4.1.1. BTG Holdings B.V. (hierna: BTG) had tezamen met [crediteur 2] en [crediteur 3] een opeisbare vordering van f 3.350.000,-- op thans geïntimeerde sub 1, [geïntimeerde 1].
4.1.2. De maatschap naar burgerlijk recht Borsboom & Hamm Advocaten behartigt reeds langere tijd de belangen van BTG. Tot zekerheid van de betaling van haar te dezer zake ontstane vorderingen, heeft Borsboom & Hamm Advocaten een pandrecht verkregen op de vordering van (onder meer) BTG op (onder meer) [geïntimeerde 1].
4.1.3. Krachtens overeenkomst van 1 februari 2000 heeft [geïntimeerde 1] op 15 februari 2000 f 2.750.000,-- betaald aan BTG, [crediteur 2] en [crediteur 3].
4.1.4. BTG heeft ter betaling van haar uitstaande schulden aan Borsboom & Hamm Advocaten f 150.000,-- betaald.
4.1.5. Daartegenover heeft Borsboom & Hamm Advocaten op 8 februari 2000 afstand gedaan van haar pandrecht op de vordering van (onder meer) BTG op (onder meer) [geïntimeerde 1].
4.1.6. Op 24 februari 2000 is een overeenkomst tot vestiging van een pandrecht opgemaakt tussen Borsboom & Hamm Advocaten (pandhoudster) en BTG, [crediteur 2] en [crediteur 3] (pandgevers) (prod. 2 akte d.d. 19/2/02 Borsboom & Hamm). Hierin staat onder meer:
"In aanmerking nemende
* dat BTG, [crediteur 2] en [crediteur 3] aan Borsboom & Hamm gelden verschuldigd zijn of zullen worden uit hoofde van de door Borsboom & Hamm aan hen verleende en te verlenen juridische dienstverlening (..)
* dat deze verpandingsakte bovendien voorwaarde is voor de voortzetting van de juridische dienstverlening (..)
Komen hierbij overeen als volgt:
1. BTG, [crediteur 2] en [crediteur 3] verklaren hierbij tot meerdere zekerheid voor de betaling van al hetgeen Borsboom & Hamm, nu of te eniger tijd uit hoofde van of in verband met juridische dienstverlening heeft te vorderen, aan Borsboom & Hamm in (eerste) pandrecht te geven, de vordering (..) ten bedrage van NLG 600.000,-- die BTG, [crediteur 2] en [crediteur 3] uiterlijk op 31 december 2000 kunnen doen gelden op [geïntimeerde 1] uit hoofde van de tussen BTG, [crediteur 2] en [crediteur 3] en [geïntimeerde 1] gesloten overeenkomst d.d. 1 februari 2000.
5. Zodra de vorderingen van Borsboom & Hamm op BTG, [crediteur 2] en [crediteur 3] volledig zijn voldaan, zodat deze terzake niets meer te vorderen heeft, eindigt het pandrecht en hernemen alle rechten van BTG, [crediteur 2] en [crediteur 3] hun werking."
4.1.7. Het stille pandrecht is geregistreerd op 10 maart 2000.
4.1.8. Op 8 december 2000 is door [geïntimeerde 2 t/m 4] ter zake van vorderingen die [geïntimeerde 2 t/m 4] hebben op BTG conservatoir derdenbeslag gelegd onder [geïntimeerde 1] op al hetgeen [geïntimeerde 1] verschuldigd was en zou worden aan BTG.
4.1.9. [geïntimeerde 2 t/m 4] hebben ter zake van deze beslaglegging woonplaats gekozen ten kantore van advocaat en procureur mr. J.B. Smits te Breda.
