden. Nu echter inmiddels is gebleken dat REO het pand helemaal niet reeds in november 1996 had gekocht, ontvalt aan het gehele artikel de basis voor bedoelde impliciete beschuldiging.
4.5. Van een dagblad kan niet de diepgaandheid van een onderzoek worden verlangd die voor een wetenschappelijke publicatie normaal is. Dat neemt niet weg dat gemakkelijk te verifiëren feiten als hier aan de orde zijn ook bij de voorbereiding van een dagbladartikel onderzocht dienen te worden. Dit geldt te meer indien, zoals hier, DDL stelt de functie van "publieke waakhond" te vervullen. Tot zulk een onderzoek stonden verschillende wegen en bronnen open. Zulk een aanvaardbaar onderzoek mag te eerder verlangd worden indien die feiten gebruikt worden voor een publicatie die, zoals ook de verantwoordelijk schrijver kon beseffen, een beschuldiging van ernstige aard inhielden. Indien de materie al actualiteitswaarde had, dan kan van een voorgenomen publicatie medio 2002 inzake een aankoop van eind 1998 in ieder geval niet worden geoordeeld dat deze enige urgentie had. Er was dus voldoende gelegenheid en tijd om nader onderzoek te plegen zoals bijvoorbeeld om de aangewezen mededirecteur [naam] en de ministerie verlenende notaris te raadplegen.
4.6. DDL heeft op 14 mei 2002 een zeer beperkte rectificatie in haar blad geplaatst maar daarin niet het beschuldigende verband weggenomen. Zij was inmiddels door brieven van de raadsman van REO met de onjuistheden bekend gemaakt en daaromtrent voorgelicht. Indien van een dagbladpublicatie al onjuistheden vanwege de vluchtigheid van het medium verdragen moeten worden, dan is te minder begrijpelijk dat DDL na op die onjuistheden en het niet bestaande beschuldigende verband te zijn gewezen, dit niet ruiterlijk in een rectificerende publicatie heeft erkend.
4.7. Onder deze omstandigheden oordeelt het hof voorshands dat de bestreden publicatie van 27 april 2002 onrechtmatig is. De grieven slagen. Een bevel tot rectificatie, versterkt door een dwangsom is, daarom in dit geval naar het voorlopig oordeel van het hof een juist redres. Het hof zal deze rectificatie daarom in in het dictum weer te geven bewoordingen bevelen.
4.8. REO heeft op de eerste plaats een verbod tot iedere publicatie op basis van de door DDL onrechtmatig verkregen interne documentatie van REO gevorderd. Het hof oordeelt dit onderdeel van de vordering niet toewijsbaar aangezien deze vordering veel te ruim is en overigens een onderzoek verlangt naar de herkomst en aard van de door de gewezen werkneemster verstrekte documenten en een onderzoek naar de vraag in hoeverre de gebruikmaking door een derde van eventueel onrechtmatig verstrekte documenten onrechtmatig is. Tot zulk een onderzoek leent een kort geding zich niet.
4.9. DDL zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding worden veroordeeld.
5. De uitspraak
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep;
beveelt DDL, [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] hoofdelijk in de te Roermond verschijnende regionale editie van haar dagblad de Limburger op de zaterdag na deze uitspraak op de pagina bestemd voor het regionieuws voor Roermond en Midden-Limburg zonder commentaar op die pagina met een gelijke opmaak als het gewraakte artikel van 27 april 2002 met als kop:
"Rectificatie wegens onrechtmatige publicatie jegens REO"
de navolgende tekst te plaatsen:
"Het gerechtshof te 's-Hertogenbosch heeft ons bij uitspraak van 21 november 2002 bevolen de hieronder staande rectificatie te plaatsen.
In onze editie van 27 april 2002 maakten wij in een artikel over een grondaankoop betreffende een oude textielfabriek te Posterholt door de in maart 1998 opgerichte Regionale Ontwikkelingsmaatschappij BV (REO) ten onrechte melding van een uit de leveringsakte blijkende aankoop door REO op 4 november 1996 en van opdrachten tot oriëntering aan directeur [appellant 2] van deze maatschappij door haar commissarissen op 10 september 1998. De aankoop geschiedde evenwel op 4 november 1998 en de genoemde opdracht is niet verstrekt, noch op 10 september 1998 noch nadien. Door deze vermeldingen werd ten onrechte in de publicatie verband gelegd tussen die data en de wijze van aankoop door REO en werd ten onrechte gesuggereerd dat REO deze gronden en opstallen aanmerkelijk goedkoper had kunnen verkrijgen indien REO deze gronden en opstallen met voorbij gaan van de rechtsvoorganger J.M.E. Investments BV had verworven"
veroordeelt DDL , [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] hoofdelijk, aldus dat de een betaald hebbend de ander zal zijn gekweten, tot de betaling van een dwangsom van € 10.000,-- bij niet nakoming van het hierboven gegeven bevel;
veroordeelt DDL, [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] hoofdelijk, aldus dat de een betaald hebbend de ander zal zijn gekweten, in de kosten van het geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van REO in eerste aanleg begroot op € 270,56 aan verschotten en € 703,36 aan salaris en in hoger beroep op € 65,18 en € 230,-- aan verschotten en op € 2.316,-- aan salaris;
wijst het meer of anders gevorderde af;
verklaart dit arrest bij voorraad uitvoerbaar.
Dit arrest is gewezen door mrs Brandenburg, De Kok en De Klerk-Leenen en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 21 november 2002.