ECLI:NL:GHSHE:2002:AE8138

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 augustus 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
99/00670
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N. van Beelen
  • M.A.M. van den Broek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belanghebbende tegen de Inspecteur inzake aftrekbaarheid van ziektekosten van een kind

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 27 augustus 2002 uitspraak gedaan in een belastingkwestie tussen belanghebbende en de Inspecteur. De zaak betreft de aftrekbaarheid van door belanghebbende betaalde ziektekosten van zijn zoon voor het jaar 1996. De Inspecteur had de kosten niet als aftrekbaar erkend, omdat hij van mening was dat de zoon en zijn partner voldoende draagkracht hadden om deze kosten zelf te voldoen. Belanghebbende betwistte dit en stelde dat het inkomen van zijn zoon niet relevant was voor de aftrek van ziektekosten.

Het Hof oordeelde dat de wet niet voorschrijft dat de aftrek van ziektekosten afhankelijk is van het inkomen of vermogen van degene voor wie de kosten zijn betaald. Het Hof concludeerde dat de door belanghebbende betaalde ziektekosten van zijn zoon aftrekbaar zijn, mits deze hoger zijn dan de drempel die in de Wet op de inkomstenbelasting 1964 is vastgesteld. Het Hof verklaarde het beroep van belanghebbende gegrond, vernietigde de bestreden uitspraak van de Inspecteur en verlaagde de aanslag tot een belastbaar inkomen van ƒ 47.871,-.

Daarnaast werd de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van het door belanghebbende gestorte griffierecht en de proceskosten. De uitspraak werd op 29 augustus 2002 aan de partijen verzonden. Het Hof benadrukte dat belanghebbende binnen vier weken na de verzenddatum schriftelijk kan verzoeken om de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke uitspraak, waarbij het Hof de inhoud van de uitspraak niet opnieuw zal beoordelen.

Uitspraak

BELASTINGKAMER
Nr. 99/00670
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
PROCES VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK
Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, elfde enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep X te Y (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid Particulieren te P van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur), op het bezwaarschrift betreffende de hem opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1996.
De mondelinge behandeling
De mondelinge behandeling heeft plaatsgehad met gesloten deuren ter zitting van het Hof van 13 augustus 2002 te 's-Hertogenbosch.
Aldaar zijn verschenen en gehoord XX, door belanghebbende gemachtigd om tijdens de mondelinge behandeling namens hem op te treden, bijgestaan door de echtgenote van belanghebbende. Namens de Inspecteur is verschenen A.
Na behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 27 augustus 2002, de volgende mondelinge uitspraak gedaan.
De beslissing
Het Hof:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden uitspraak;
- vermindert de aanslag tot een naar een belastbaar inkomen van ƒ 47.871,-;
- gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het door deze gestorte griffierecht ad € 38,57 (ƒ 85,-) vergoedt;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 6,80 en wijst de Staat der Nederlanden aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
De gronden
1. Tussen partijen is in geschil of belanghebbende de door hem betaalde ziektekosten van zijn zoon ad ƒ 10.303,- als buitengewone lasten in aftrek mag brengen. De Inspecteur is van mening dat deze kosten niet op belanghebbende hebben gedrukt omdat de zoon en zijn partner voldoende draagkracht hadden om deze kosten zelf te voldoen. Belanghebbende is daarentegen van mening dat het inkomen van zijn zoon (en diens partner) niet relevant is voor de aftrek van ziektekosten en concludeert tot vernietiging van de uitspraak en tot aftrek van alle door hem betaalde ziektekosten van zijn zoon. De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak en vermindering van het belastbaar inkomen met ƒ 102,- tot ƒ 58.174,- omdat hij bij de aanslagregeling en de uitspraak op bezwaar de drempel van de ziektekosten onjuist heeft berekend.
2. Nu noch uit de tekst van de wet, noch uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever de aftrek van ziektekosten op de voet van artikel 46, eerste lid, aanhef en onderdeel b van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: Wet IB) afhankelijk heeft willen stellen van enig criterium samenhangende met het inkomen of vermogen van degene voor wie de onderwerpelijke kosten zijn betaald, is het Hof van oordeel dat de door belanghebbende betaalde ziektekosten van zijn zoon aftrekbaar zijn voorzover zij hoger zijn dan de in artikel 46, eerste lid, aanhef en onderdeel b van de Wet IB genoemde drempel en dat derhalve de draagkracht van de zoon buiten beschouwing dient te blijven. Het gelijk is derhalve aan de zijde van belanghebbende.
3. Gezien het voorgaande kunnen belanghebbendes overige grieven, te weten dat sprake is van opgewekt vertrouwen op grond van de brochure "Buitengewone lasten" en dat de uitspraak op bezwaar ondeugdelijk is gemotiveerd, wat er ook van zij, onbesproken blijven.
4. Gelet op al het vorenstaande dient te worden beslist zoals hiervoor vermeld.
De proceskosten en het griffierecht
Nu belanghebbende in het gelijk is gesteld, acht het Hof termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van dit beroep bij het Hof in redelijkheid heeft moeten maken. Het Hof stelt deze kosten in goede justitie, mede gelet op het bepaalde in het Besluit proceskosten fiscale procedures, op de reiskosten per openbaar vervoer 2e klasse, een retour Y-'s-Hertogenbosch, voor het bijwonen van de zitting, zijnde € 6,80.
Mede gelet op artikel 5, lid 7, eerste volzin, van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken dient de Inspecteur aan belanghebbende het door hem gestorte griffierecht van € 38,57 (ƒ 85,-) te vergoeden.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
Aldus vastgesteld op 27 augustus 2002 door N. van Beelen, lid van voormelde Kamer en op die datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van M.A.M. van den Broek, griffier.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden
op: 29 augustus 2002
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak dit gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).
Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht voor belanghebbende € 68,07.
Het bestuursorgaan is voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak een griffierecht van € 68,07 verschuldigd.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.