ECLI:NL:GHSHE:2002:AF1049

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 november 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C0100160 / MA
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arrest inzake aansprakelijkheid van verzekeraars voor schade door diefstal en heling van voertuigen

Op 12 november 2002 heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de aansprakelijkheid van verschillende verzekeraars voor schade die is ontstaan door diefstal en heling van voertuigen. De zaak betreft een aantal naamloze vennootschappen en rechtspersonen, waaronder Centraal Beheer Schadeverzekering NV en AXA Schade NV, die als appellanten optreden tegen een geïntimeerde die veroordeeld is tot een gevangenisstraf van twee jaar en zes maanden voor deelname aan een criminele organisatie die zich bezighield met diefstallen van bestelbussen en heling van gestolen voertuigen in de periode van 1 juni 1998 tot en met 16 oktober 1998.

Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de geïntimeerde betrokken was bij de heling van de voertuigen en dat er sprake is van onrechtmatig handelen in de zin van artikel 6:166 BW. De verzekeraars hebben schade geleden die kan worden toegerekend aan de heling, en het hof oordeelt dat de schade niet als afzonderlijk moet worden gezien van de diefstal. De verzekeraars hebben bewijsstukken overgelegd, waaronder eerdere vonnissen en arresten die de betrokkenheid van de geïntimeerde bevestigen.

Het hof heeft de geïntimeerde toegelaten tot tegenbewijs en heeft bepaald dat getuigen zullen worden gehoord. De zaak is verwezen naar de rolzitting voor verdere procedurele stappen, waarbij de procureur van de geïntimeerde verplicht is om een fotokopie van het procesdossier te overleggen. Het hof heeft de verdere beslissing aangehouden, wat betekent dat de zaak nog niet definitief is afgerond en verdere stappen nodig zijn om tot een einduitspraak te komen.