4.1.10. Bij notariële akte d.d. 30 maart 2001 is opgericht de naamloze vennootschap De Rotterdamsche Club N.V. De akte van oprichting bepaalt dat de oprichters, Nega Advies B.V. en Etude Opus 95 B.V., ter volstorting van hun aandelen in De Rotterdamsche Club N.V. zullen inbrengen de gehele door hen voor eigen rekening gedreven onderneming Borsboom & Hamm Advocaten. Bij akte van inbreng is ingebracht "alle activa van de hiervoor bedoelde onderneming, zoals vermeld en omschreven op de aan de akte van oprichting gehechte (..) beschrijving van de inbreng naar de toestand per 31 december 2000" (prod. 7 Borsboom & Hamm). In deze beschrijving staat onder meer vermeld dat wordt ingebracht aan bezittingen de post "onderhanden werk ad f 2.110.978" en de post "debiteuren ad f 2.496.216" (prod. 21 Borsboom & Hamm). Overgelegd is tevens een tenminsteverklaring d.d. 29 maart 2001 (prod. 20 Borsboom & Hamm)
4.1.11. Bij notariële akte d.d. 30 maart 2001 is door De Rotterdamsche Club N.V. opgericht de naamloze vennootschap Borsboom & Hamm N.V. De akte van oprichting bepaalt dat de oprichters ter volstorting van hun aandelen in Borsboom & Hamm N.V. zullen inbrengen de gehele door hen voor eigen rekening gedreven onderneming De Rotterdamsche Club N.V. Bij akte van inbreng is ingebracht "alle activa van de hiervoor bedoelde onderneming, zoals vermeld en omschreven op de aan de akte van oprichting gehechte (..) beschrijving van de inbreng naar de toestand per 31 december 2000" (prod. 8 Borsboom & Hamm). In deze beschrijving staat onder meer vermeld dat wordt ingebracht aan bezittingen de post "onderhanden werk ad f 2.110.978" en de post "debiteuren ad f 2.496.216 (prod. 23 Borsboom & Hamm). Overgelegd is tevens een tenminsteverklaring d.d. 29 maart 2001 (prod. 22 Borsboom & Hamm).
4.1.12. Op 27 augustus 2001 en nogmaals op 1 november 2001 is door Borsboom & Hamm N.V. aan [geïntimeerde 1] mededeling gedaan van het stille pandrecht(resp. prod. 4 en 5 Borsboom & Hamm). Op 27 augustus 2001 is de mededeling gedaan aan [geïntimeerde 2 t/m 4], dat zij (kort gezegd) beslag hadden gelegd op een verpande vordering (prod. 6 Borsboom & Hamm).
4.1.13. De president van de rechtbank Breda heeft in een procedure tussen BTG, [crediteur 2] en [crediteur 3] tegen [geïntimeerde 1] bij thans in kracht van gewijsde gegaan vonnis van 16 oktober 2001 [geïntimeerde 1] veroordeeld om f 200.000,-- aan [crediteur 2] en
f 200.000,-- aan [crediteur 3] te betalen. [geïntimeerde 1] heeft deze vorderingen inmiddels voldaan.
De president overwoog onder meer in r.o. 3.7.:
"Het vorenstaande heeft tot gevolg dat BTG, [crediteur 2] en [crediteur 3] ieder voor een bedrag van NLG 200.000,-- een vorderingsrecht op [geïntimeerde 1] hebben."
Om thans niet ter zake doende redenen heeft de president [geïntimeerde 1] niet veroordeeld tot enige betaling aan BTG.
4.1.14. Op 6 november 2001 hebben BTG, [crediteur 2] en [crediteur 3] bevestigd dat zij hun vordering op [geïntimeerde 1] aan Borsboom & Hamm Advocaten hadden verpand, en dat hun bekend is dat deze vordering is overgedragen aan Borsboom & Hamm N.V. Zij verklaren dat zij er mee instemmen dat Borsboom & Hamm N.V. het pandrecht op haar vordering op hen uitwint. Zij erkennen dat de vordering op hen per 8 december 2000 f 187.992,75 bedroeg en dat deze inclusief wettelijke rente op 5 oktober 2001 f 189,858,50 bedraagt. Zij erkennen tevens dat de vordering nog niet is voldaan en dat zij in verzuim zijn. Voorts vermelden zij dat de betaling in februari 2000, de eerdere verpanding en de afstand van het pandrecht betrekking hadden op andere vorderingen dan de onderhavige(prod. 9 Borsboom & Hamm).