Uitspraak

typ. SK
rolnr. C0100160/MA
ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH,
tweede kamer, van 12 november 2002,
gewezen in de zaak van:
1. de naamloze vennootschap
CENTRAAL BEHEER SCHADEVERZEKERING NV,
gevestigd te Apeldoorn,
2. de naamloze vennootschap
AXA SCHADE NV,
gevestigd te Utrecht,
3. de naamloze vennootschap
HOOGE HUYS VERZEKERINGEN NV,
gevestigd te Amsterdam,
4. de naamloze vennootschap
AMEV SCHADEVERZEKERING NV,
gevestigd te Utrecht,
5. de rechtspersoon naar Belgisch recht
KBC VERZEKERINGEN NV,
gevestigd te Leuven (België),
6. de rechtspersoon naar Belgisch recht
MERCATOR & NOORDSTAR NV,
gevestigd te Gent (België),
7. de rechtspersoon naar Belgisch recht
OMNIVER NV,
gevestigd te Antwerpen (België),
8. de naar Duits recht rechtspersoonlijkheid bezittende NORDSTERN ALLGEMEINE VERSICHERUNGS-AKTIENGESELLSCHAFT,
gevestigd te Keulen (Duitsland),
9. de rechtspersoon naar Duits recht,
ALTE LEIPZIGER VERSICHERUNGS-AKTIENGESELLSCHAFT,
gevestigd te Oberursel (Duitsland),
10. de rechtspersoon naar Duits recht,
EUROPA SACHVERSICHERUNG A.G.,
gevestigd te Keulen (Duitsland),
11. de rechtspersoon naar Duits recht
ALLGEMEINE VERSICHERUNGSAKTIENGESELLSCHAFT DER HUK COBURG,
gevestigd te Coburg (Duitsland),
12. de naamloze vennootschap
LEASE PLAN NEDERLAND NV,
gevestigd te Almere,
appellanten,
procureur: mr J.E. Lenglet,
t e g e n
[GEÏNTIMEERDE],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
procureur: mr J.H.M. Erkens,
als vervolg op het tussenarrest van dit hof van 28 mei 2002.
6. Het verdere verloop van het proces
Bij genoemd tussenarrest heeft het hof de verzekeraars toegelaten een definitieve uitspraak in de strafrechtelijke procedure tegen [geïntimeerde] over te leggen.
De verzekeraars hebben bij akte drie producties overgelegd. [geïntimeerde] heeft een antwoordakte genomen.
Vervolgens hebben partijen opnieuw de stukken overgelegd en uitspraak verzocht.
7. De verdere beoordeling
7.1 De verzekeraars hebben thans de volgende bescheiden betreffende de strafrechtelijke procedure tegen [geïntimeerde] overgelegd: het vonnis van de rechtbank te Maastricht van 4 mei 1999, het arrest van dit hof van 27 maart 2000 en het arrest van de Hoge Raad van 27 november 2001 waarbij het cassatieberoep van [geïntimeerde] werd verworpen.
7.2 Uit deze stukken blijkt dat [geïntimeerde] is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar en zes maanden ter zake van:
1. deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven (diefstallen van bestelbussen en gewoonteheling met betrekking tot gestolen auto's en bestelbussen, in de periode van 1 juni 1998 tot en met 16 oktober 1998), en
2. medeplegen van: van opzetheling een gewoonte maken (betreffende in dezelfde periode onder meer de auto's die het tussenarrest van 28 mei 2002 onder 4.3 als nummers 1, 7, 8, 11, 14 en 15 zijn aangeduid).
7.3 Hiermee staat vast dat [geïntimeerde] heeft deelgenomen aan een criminele organisatie op het gebied van diefstal en heling van auto's en dat hij zelf bij de heling van bedoelde auto's persoonlijk betrokken is geweest, zodat er ten aanzien daarvan sprake is van onrechtmatig handelen van [geïntimeerde] in de zin van artikel 6:166 BW. Beide misdrijven, diefstal en heling van auto's, staan hierbij in een zodanig nauw verband tot elkaar dat de schade die door de verzekerden is geleden en die door de verzekeraars is vergoed, ook aan de heling kan worden toegerekend. Het hof komt tot dit oordeel analoog aan de casus en uitspraak in HR 12 februari 2002, Nieuwsbrief Strafrecht 2002, nr. 108. Het gaat hier dus niet om eerst door de diefstal en daarna door de heling opnieuw geleden schade, zoals de verzekeraars ook stellen, maar om een en dezelfde schade.
7.4 Het hof laat [geïntimeerde] toe tot tegenbewijs.
7.5 Indien [geïntimeerde] niet slaagt in het tegenbewijs geldt het volgende.
Hij is dan aansprakelijk voor de in r.o. 7.2 genoemde schade, zodat de grieven van de verzekeraars in zoverre slagen.
Het gaat hierbij alleen om de hierboven genoemde in r.o. 7.2 genoemde auto's. Hetgeen de verzekeraars ten aanzien van de overige auto's (in het tussenarrest onder 4.3 als nummers 2, 3, 4, 5, 6, 9, 10, 12 en 13 aangeduid) hebben aangevoerd, biedt onvoldoende grondslag voor hun vordering. Ten aanzien van laatstbedoelde auto's dient de vordering van de desbetreffende verzekeraars afgewezen te worden.
7.6 Met betrekking tot de hoogte van de schade heeft [geïntimeerde] bij conclusie van dupliek een aantal verweren gevoerd, die thans aan de orde dienen te komen (voor zover deze de auto's 1, 7, 8, 11, 14 en 15 betreffen) en waar de verzekeraars nog niet op ingegaan zijn. Het hof zal de verzekeraars in de gelegenheid stellen bij nadere memorie op deze verweren in te gaan, waarna [geïntimeerde] een antwoordmemorie kan nemen.
8. De beslissing
Het hof:
laat [geïntimeerde] toe tot tegenbewijs van de stelling dat hij van 1 juni 1998 tot en met 16 oktober 1998 deelgenomen heeft aan een criminele organisatie op het gebied van diefstal en heling van auto's en dat hijzelf in die periode persoonlijk betrokken is geweest bij de heling van de auto's aangeduid in r.o. 4.3 van het tussenarrest van 28 mei 2002 met de nummers 1, 7, 8, 11, 14 en 15;
bepaalt, voor het geval [geïntimeerde] bewijs door getuigen wil leveren, dat getuigen zullen worden gehoord ten overstaan van mr. C.H.W.M. Sterk als raadsheer-commissaris, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch op een door deze te bepalen datum;
verwijst de zaak naar de rolzitting van 26 november 2002 voor opgave van het aantal getuigen en van de verhinderdata van partijen zelf, hun raadslieden en de getuige(n) op woensdagen in de periode van 4 tot 12 weken na de datum van dit arrest;
bepaalt dat de procureur van [geïntimeerde] bij zijn opgave op genoemde rolzitting een fotokopie van het procesdossier zal overleggen;
bepaalt dat de raadsheer-commissaris na genoemde rolzitting dag en uur van het getuigenverhoor zal vaststellen;
bepaalt dat de procureur van [geïntimeerde] tenminste zeven dagen voor het verhoor de namen en woonplaatsen van de te horen getuigen zal opgeven aan de wederpartij en aan de civiele griffie;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs Rothuizen-Van Dijk, Meulenbroek en Sterk en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 12 november 2002.